• Bestuur
  • Commissiestukken Vaststellen Bestemmingsplan Brandevoort II

Commissiestukken Vaststellen Bestemmingsplan Brandevoort II

Documentdatum 24-10-2006
Bestuursorgaan Commissie Ruimtelijk Fysiek
Documentsoort Commissiestukken
Samenvatting

B~hoortbii,~ge~anr. {J"I." I .LO' \oe(2.,%~,"I"'"

datumvergaderir1Q z..YkQA..,fH , <<."" "

, GII!:II'III!.e'n'lle "He.lm 0 nel

Commissie-format

Verzoek College van B en W voor Commissiebehandeling.

Vastgesteld in B en W vergadering van: 10 oktober 2006

Onderwerp: vaststelling bestemmingsplan Brandevoort 11

Inhoud:

Het ontwerpbestemmingsplan Brandevoort 11 betreft het 2e deel van de wijk Brandevoort, waarmee de wijk

wordt voltooid. De 2e fase fase van Brandevoort omvat zo'n 3000 woningen en 34 ha bedrijventerrein. De

basis voor de inhoud van het plan is neergelegd in achtereenvolgens het structuurplan Brandevoort 11 en het

masterplan Brandevoort De Voltooiing, de actualisering van het 1e masterplan uit 1997.

Parallel aan de onwikkeling van het nieuwe masterplan is een 5MB/MER-rapport opgesteld; 5MB staat voor

strategische milieu beoordeling en MER voor milieueffectrapportage. In het 5MB/MER-rapport wordt via een

meest milieuveriendelijk alternatief (MMA) gekomen tot een voorkeursalternatief (VKA). Dit

voorkeursalternatief vormt de basis van de inhoud van het bestemmingsplan.

De resultaten van het gevoerde wettelijk overleg, alsmede het toetsingsadvies van de Commissie voor de

milieueffectrapportage, worden behandeld in paragraaf 10 van de plantoelichting.

De wettelijke terinzagelegging heeft geleid tot in totaal 22 schriftelijke zienswijzen, welke worden

samengevat en becommentarieerd in de sepatate nota zienswijzen.

Ten opzichte van het ontwerpplan worden een aantal wijzigingen voorgesteld. In ons voorstel aan de raad

worden deze wijzigingen puntsgewijs opgesomd.

Financiële aspecten en dekking:

-

Met dit verzoek mee te zenden stukken:

- voorontwerp bestemmingsplan Brandevoort 11

- concept raadsbijlage

- concept raadsbesluit

- nota zienswijzen + overzichtskaart reclamanten

- kaarten met voorstel wijzigingen

Het college van B en W verzoekt:

om behandeling in de raad van 7 november 2006, waarbij rekening gehouden dient te worden met de

adviezen van de commissie RF d.d. 24 oktober 2006.

De commissie MOE d.d. 12 oktober 2006

150 BP Brandevoort 11 (2)

Pagina 1 van 2

Nota zienswijzen ontwerp bestemmingsplan "Brandevoort 11"

I Reklamant

I Inhoud zienswijzen

I commentaar

1. Gemeente Ge/drop-Mier/o, a. De gemeente Geldrop-Mierlo verwijst naar haar a. De aangehaalde reactie bevatte een verzoek

Postbus 10101, 5660 GA reactie op het ontwerp van het Algemeen om betrokken te worden bij de invulling van de

Ge/drop. Structuurplan (ASP); deze reactie had planranden van Brandevoort. Daarop is

ondermeer betrekking op de plannen voor de geantwoord dat bij de onderhandelingen over

i afronding van de wijk Brandevoort . het toenmalige grondgebied van Mierio -

Gemakshalve wordt naar de inhoud verwezen. waarop nu de wijk Brandevoort wordt

gerealiseerd - tussen de beide gemeenten is

afgesproken dat de (toenmalige) gemeente

Mierio de realisatie van de plan randen voor haar

, rekening zou nemen. Ambtelijk en bestuurlijk

overleg daarover is inmiddels gaande, binnen

de condities van het toenmalige raadsbesluit

d.d. 18 november 1994 van de gezamenlijke

gemeenteraden van Mierio en Helmond (zie

blad 17 plantoelichting).

:

b. In hef ontwerpplan is de Broekstraat ter hoogte b. De Broekstraat e.o. wordt ten westen en in het

van de hoogspanningsleiding onderbroken. Uit noorden begrensd door landgoed Gulbergen en

het gevoerde overleg met de gemeente. ten zuidwesten door Luchen, een

Helmond is gebleken dat Helmond voornemens nieuwbouwlocatie in Mierio waarvoor tevens

is deze route in elk geval voor gemotoriseerd een bestemmingsplan ontwikkeld wordt. Ten

verkeer af te sluiten. Daarnaast heeft de oosten ligt het plangebied Brandevoort 11. De

gemeente Nuenen vergevorderde plannen om gemeente Nuenen wil de verbinding tussen

de Vaarleseweg voor gemotoriseerd verkeer af Mierio en Nuenen gesloten verklaren voor

te sluiten in relatie tot de ontwikkeling van gemotoriseerd verkeer en de brug over de A

Gulbergen, hetgeen bevestigd lijkt te worden 270 omvormen tot fietspad. Helmond wil deze

door in dit plan op deze verbinding de fietsverbinding doorzetten richting station

bestemming "Woongebied 11" te leggen met een Brandevoort. Daarnaast willen Nuenen en

aanduiding voor het VLlTS-fietspad. Daarnaast Helmond een nieuwe aansluiting op de A 270

is in het verleden reeds besloten tot een van waaruit Gulbergen en Brandevoort 11

afsluiting van de Stepekolk. Een nieuwe worden ontsloten.

afsluiting bovenop de voorgenomen afsluitingen Aan de Broekstraat liggen zo'n 40 woningen

leidt tot een meer geïsoleerde ligging van het waarvan een aantal tevens agrarisch bedrijf zijn.

gebied rondom de Broekstraat en Heiderschoor. Bij afsluiting van. de Broekstraat als doorgaande

Zoals bekend is de bereikbaarheid van dit verbinding voor autoverkeer blijven genoemde

gebied toch al niet optimaal. Bij een extra woningen vanuit Geldrop-Mierlo toegankelijk via

afsluiting van de Broekstraat wordt dit gebied de Burg.Termeerstraat. De aansluiting van de

afhankelijk van de kruising met het Eindhovens Burg.Termeerstraat op de Geldropseweg wordt

Kanaal richtinQ BurQemeester Termeerstraat; verbeterd zodat ook Luchen via deze route Qoed

Gemeente Helmond / SB / ROV / 21-50 k /12 oktober 2006

1

.:'

Nota zienswijzen ontwerpbestemmingsplan "Brandevoort 11"

I Reklamant

I Inhoud zienswijzen

I commentaar

B&W van Geldrop-Mierlo achten dit niet

wenselijk. Indien de Stepekolk en de

Vaarleseweg worden afgesloten en de

Broekstraat niet geeft een doorrekening van het

regionale verkeersmodel een intensiteit van

1600 motorvoertuigen per etmaal in 2020, wat

geen onacceptabele hoeveelheid sluipverkeer

is. B&W verzoeken de mogelijkheid van een

veerbinding via de Broekstraat, ten zuiden van

het spoor, op de Voort nader te bezien.

Gemeente Helmond / SB / ROV /21-50 k /12 oktober 2006

ontsloten kan worden. De gemeente Helmond

heeft bij de ontwikkeling van Brandevoort het

uitgangspunt gehanteerd dat er geen

sluipverkeer tussen de diverse wijken en

wijkdelen mocht ontstaan; dit uitgangspunt is

vastgelegd in het masterplan uit 1997. Daarom

zijn in Brandevoort I alle verbindingen tussen

Brandevoort en Mierlo-Hout afgesloten. Dit

uitgangspunt wil Helmond handhaven. Indien er

een verbinding zou komen tussen Mierio en de

Voort (en daarmee op de nieuwe aansluiting op

de A 270) zou dit volgens het verkeersmodel

van de gemeente Helmond leiden tot 2500

motorvoertuigen per dag in 2015 en geen 1600;

zodra Luchen ontwikkeld wordt stijgt dit aantal

tot 4000 motorvoertuigen per dag. Dit is een

voor Helmond onacceptabel aantal niet

wijkgerelateerd sluipverkeer; dat dwars door

een woonwijk gaat. .

\

2

Nota zienswijzen ontwerp bestemmingsplan "Brandevoort 11"

I Reklamant

!Inhoud zienswijzen

I commentaar

2. Stichting Rechtsbijstand, a. De heer Manders van VOF Manders-Kuijpers Het bedrijf is inderdaad wegbestemd. De bedrijfsvoering kan

Postbus 10100 5000JC heeft een pluimveebedrijf met woning. Hij wil het nadat het bestemmingsplan rechtskracht heeft gekregen tijdelijk

Tilburg, namens bedrijf uitbreiden en heeft daartoe een aanvraag onder het overgangsrecht worden voortgezet. De heer Manders

A.Manders, Kranenbroek om milieuvergunning en een aanvraag om zal middels verwerving door de gemeente schadeloos worden

1, 5707 DC Helmond. bouwvergunning ingediend. Het nieuwe gesteld. De onderhandelingen daartoe zijn gaande.

ontwerpbestemmingsplan beperkt de

uitbreidings- en gebruiksmogelijkheden van het

bedrijf.

Het bedrijf en de woning krijgen de bestemming

WG 11 (woongebied) in het nieuwe plan. Het

bedrijf is dus wegbestemd en kan niet meer

uitbreiden. In het plan wordt nergens over het

bedrijf gesproken, terwijl andere bedrijven wel

genoemd worden. Alvorens verder wordt

gegaan met de procedure dient duidelijkheid te

worden verschaft over de bedrijfsverplaatsing.

Dhr.Manders vraagt zich af hoe hij

gecompenseerd gaat worden. Het plan is nu in

strijd met de rechtzekerheid.

b. Het bedrijf komt straks midden in een

woongebied te liggen, terwijl er op grond van de Zie hierboven ad a.

VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering een

afstand van 300 m moet worden gehanteerd;

deze afstand kan niet worden gehaald, zodat

het bestemminsplan hiermee in strijd is.

c. Dhr.Manders vreest schade door de

bouwactiviteiten en de toename van verkeer. Zie ad a.

Een pluimveebedrijf is kwetsbaar, vleeskuikens Het is zaak het bedrijf tijdig te beëindigen en/of te verplaatsen.

zijn stressgevoelig waardoor ze minder snel

groeien hetgeen leidt tot inkomensderving.

d. Verzocht wordt om het bestemmingsplan niet

vast te stellen, dan wel aan de zienswijze Aangezien de zienswijze uitgaat van handhaving van het bedrijf

tegemoet te komen. ter plaatse kan hieraan onmogelijk tegemoet worden gekomen.

Gemeente Helmond / SB / ROV / 21-50 k /12 oktober 2006

3

Nota zienswijzen ontwerpbestemmingsplan "Brandevoort 11"

I Reklamant

I Inhoud zienswijzen

I commentaar

3. Gierzwaluwbescherm ing De zienswijze heeft betrekking op het ontbreken van een Het gemeentelijk beleid voorziet niet in een verplichting om in

Nederland, p/a J . van der maatregel die voorziet in het bouwen van nestelgelegenheid het kader van Duurzaam Bouwen nestelgelegenheid voor

Rijt, Hendrik Mesdagstraat voor vogels en vleermuizen. vogels en/of vleermuizen te bieden. Een dergelijke verplichting

11,5702 VK Helmond. Helmond verstedelijkt, doordat de stadsrand zich uitbreidt valt o.i. ook buiten het kader van het bestemmingsplan.

verliezen steeds meer vogels hun biotoop. Brandevoort II Niettemin zal aan de realisatoren in overweging worden

beslaat 210 ha. met bodem leven, waterleven, planten, dieren en gegeven om waar mogelijk de gevraagde voorzieningen op te

insecten, leven dat een andere plek moet zoeken. Er zijn goede nemen.

mogelijkheden om vogels en vleermuizen daarbij te helpen. Het

gaat daarbij om kleine aanpassingen aan huizen en

bouwwerken die bepalen of zwaluwen kunnen broeden of niet.

Echter, in de basis lijst van vaste maatregelen voor Duurzaam

Bouwen is het punt nestelgelegenheid voor vleermuizen en/of

vogels niet opgenomen. Volgens het Convenant van het SRE is

duurzaam bouwen meer dan milieuvoorzieningen aanbrengen,

ook het omgevingsmilieu is belangrijk.

De relevante informatie over nestelgelegenheden voor de

gierzwaluw is bij de gemeente aanwezig.

De volgende argumenten onderbouwen deze zienswijze:

- vogels vergroten onze verbondenheid met de natuur;

- zwaluwen zijn belangrijk als insectenbestrijders;

- neststenen in gevels inbouwen is een eenvoudige maatregel.

Ze bieden plaats aan gierzwaluwen, maar ook aan huismussen

en vleermuizen.

4. M.Revenboer- van De heer en mevrouw van Revenboer maken in principe geen Van de bemerkingen wordt kennisgenomen.

Oorschot en H.Revenboer, bezwaar tegen de bouwplannen in Brandevoort maar hebben Het voorkomen van schade door bouwwerkzaamheden is een

Stepekolk 16, 5706 KG een aantal aandachtspunten. zaak voor de realisator van een bouwproject.

Helmond. Hun boerderij staat met haar fundering op de kale grond. De boerderij Stepekolk 16 is opgenomen binnen de bestemming

Bouwen in de buurt kan daarom schade aanrichten door bijv. Woongebied 11 met de aanduiding "bestaande woning", hetgeen

heien of langsrijden vrachtwagens vol zand; verzocht wordt om betekent dat de boerderij kan worden gehandhaafd.

dit te voorkomen. Indien de aangebrachte sloot onverhoopt niet in stand zou

De grond op hun kavel zou leemlagen bevatten. De blijven, dan komt er een adequaat drainagesysteem voor in de

wateroverlast hierdoor is opgelost sinds de gemeente een sloot plaats.

heeft aangelegd rond de kavel. Voor wat betreft eventuele schade kan het volgende worden

opgemerkt. Met de aannemers zullen afspraken worden

gemaakt om schade aan de bestaande woningen zoveel

mogelijk te voorkomen. Er zal een nul-meting plaatsvinden en er

Gemeente Helmond / SB / ROV /21-50 k /12 oktober 2006

4

Nota zienswijzen ontwerp bestemmingsplan "Brandevoort 11"

1 Reklamant

!Inhoud zienswijzen

! commentaar

zal bij voorkeur worden gekozen voor boren in plaats van heien.

Eventuele schade die toch zal optreden zal worden vergoed.

Voor de boerderij staan drie grote kastanjebomen. De familie Voor wat betreft de kastanjebomen kan worden gesteld dat deze

van Revenboer gaat er van uit dat de Stepekolk hier niet gehandhaafd kunnen worden, aangezien de gemeentelijke inzet

verbreed of verlegd gaat worden, zodat de kastanjebomen is om sluipverkeer over de Stepekolk te weren; van een

kunnen blijven staan. verbreding van de weg zal derhalve geen sprake zijn.

De familie van Revenboer zou het onplezierig vinden als de De exacte locatie van de appartementencomplexen is nog niet

gebouwen met 25 appartementen direct achter hun kavel bekend.

zouden komen. Zij verwachten dit niet, aangezien zulke

gebouwen meestal langs grotere wegen of plekken met uitzicht

op bijv. een ecozone worden geplaatst. In plaats van bezwaren

in te dienen gaat hun voorkeur uit naar goed overleg hierover.

5. J.M.J.Raaijmakers, Indiener van de zienswijze bewoont het voormalige De boerderij Medevoort 20 valt gedeeltelijk binnen de

Medevoort 20, 5707 DD bedrijfsgedeelte van de boerderij Medevoort 20. Door het plan bestemming Woongebied 111 met de aanduiding woongebied

Helmond. Brandevoort II en met name het creëren van de Marke met zijn lage dichtheid en gedeeltelijk binnen Groendoeleinden,

gesloten bouwblokken en een hoge woningdichtheid, alsmede ecologische ontwikkeling en waterhuishouding; het pand kan

door het veranderen van het karakter van de Medevoort is zijn onmogelijk worden gehandhaafd en dient derhalve door de

way of life op deze locatie niet langer te handhaven. gemeente worden verworven.

Dhr.Raaijmakers noemt een gedeelte van een perceel verderop

aan de Medevoort (U2275) en een gedeelte van een perceel De alternatieve locaties zullen - hoewel feitelijk geen zaak voor

aan de Lieshoutseweg als alternatieve locatie. de gemeente -bij de onderhandelingen worden betrokken.

6. ZL TO namens G.M.M. van Dhr. van den Heuvel exploiteert een agrarische onderneming. Het agrarische bedrijf Medevoort 11 ligt tegenover het

den Heuvel, Medevoort 11, Het bedrijf komt te liggen vlakbij de wijk Brandevoort. Hij voorziet plangebied Brandevoort I ten noorden van het spoor. Het

5707 DD Helmond. dat dit zal leiden tot beperkingen in zijn bedrijfsactiviteiten. plangebied Brandevoort 11 ligt op meer dan 300m afstand. Het is

Verdere beperkingen kunnen verstrekkende financiële weinig aannemelijk dat Brandevoort 11 beperkingen zal opleveren

consequenties hebben. Het desbetreffende gebiedje is voor het bedrijf.

bovendien voorzien als uitloop voor de omliggende wijken, wat

een grote druk gaat geven.

Dhr. van den Heuvel ervaart e.e.a. als onrechtvaardig en voelt Voor wat betreft de bereikbaarheid van het bedrijf wordt

zich onevenredig benadeeld. Hij wijst erop dat van essentieel gewezen op het collegebesluit om de Medevoort (in ieder geval

belang is dat de bereikbaarheid van het bedrijf gegarandeerd voorlopig) open te houden.

blijft, hij vreest voor afsluitingen ter voorkoming van sluipverkeer.

Tot slot vraagt hij aandacht voor de stankcirkels die De stankcirkel van het bedrijf loopt niet over het plangebied van

samenhangen met zijn milieuvergunning en verzoekt hier Brandevoort 11.

rekenina mee te houden.

Gemeente Helmond / SB / ROV / 21-50 k /12 oktober 2006

5

Nota zienswijzen ontwerp bestemmingsplan "Brandevoort 11"

I Reklamant

I Inhoud zienswijzen

I commentaar

7. Brabantse Milieufederatie, De Milieufederatie maakt haar zienswijze kenbaar in

Postbus 591,5000 AN samenspraak met de Stichting Middengebied.

Tilburg. a. Uitgangspunt bij de planontwikkeling in Noord- a. Het is onjuist dat het financieel aspect zwaarder zou wegen

Brabant is de gelijkwaardigheid van economie, dan natuur en milieu. Er worden grote inspanningen gedaan om

natuur en milieu. In dit plan wordt volgens de de natuur die verloren gaat ruim te compenseren.

milieufederatie het financiële aspect te zeer In het 5MB/MER-rapport zijn het MMA en het

benadrukt. Voor wat betref het compact bouwen Voorkeursalternatief met elkaar vergeleken. In het

staat de keuze voor grotere dichtheden in De voorkeursalternatief is op enkele onderdelen beperkt afgeweken

Marke tegenover lagere dichtheden in de van het MMA om in grotere mate tegemoet te kunnen komen

Buitens. De milieufederatie ziet niet waarom in aan het programma van eisen voor Brandevoort 11. Het

de MER-studie wordt afgeweken van het MMA belangrijkste onderscheid tussen de 2 varianten wordt inderdaad

(meest milieuvriendelijke alternatief) om te veroorzaakt door de keuze voor meer uitgeefbaar terrein in het

komen tot het Voorkeursalternatief. Door het voorkeursalternatief. .

grotere ruimtebeslag voor woningen in het Primair doel is het realiseren van een wooh- en werkgebied.

Voorkeursalternatief worden vooral de Daarbij zijn de eisen van economie, natuur'en milieu afgewogen.

kwetsbare lagere gebiedsdelen onnodig De lagenbenadering is daarbij toegepast,ifietgeen niet wil

vergraven, opgehoogd en verstoord; hetgeen in zeggen dat er geen ingrepen gaan plaatsvinden in het gebied.

tegenspraak is met de zogenaamde

lagenbenadering. Door de aanwezige variatie in

bodemgesteldheid kan in dit plan goed worden

uitgegaan van de natuurlijke gesteldheid.

b. De realisering van de ecologische b. Op dit moment is de Papenvoortse Loop niet ingericht als

verbindingszone langs de Schootense Loop in ecologische verbindingszone. In de nieuwe situatie is er een

Brandevoort I doet het ergste vrezen met strook van gemiddeld 75 m breed voor gereserveerd. Die wordt

betrekking tot de Papenvoortse Loop in het via groenstructuren rond de Marke verbonden met de

voorkeursalternatief van Brandevoort 11. Door Schootense Loop. Dat biedt kansen voor natuur. De situatie in

het combineren van een EVZ met een nieuwe stedelijk gebied is anders dan die in het buitengebied. In

weg en een vrijliggend fietspad in een stedelijk gebied moeten naast ecologische functies

versmalde groene zone met extra kunstgrepen voorzieningen voor recreatief gebruik worden gerealiseerd. De

in de waterloop, kan nooit een volwaardige condities zijn aanwezig om met een goed inrichtings- en

ecologische verbindingszone worden beheersplan die functies tot hun recht te laten komen.

gerealiseerd, Iaat staan gehandhaafd.

c. De groenstroken op het bedrijventerrein tussen c. De beide scheggen zijn voldoende ruim voor

de bedrijfsblokken (scheggen) hebben meer natuurontwikkeling. Bij de keuze voor 2 scheggen in plaats van

waarde voor het aanzien van de bedrijven dan één groenzone hebben ook stedenbouwkundige overwegingen

voor natuur en landschap. In plaats van de 2 een rol gespeeld. De scheggen dienen o.a. als geleding van het

scheggen biedt één robuuste groenzone meer bedrijvenpark, ook het aanzicht van het bedrijvenpark vanaf de

kansen aan behoud en ontwikkeling van natuur A 270 speelt een rol.

en milieu. De voorkeur van de milieufederatie

Gemeente Helmond / SB / ROV / 21-50 k /12 oktober 2006

6

Nota zienswijzen ontwerp bestemmingsplan "Brandevoort 11"

I Reklamant

I Inhoud zienswijzen

I commentaar

gaat daarom uit naar een meer compacte, thans

op alle fronten gepropageerde zuinige

bestemming van bedrijventerreinen.

d. Het concept van de verkeerstructuur van d. Zoals uiteengezet onder 1 ad b. streeft de gemeente Helmond

Brandevoort uit het masterplan wordt naar voorkoming van niet wijkgerelateerd sluipverkeer. Daartoe

fundamenteel doorbroken door zowel worden niet alleen alle bestaande verbindingen tussen

ontsluitingsverkeer als ongewenst doorgaand Brandevoort en de omliggende wijken en dorpen geknipt, maar

verkeer op een geheel andere wijze door de wijk worden tevens verkeersremmende maatregelen op de Voort

te laten lopen. De zo kenmerkende we$telijke genomen. De nieuw aan te leggen Papenvoortsedreef is nodig

groene overgang van de wijk in het om de wijk te ontsluiten, de combinatie van de

i middengebied wordt op een onnatuurlijke Papenvoortsedreef met de nieuwe ontsluiting naar de A 270

manier aangetast. zorgt ervoor dat zo weinig mogelijk aantasting van de groene

overgang naar het middengebied plaatsvindt.

e. De milieufederatie heeft bij de inspraak voor e. De voorstadshalte wordt in december 2006 in gebruik

Brandevoort I er al voor gewaarschuwd dat de genomen. Anno 2006 is er voldoende reizigerspotentieel binnen

druk door de grote automobiliteit zou worden de wijk Brandevoort voor het nieuwe station.

versterkt. Aan facilitering en stimulering van het Vanaf het eerste woonrijpmaken zijn er diverse vrijliggende

fietsgebruik is daarentegen weinig gebeurd. De fietspaden in Brandevoort aangelegd o.a. tussen de wijkdelen

voorstadshalte wordt pas nu gerealiseerd en Schutsboom en De Veste, tussen Schutsboom en Mierlo-Hout

wordt op zijn vroegst 10 jaar na aanvang van de en parallel aan de Brandevoortsedreef. Het fietsverkeer is met

eerste bewoning van Brandevoort in gebruik name ook door de aangebrachte afsluitingen voor

genomen; daarmee is het bieden van gemotoriseerd verkeer een volwaardig alternatief

concurrerende alternatieven voor de vervoersmiddel geworden voor de auto.

automobiliteit niet bevorderd; dit was een

expliciete VINEX-eis.

f. De functie van doorgangsroute voor wijkvreemd f. Zie ad d.

autoverkeer die de Brandevoortsedreef heeft

gekregen, wordt in het ontwerpplan deels

overgenomen door De Voort en de weg langs

de Papenvoortse Loop. Zo wordt het doorgaand

verkeer verder verspreid door de wijk; voor de

wijkbewoners is dit een negatieve ontwikkeling

qua gezondheids- en milieubelasting. De

oversteekbaarheid voor fietsers zal door de

verkeersdrukte op De Voort afnemen.

Gemeente Helmond / SB / ROV / 21-50 k /12 oktober 2006

7

Nota zienswijzen ontwerpbestemmingsplan "Brandevoort 11"

! Reklamant

!Inhoud zienswijzen

I commentaar

g. De ontsluiting van Gulbergen naar de A270 is g. De gemeente Helmond werkt nauw samen met de gemeente

niet in het plan op de veronderstelde plek Nuenen in de ontwikkeling van een ontsluiting Gulbergen I

meegenomen en kan dus niet als vaststaand en Brandevoort 11. De plaats van de aansluiting/aantakking op de A

meewegend gegeven worden meegenomen. 270 valt buiten het plangebied van Brandevoort li, doch zal

Deze onnatuurlijke en tegenstrijdige westelijke worden opgenomen in het bestemmingsplan Gulbergen van de

poot moet er volgens de milieufederatie niet gemeente Nuenen.

komen. Extra (ongelijkvloerse) maatregelen bij

de kruising Brandevoortsedreef IA 270 en

intensiever inzetten op openbaar vervoer zijn

zinvolle alternatieven

8. Stichting Middengebied, De inhoud van de zienswijze is gelijkluidend aan de Verwezen wordt naar het bovenstaande commentaar op de

Helmondselaan 60, 5702 bovenstaande zienswijze van de Brabantse Milieufederatie. zienswijze van de Brabantse Milieufederatie.

NN Helmond.

:

9. mr. w.G. van Win koop, De cliënten van de indiener van de zienswijze kunnen zich niet

Gloudemans Taxatie- en met hetvoorontwerpplan verenigen.

adviesbureau namens In het provinciaal uitwerkingsplan Zuidoost Brabant - een

dhr.J van den Bosch en uitwerking van het streekplan - staat vermeld dat bij ingrepen in

mw. A Raijmakers alsmede het landschappelijk of stedelijk milieu de aanwezige

mw.H Knoops en dhr.J cultuurhistorische waarden nadrukkelijk in ogenschouw moeten'

Raijmakers Berenbroek 6, worden genomen. Dat uitgangspunt is overgenomen in het

5707 DB Helmond. ontwerp bestemmingsplan Brandevoort 11.

In hoofdstuk 8.2 van de toelichting wordt ingegaan op Zoals door reclamant wordt aangegeven is er in maart 2005

cultuurhistorie en archeoloaie. In het kader van in passing van door het Monumenten advies bureau een rapport opgesteld met

Gemeente Helmond / SB / ROV /21-50 k /12 oktober 2006

8

Nota zienswijzen ontwerpbestemmingsplan "Brandevoort 11"

! Reklamant

!Inhoud zienswijzen

cultuurhistorisch waardevol erfgoed in een nieuw te ontwikkelen

nieuwbouwwijk is opdracht gegeven tot het rapport

"Inventarisatie, beschrijving en cultuurhistorische

waarden bepaling van de boerderijen in het gebied Brandevoort".

Het rapport is opgesteld door het Monumenten Advies Bureau

in maart 2005. In het kader van de rapportage zijn 12

boerderijen onderzocht. Van de 12 boerderijen verdient één

boerderij de status van gemeentelijk monument. Zes boerderijen

zijn van beeld bepalende kwaliteit, waarvan de boerderij

Berenbroek 6 als geheel complex beeld bepalend is. Er wordt

een samenvatting gegeven van de adviezen en voorstellen per

boerderij. Het niet inpassen van boerderijen als Berenbroek 6

(beeldbepalend complex), Diepenbroek 4 (gemeentelijk

momument), Diepenbroek 8 (beeld bepalend object),

Diepenbroek 16 (beeld bepalend object), Kranenbroek 2

(beeldbepalend object), en Stepekolk 16 (beeldbepalend)

worden in het ontwerpplan niet gemotiveerd terzijde gelegd. De

gemeente zegt wel rekening te houden met cultureel erfgoed,

maar in de planvorming gebeurt dit te weinig.

Reclamanten vinden dat het behoud van de boerderij

Berenbroek 6 moet worden nagestreefd. Indien inpassing in het

businesspark Brandevoort niet mogelijk is, dan dient te worden

getracht om de boerderij elders in de omQevinQ in te passen;

Gemeente Helmond / SB / ROV / 21-50 k /12 oktober 2006

! commentaar

daarin de cultuurhistorische waardebepaling van de boerderijen

in Brandevoort 11.

Uit dit onderzoek blijkt (ook na nader onderzoek van de panden

Diepenbroek 4 en 8) dat alleen het pand aan de Doornweg 18 in

aanmerking komt voor de status van gemeentelijk monument.

De overige panden zijn in de huidige omgeving wel als

beeldbepalend te kwalificeren, maar hebben niet voldoende

kwaliteiten om in aanmerking te komen voor gemeentelijk

monument, ook Diepenbroek 4 niet.

- Het pand aan de Doornweg is gelegen binnen de bestemming

woongebied I en heeft de aanduiding "cultuurhistorische

waardevolle bebouwing", in deze bestemming wordt behoud en

herstel van deze bebouwing voorgeschreven.

- Het overgrote deel van de verder onderzochte boerderijen

zijn panden die als bestaande bebouwing een binnen de

desbetreffende bestemming passende functie kunnen krijgen;

dit betreft met name Berenbroek 6, Diepenbroek 16,

Kranenbroek 2. Kranenbroek 3 en Stepekolk 16. Dit geldt

overigens ook voor een aantal bestaande woningen in de

buitens.

- De woningen en boerderijen gelegen binnen het nieuwe

woongebied 'De Marke' kunnen niet in de verkaveling worden

opgenomen. Zij hebben daarom geen aanduiding 'bestaande

woning' gekregen. In het door de gemeenteraad vastgestelde

masterplan Brandevoort De VoltooiIng is het principe van een

dichtbebouwde Marke met ruim opgezette buitens vastgelegd.

De verkaveling van de Marke is te vergelijken met die van de

Veste.

In De Marke worden gesloten bouwblokken toegepast om op die

manier een hoge dichtheid te verkrijgen in de nabijheid van het

station.

- In de toelichting zal de motivatie van de wegbestemde panden

in het plangebied De Marke worden opgenomen.

Het pand Berenbroek 6 kan als bebouwing binnen de

bestemming Bedrijfsdoeleinden worden gehandhaafd. De

functie wonen kan echter niet worden gehandhaafd i v m de

ontwikkelinQsmoQeliikheden van het totale bedrijvenpark. In het

9

Nota zienswijzen ontwerpbestemmingsplan "Brandevoort 11"

I Reklamant

1 O. P.J. van den Heuvel,

Medevoort 10, 5707 DD

Helmond.

11. P.van de Heuvel,

Diepenbroek 3, 5706 DA

Helmond.

I Inhoud zienswijzen

technisch en fysiek is dit mogelijk.

Dhr. van den Bosch bezit percelen grond aan het Geeneind in

Stiphout en daar wil men de boerderij naartoe verplaatsen. Het

provinciaal uitwerkingsplan Zuidoost-Brabant zou deze

ontwikkeling mogelijk maken. Het plan gehucht Geeneind is als

bijlage aan de zienswijze gehecht.

Als grondeigenaar is 'dhr. van den Heuvel in het verleden reeds

in zijn eigendom beknot door de vestiging van de Wet

Voorkeursrecht Gemeenten. Daarom is geprobeerd om

onderhandelingen te starten voor een grondruil met de

gemeente. De opstelling van de gemeente was zodanig dat er

geen sprake was van een reële deal. Ook de bedragen

waarvoor de gemeente grond wil verwerven zijn niet van deze

tijd.. Daarom rest dhr. van den Heuvel geen andere mogelijkheid

dan om bezwaar aan te tekenen tegen het plan omdat er met

hem als grondeigenaar niet correct wordt omgegaan.

Dhr. van de Heuvel vreest in de toekomst in zijn woon- en

werksituatie te worden belemmerd door het plan Brandevoort 11.

De onderhandelingen met de gemeente Helmond staan op een

laag pitje wegens het ontbreken van een hervestigingslocatie.

De ontwikkelingen op Brandevoort 11 zal extra verkeersdruk

veroorzaken, terwijl dhr. van de Heuvel nog jaren op zijn huidige

locatie moet blijven wonen. Deze onzekere toekomst noodzaakt

hem bezwaar te maken tegen het ontwerpbestemmingsplan.

Ook wil hij de gemeente nu al aansprakelijk stellen voor

eventuele toekomstige planschade.

Gemeente Helmond / SB / ROV /21-50 k /12 oktober 2006

I commentaar

pand kan een aan het bedrijvenpark gerelateerde functie

gerealiseerd.

Ambtshalve wordt voorgesteld om in de toelichting te wijzen op

de mogelijkheid om het pand te handhaven en een andere

functie te geven. Daarbij telt het feit dat bij het ontwerp van de

brandweerkazerne de aanwezigheid van de boerderij mede als

uitgangspunt is genomen.

Een eventuele verplaatsing van de boerderij naar een andere

locatie valt buiten het kader van dit bestemmingsplan.

De zienswijze bevat geen inhoudelijke bezwaren tegen het plan.

De onderhandelingen tussen de gemeente en de indiener zullen

worden voortgezet. Van de opmerkingen van de indiener van de

zienswijze in dit verband wordt kennisgenomen.

Het bedrijf van dhr. van de Heuvel is wegbestemd. De

bedrijfsvoering kan nadat het bestemmingsplan rechtskracht

heeft gekregen tijdelijk worden voortgezet onder het

overgangsrecht. De onderhandelingen om te komen tot

verwerving door de gemeente zullen worden voortgezet. Van de

opmerkingen van reclamant hierover wordt kennisgenomen.

10

Nota zienswijzen ontwerpbestemmingsplan "Brandevoort 11"

I Reklamant

12. ZL TO Helmond-Mier/a, p/a

Burg. Verheugtstraat 70,

5731 AL Mier/a.

!Inhoud zienswijzen

De ZL Ta brengt enkele zaken onder de aandacht. Zij wijst op

het participeren van de ZL Ta in de Adviescommissie Agrarische

Bedrijven Brandevoort (AABB); het lijkt haar verstandig om deze

commissie in stand te houden. Er moeten nog een aantal

bedrijven uit Brandevoort verplaatst worden, waarbij de AABB

een belangrijke taak heeft. De ZL Ta acht het zinvol om op korte

termijn diverse zaken met de commissie aan de orde te stellen,

zoals de bereikbaarheid van de bedrijven tijdens de uitvoering

van het bestemmingsplan, de plan randen zoals aan de

Medevoort en de Broekstraat. Terughoudendheid met de

afsluiting van wegen vindt men gewenst. Voor zowel boer als

burger is het belangrijk dat de hindercirkels rond de bedrijven

gerespecteerd worden, behoudens bij volledige

overeenstemming. Aandacht wordt gevraagd voor mogelijke

verdrogingen door grondwaterpeilverlaging veroorzaakt door de

bouwwerkzaamheden. '

In de directe nabijheid van het plangebied zijn bedrijven

gevestigd zoals aan de Medevoort en Veedrift, die hun

bedrijfsvoering zullen voortzetten. In navolging van haar reactie

op het Algemeen Structuurplan 2015 pleit de ZL Ta ervoor om

die boeren de gelegenheid te geven om hun bedrijven bij de tijd

te houden. Zij spreekt de wens uit dat de gemeente Helmond

zich maximaal zal inspannen om de bedrijven die moeten wijken

voor de stadsuitbreiding zich op een verantwoorde manier te

laten herhuisvesten., in de stad zelf of daarbuiten. In

Brandevoort I hebben mensen die hun bedrijf beëindigden de

mogelijkheid gekregen om aan de Brand en de Kaldersedijk een

kavel te kopen en een woning te bouwen, hetgeen gewaardeerd

is. Volgens de ZL Ta verdient het aanbeveling om ook in fase 2

di~ mogelijkheid te geven.

Gemeente Helmond / SB / ROV / 21-50 k /12 oktober 2006

I commentaar

De Adviescommissie Agrarische Bedrijven Brandevoort (AABB)

zal nog in de loop van dit jaar (2006) bijeen worden geroepen.

Daarbij zullen alle door het ZL Ta aangehaalde onderwerpen

aan de orde worden gesteld. Van de opmerkingen en suggesties

van het ZL Ta wordt kennisgenomen.

Voor wat betreft de afsluiting van wegen wordt verwezen naar

het commentaar onder 1 sub b.

11

Nota zienswijzen ontwerp bestemmingsplan "Brandevoort 11"

I Reklamant

I Inhoud zienswijzen

I commentaar

13. H.Manders-Berkers,

Broekstraat 64, 5731 RB Mevrouw Manders-Berkers maakt bezwaar tegen het Vanuit Brandevoort blijft het atelier van mevrouw Manders via de

Mier/o. ontwerpplan; ze heeft een atelier in het pand Broekstraat 64, huidige verbindingen voor de fiets bereikbaar. Het autoverkeer

waarin ze cursussen geeft, maatkleding maakt en kleding dient om te rijden via de Geldropseweg en de

repareert. Ook al heeft ze veel klanten uit Brandevoort, ze is Burg.Termeerstraat. Zie ook het gestelde onder 1 b.

toch bang dat het klanten bestand achteruit gaat wanneer de

Broekstraat geen doorlopende weg blijft. Het is in het belang van

haar bedrijf dat dit vanuit beide richtingen me de auto bereikbaar

blijft.

14. Varkensbedrijf a. De indieners van de zienswijze zijn het oneens Zie onder 1 sub b.

Hazenwinkel B. V, met de moeilijkere bereikbaarheid van de

Heiderschoor 2 5731 RG Broekstraat c.q. Heiderschoor te Mierio, hun

MierIo bedrijven dienen bereikbaar te blijven.

b. De milieucirkel van de bedrijven is onjuist en De stelling van reclamant wordt op geen enkele wijze

beslaat een groter gedeelte in Brandevoort li, onderbouwd. De milieucirkel op de kaart is gebaseerd op de

wat mogelijk de uitvoerbaarheid in gevaar adviezen van de Grontmij, DL V en MDRE.

brengt.

c. Er wordt van uitgegaan dat de bedrijven aan de Voor de gemeente is dit wel het uitgangspunt van

Broekstraat en de Heiderschoor hun onderhandelingen met de desbetreffende bedrijven. Binnen het

stankcirkels verkleinen, dit is onjuist. gebied van de milieucirkel kan immers niet gebouwd worden.

d. De aanwezige 150 KV-hoogspanningsleiding is Deze opmerking is juist. Het tracé van de aanwezige 150 KV

onjuist weergegeven op de tekening. hoogspanningsleiding zal worden gecorrigeerd op de plankaart.

e. Het samenvoegen van de 150 en 380 KV - Het combineren van de hoogspanningsleidingen wordt niet

leiding is niet mogelijk wanneer men dat alleen alleen geregeld in het bestemmingsplan Brandevoort 11. Voor het

regelt in bestemmingsplan Brandevoort 11; gedeelte dat valt binnen het grondgebied van Geldrop-Mierlo is

enkele jaren geleden is het tracé al gewijzigd, dit geregeld in het bestemmingsplan landgoed Gulbergen. Van

nu is het weer anders geprojecteerd. Men wil verdere belemmeringen in de bedrijfsvoering door het wijzigen

geen verdere belemmeringen in de van het tracé is geen sprake, een en ander zal plaatsvinden

bedrijfsvoering door het verplaatsen van de binnen de hiervoor reeds doorlopen procedures.

hoogspann ingsleid ing.

15. Verhoeven Verhuur B. V., De inhoud van de zienswijze is gelijkluidend aan die onder 14. Verwezen wordt naar het commentaar onder 14.

Heiderschoor 2 5731 RG

MierIo

Gemeente Helmond / SB / ROV / 21-50 k /12 oktober 2006

12

Nota zienswijzen ontwerpbestemmingsplan "Brandevoort 11"

I Reklamant

16. H. van Gennip,

Diepenbroek 2 5707 DA

Helmond.

17. Tuincentrum-

Boomkwekerij Peter van

Gennip, Medevoort 29

5707 DD Helmond.

18. F. van den Akker,

Diepenbroek 5A 5707 DA

Helmond.

I Inhoud zienswijzen

De indiener van de zienswijze tekent bezwaar aan tegen het

ontwerp bestemmingsplan. De reden daarvan is de onzekere

toekomst voor zijn bedrijfs- en woonsituatie. Hoewel de

gemeente een voorstel heeft gedaan voor de hervestiging van

het bedrijf moet nog duidelijk worden of het bedrijf op die kavel

valt in te passen. Voor wat betreft zijn woonsituatie is het

onzeker .of het de gemeente lukt om kavels op de Medevoort te

creëren. Een vervangend bestaand object dicht bij het bedrijf is

ook moeilijk. Het zou kunnen dat op sommige punten geen

overeenstemming mogelijk is. Als alles positief verloopt heeft

men geen bezwaar.

De indiener van de zienswijze tekent bezwaar aan tegen het

plan met als reden de onzekere toekomst voor zijn bedrijfs- en

woonsituatie. Het lijkt erop dat het niet mogelijk is een

vervangende locatie voor zijn bedrijf te vinden. Volgens hem

dwarsboomt de gemeente Helmond hem in zijn bedrijfsvoering

door zijn bouwvergunning niet in behandeling te nemen. Voor

wat betreft zijn woonsituatie is het onzeker of het de gemeente

lukt om kavels op de Medevoort te creëren. Een bestaand

vervangend object dicht bij het bedrijf wordt ook moeilijk.

Mevrouw van den Akker verwijst naar de door haar ingediende

bezwaren tegen het voorbereidingsbesluit van 10 januari 2006

en voegt daar de volgende aanvullende bezwaren aan toe.

a. Geluid:

Reclamante plaatst kritische kanttekeningen bij

het akoestisch rapport onderdeel

railverkeerslawaai; de opmerkingen hebben

voornamelijk betrekking op de effecten van

raildempers in combinatie met de effecten van

de geluidsschermen.

b. Gasleidingen/gasverdeelstation:

Voor wat betreft de aan te houden afstanden tot

de hogedruk gastransportleidingen zoals

vermeld in de plantoelichting, wordt

voorbijgegaan aan de inhoud van het dossier

Ëxterne Veiliaheid van VROM, onderdeel

Gemeente Helmond / SB / ROV / 21-50 k /12 oktober 2006

I commentaar

De bezwaren zijn niet gericht tegen de inhoud van het

ontwerp plan. Het bedrijf van reclamant (aanhangerbedrijf

Gehamie) is weg bestemd. De onderhandelingen tussen de

gemeente en de bedrijfseigenaar over verplaatsing dan wel

schadeloosstelling zijn lopende en zullen worden voortgezet.

Van de opmerkingen van reclamant hierover wordt

kennisgenomen.

De bezwaren zijn niet gericht tegen de inhoud van het plan. Het

bedrijf van reclamant is wegbestemd. De onderhandelingen

tussen de gemeente en het bedrijf over verplaatsing dan wel

schadeloosstelling zijn lopende en zullen worden voortgezet.

Voor wat betreft de bouwaanvraag kan worden opgemerkt dat

deze thans onderwerp is van een bezwarenprocedure ingevolge

de AWB. Van de overige opmerkingen van reclamant wordt

kennisgenomen.

Ad a. Geluid:

Verwezen wordt naar de gemeentelijke reactie in het kader van

de bezwaren behandeling tegen de ontheffing spoorweglawaai

Wet Geluidhinder, die wij reclamante en GS hebben doen

toekomen.

Ad b.

De aangehaalde nota Externe Veiligheid staat nog volop ter

discussie. Voor wat betreft de aan te houden afstanden tot de

gastransportleidingen gelden derhalve nog steeds de normen uit

de VROM circulaire "Zonering langs hoge druk

aardgastransportleidingen" uit 1984.De gemeente kan niet

13

Nota zienswijzen ontwerpbestemmingsplan "Brandevoort 11"

I Reklamant

!Inhoudzienswijzen

I commentaar

buisleidingen, waarin staat dat de nu geldende vooruitlopen op mogelijk toekomstige regelgeving.

afstanden in veel gevallen onvoldoende zijn. Ze Het gasreduceerstation nabij de Nledevoort ligt buiten het

moeten of worden verhoogd, dan wel moeten er plangebied oostelijk van de gasleiding in de Brandevoortsedreef;

aanvullende maatregelen worden getroffen. Het het station heeft geen zelfstandige belemmeringenzone.

is volgens reclamante onvermijdelijk dat als de De genoemde leidingen Z-514-01 en Z-514-06 lopen parallel

normen uit 1984 worden gehanteerd, dat op aan het spoor. Om de bouw van het NS-station mogelijk te

termijn sanering van een onveilige situatie nodig maken wordt het tracé verlegd en worden de leidingen

zal zijn. De belemmeringszone van het samengevoegd tot één leiding. De op de plankaart opgenomen

gasverdeelstation is volgens reclamante ten belemmeringenzone van 35 m aan weerskanten vanuit het hart

onrechte niet op de plankaart aangegeven. Voor van de leiding is correct.

de leidingen Z-514-01 en Z-514-06 zou volgens

haar een aangepaste, vergrote breedte van de

belemmeringenzone moeten worden genomen.

c. Afsluiting wegen: Ad c.

Door de afsluiting van de Broekstraat komt het Zie commentaar onder 1 sub b voor wat betreft de motivering

gebied Broekstraat en de bedrijven aan de van de afsluitingen. Daaraan kan worden toegevoegd dat het

Kranenbroek, Diepenbroek en Medevoort zeer pand van reclamante is wegbestemd en door de gemeente zal

geïsoleerd te liggen, waardoor deze schade worden verworven. Van schade voor het bedrijf van reclamante

lijderi. Dit geldt in het bijzonder voor het bedrijf door de afsluitingen zal derhalve geen sprake zijn.

van reclamante.

d. Hoogspanningsleidingen. Ad d.

Het combineren van de 2 bestaande De voor het grondgebied van de gemeente Geldrop-Mierlo

hoogspanningsleidingen heeft ook gevolgen benodigde juridisch-planologische procedures met betrekking tot

voor het grondgebied van de gemeente de hoogspanningsleidingen zijn doorlopen, zie hierboven onder

Geldrop-Mierlo, het is onbekend of die 14 ad e. Het totale verplaatsingstraject is van meet af aan

gemeente aan die verandering wil meewerken.' ontwikkeld in nauwe samenspraak en overleg met Essent, het is

Ook de bereidheid van Essent staat nog niet derhalve onjuist dat de bereidheid van Essent om mee te

vast. Het tracé van de voormalige 150 KV- werken niet vast zou staan.

leiding is onjuist op de plankaart ingetekend. Het tracé van de te verplaatsen 150 KV-leiding zal op de

plankaart van het vastgestelde plan worden gecorrigeerd.

e. Fijn stof: Ad e.

De Europese regelgeving biedt volgens Met betrekking tot het onderwerp luchtkwaliteit wordt verwezen

reclamante geen ruimte voor een versoepeling naar de conclusies van het onderzoeksrapport luchtkwaliteit

van de norm voor fijn stof. De 2e ontsluitingsweg Brandevoort II van buro DHV, een van de bijlagen bij het

naar de A270 zal de luchtkwaliteit negatief 5MB/MER-rapport. De conclusies van het rapport zijn

beïnvloeden. Het aantal stop- en samengevat in par.8.6. van de plantoelichting. De belangrijkste

optrekbewegingen van het verkeer zal conclusie is dat luchtkwaliteit voor fijn stof in Brandevoort /I per

toenemen, bovendien zal een nieuwe weg extra saldo verbetert door met name de beëindiging van de thans

verkeer aantrekken. aanweziqe veehouderijen.

Gemeente Helmond / SB / ROV /21-50 k /12 oktober 2006

14

Nota zienswijzen ontwerpbestemmingsplan "Brandevoort 11"

I Reklamant

I commentaar

19. G.Manders, Broekstraat 64

5731 RB Mier/o.

20. Jan van Gennip,

Broekstraat 42 5721 RB

Mier/o.

'Inhoud zienswijzen

De heer Manders vreest voor klachten uit de nieuwe wijk

vanwege met name geluidsoverlast door zijn waakhond, door

geluidskabaalom vogels te verjagen uit zijn boomgaard, door

zijn pauwen, alsmede voor geurhinder van zijn 20 á 30 schapen.

Hoogspan n ingsleiding:

Zijn bezwaren tegen de hoogspanningsleiding bij de gemeente

Mierio zijn destijds ongegrond verklaard. Wanneer de masten

worden samengevoegd ziet dhr.Manders een verhoging van het

(gezondheids)risico. Gezien de reacties in Brandevoort ziet hij

de waardevermindering als een terecht onderdeel van zijn

bezwaar van destijds. Ook wat betreft het landschapsaanzicht

zal het volgens hem geen verrijking zijn wanneer er twee lijnen

en kruisingen van draden ontstaan. Ook storingen op tv en

andere apparaten zullen niet verbeteren.

Bereikbaarheid:

Als de Broekstraat geen doorlopende straat meer is zal dit

belemmerend zijn voor de verkoop aan huis van de kersen uit

zijn boomgaard.

1. De te verplaatsen 150 KV-hoogspanningsleiding is

foutief op de plankaart ingetekend.

2. De wegenstructuur op de grens met Helmond is niet

uitgewerkt; de bestaande wegen Stepekolk, Broekstraat,

en Vaarleseweg/Mierlosedijk moeten openblijven voor

autoverkeer.

Gemeente Helmond I SB / ROV / 21-50 k /12 oktober 2006

De genoemde vormen van overlast kunnen niet leiden tot

gegronde klachten bij de gemeente. De stankcirkel van

reclamant welke hoort bij zijn milieuvergunning (100 m) valt ruim

binnen de geurhindercontour op de plankaart.

Het perceel Broekstraat 64 valt buiten het plangebied van

Brandevoort 11. Het tracé van de gecombineerde

hoogspanningsleidingen is ter plaatse nog hetzelfde zoals

opgenomen in de vigerende bestemmingsplannen Landgoed

Gulbergen van de gemeente.Geldrop-Mierlo en Buitengebied

1997 van de gemeente Helmond, hierin verandert niets.

Met mogelijke gezondheidsrisico's wordt rekening gehouden

door het in acht nemen van de O,4j..1T-norm als minimale

afstandsmaat ten opzichte van geprojecteerde bebouwing.

Een eventueel verzoek om vergoeding van planschade moet

worden ingediend bij het gemeentebestuur van Geldrop-Mierlo.

Zie voor de motivering van het afsluiten van de Broekstraat het

commentaar onder 1 sub b.

1. Het tracé wordt aangepast op de kaart van het

vastgestelde bestemmingsplan.

2. Zie commentaar onder 1 sub b.

15

Nota zienswijzen ontwerpbestemmingspl.an "Brandevoort 11"

I Reklamant

I Inhoud zienswijzen

I commentaar

3. Het station Brandevoort komt te dicht bij het station 3. Het station komt wel centraal in de wijk Brandevoort te

Mierla-Hout te liggen en niet centraal. Er komen bij he~ liggen. Overigens wordt verwezen naar de criteria van

station onvoldoende parkeerplaatsen. de NS voor stations, waarbij met name wordt gekeken

naar het (potentiële) reizigersaanbod. Zowel

Brandevoort als 't Hout voldoen aan deze criteria.

Zowel aan de noordzijde als aan de zuidzijde van het

station zullen parkeerplaatsen gerealiseerd worden. Aan

de noordzijde komt een P&R-parkeerterrein met 34

plaatsen dat eenvoudig is uit te breiden naar het

dubbele.

4. Her MER-rapport is niet volledig. De wildtunnel onder de 4. De aanwezigheid van ecoduikers zal nog worden

A 270 wordt niet genoemd, wildtunnels onder het spoor vermeld. Het bestemmingsplan Brandevoort 11 beoogt

door komen niet ter sprake., er is geen ecologische hierin geen verandering aan te brengen.

verbinding voor haarwild, marterachtigen en reptielen

vanuit Brandevoort richting MedevoortJCoovels bos.

5. Reclamant kan in de rapporten niet vinden waar in 5. De plek waar de tracée's van de hoogspannings-

Mierio de hoogspanningsleidingen worden leidingen westelijk van Brandevoort samenkomen valt

samengevoegd of langs elkaar komen te liggen. De binnen het plangebied van het bestemmingsplan

5MB/MER is daar ook niet duidelijk in. Landgoed Gulbergen van de gemeente Geldrop-Mierlo.

6. In de 5MB/MER zitten geen verkeerstellingen over het 6. In afstemming met de gemeente Nuenen in het kader

verkeer van en naar Mierio of Nuenen vanaf de grens van het bestemmingsplan Gulbergen, heeft de

met Helmond. Afsluiting van wegen geeft een forse gemeente Helmond de Vaarleseweg gewijzigd in een

toename van het verkeer op de hoofdwegen. Uit de fietspad. In de verbinding tussen Mierio en Nuenen is in

rapporten blijkt nergens dat de Vaarleseweg wordt het plan Gulbergen een knip gemaakt voor het

afgesloten voor autoverkeer, terwijl er wel een fietspad gemotoriseerde verkeer. Reclamant wordt ten aanzien

staat ingetekend. Reclamant gaat er van uit dat hij vanaf van dit punt naar de gemeente Nuenen verwezen.

de Broekstraat met de auto via de

Vaarleseweg/Mierlosedijk vermoedelijk via de

Scheerrijtenweg via de nieuwe ontsluiting op Nuenens

grondgebied naar het centrum van Nuenen blijft kunnen.

7. Op Diepenbroek is perceel U 4693 (voormalige 7. De bodeminformatiekaart is bijlage 3 van de Algemene

stortplaats, eigendom van de gemeente Helmond) op Bijlagen; hierop staat in groen weergegeven wat is

bijlage 2 bodem informatiekaart het bosgedeelte onderzocht. Er heeft in het voorjaar van 2006 milieukundig

ingekleurd als nog te onderzoeken; het grootste deel onderzoek plaatsgevonden op een gedeelte van de

niet, tevens staat er geen stip bij als voormalig bedrijf. voormalige stortplaats ten behoeve van de realiserina van

Gemeente Helmond / SB / ROV / 21-50 k /12 oktober 2006

16

Nota zienswijzen ontwerp bestemmingsplan "Brandevoort 11"

I Reklamant

I Inhoud zienswijzen

I commentaar

Door de gemeente is hiervoor bij de provincie een het station. Op 1 juni j.1. heeft de provincie de benodigde

vergunning aangevraagd. Volgens het SRE- hergebruiksvergunning afgegeven. De provincie heeft

onderzoeksrapport is er geen of weinig puin daarbij vastgesteld dat de voorgestelde werkwijze en de

waargenomen en geen afval. Waarom heeft pas geconstateerde verontreinigingen geen risico's met zich

geleden een uitgebreid onderzoek op het terrein mee brachten. De desbetreffende werkzaamheden zijn

plaatsgevonden, wat zijn de uitkomsten hiervan en uitgevoerd. Voor het resterende deel van het perceel zijn

waarom is niet het hele perceel ingekleurd op de kaart. nog niet alle bodemonderzoeken afgerond; voordat deze

gronden voor woningbouw kunnen worden gebruikt zal de

milieusituatie uiteraard moeten voldoen aan de wettelijke

voorschriften.

8. Er komen 2 basisscholen, daarvan zeker een in de 8. Bij de planuitwerking zal aan de hand van het

Marke dat wel ver van Kranenbroek ligt. De Liverdonk, spreidingsbeleid voor scholen de exacte situering worden

Hazenwinkel en Stepekolk liggen weer ver van de bepaald.

Veste.

9. 5MB/MER pagina 17: de oude landweg Stepekolk blijft 9. De weg als zodanig blijft gehandhaafd, er is nog geen

gehandhaafd evenals de bestaande weg ten zuiden van zekerheid over het toekomstige profiel. Met weg ten zuiden

het spoor; reclamant vraagt hoe gehandhaafd en welke van het spoor wordt bedoeld de Broekstraat.

naamloze weg'wordt hier bedoeld.

10. In de Broekstraat staat een vrij liggend fietspad 10. Zie hierover het commentaar onder 1 sub b. alsmede

ingetekend, d.L een doorgaande weg richting Nuenen onder 2 en 6 .

welke als zodanig gehandhaafd moet blijven. Ingeval

van calamiteiten kunnen omwonenden anders geen kant

op.

11. Toelichting rapport Grontmij pag.11: De Marke vormt 11. I n de toekomst komt er een busvoorziening in

tevens de toegang voor het autoverkeer naar het Brandevoort

station. Volgens reclamant ligt dit op de verkeerde plek. Zie ook hierboven onder 3.

Hij vraagt of er wel een busvoorziening komt in

Brandevoort.

12. Reclamant vraagt of het plan op pag .16 van de 12. Een goede landschappelijke verankering is belangrijk

toelichting grensoverschrijdend is ingetekend zonder te voor Brandevoort en voor zijn omgeving. De afbeeldingen

vermelden wat er komt. op blz. 16 illustreren hoe die verankering aan de west-

zijde van Brandevoort er uit ziet, met bestaande land-

schappelijke elementen en met in het Bosplan Vaarle /

Gulbergen geplande structuren. Het raadsbesluit dat is

weergegeven op de pagina's 17 en 18 is de basis waar-

op het landschap in de directe westelijke planrand van

Brandevoort 11 verder ontwikkeld zal worden. Daarover

vindt nog overleg plaats tussen de betrokken gemeenten

Gemeente Helmond / SB / ROV / 21-50 k /12 oktober 2006

17

Nota zienswijzen ontwerpbestemmingsplan "Brandevoort 11"

I Reklamant

!Inhoud zienswijzen

13. Reclamant vindt de site van de gemeente slecht

toegankelijk.

14. Reclamant vraagt of er maatregelen worden genomen

tegen het knetteren van de hoogspanningsleidingen bij

mist en regen.

15. Door wegen af te sluiten zal een groot deel van het

landbouwverkeer noodgedwongen gebruik gaan maken

van de Brandevoortsedreef.

16. Op pagina 75 staat dat de oude landweg Stepekolk

gehandhaafd blijft; daarmee wordt de suggestie gewekt

dat deze open blijft voor alle verkeer.

17. pag.77: reclamant vraagt waar in Mierio de

hoogspanningsleidingen samenkomen of worden

gecombineerd.

18. pag.79: reclamant vraagt of de term kampenlandschap

wel correct is en vraagt of er in het plan ruimte is voor

woonwagens.

19. pag.80 buurtschappen; reclamant vraagt of Diepenbroek

geen buurtschap is en een gesplitse boerderij wel.

20. reclamant vraagt wat verkabelen is en noemt het raar

dat de zonebreedte op de lange termijn slechts 4,8%

toeneemt.

21. pag.141: als de Vaarleseweg/Mierlosedijk openblijft gaat

reclamant er van uit dat hij via de Scheerrijtseweg naar

de A 270 kan.

22. 5MB/MER-rapport;herhaling van nr. 9.

23. herhaling van nr.4.

24. reclamant maakt een opmerking n.a.v. het woord

kinderleukemie in het 5MB/MER-rapport.

Gemeente Helmond / SB / ROV /21-50 k /12 oktober 2006

! commentaar

13. Deze zienswijze heeft geen betrekking op de inhoud van

het ontwerp bestemmingsplan; de opmerking wordt voor

kennisgeving aangenomen.

14. Dit is geen zaak voor het bestemmingsplan.

15. Na de realisering van Brandevoort 11 zal in het plan-

gebied weinig landbouwgrond meer aanwezig zijn. De

geringe hoeveelheid landbouwverkeer dat er dan nog is

kan gebruik maken van de bestaande wegenstructuur

waaronder de Brandevoortsedreef.

16. zie het commentaar onder 1 (gemeente Geldrop-Mierlo)

17. Zie ad 5.

18. De term kampen landschap is correct. Onder kamp wordt

hier verstaan akker. Het betreft een besloten

landschapstype met daarin verspreid liggende boerderijen.

Er is in het plan geen ruimte voor woonwagens.

19. Inderdaad kan ook Diepenbroek worden aangemerkt als

een buurtschap.

20. Onder verkabelen wordt verstaan het ondergronds

brengen van de hoogspanningsleidingen; dit verklaart ook

de geringere toename van de zonebreedte omdat

ondergronds de magnetische veldsterkte minder is.

21. Zie hierboven onder 6.

22. Zie ad 9.

23. Zie ad 4.

24. De opmerking wordt voor kennisgeving aangeno~en.

18

Nota zienswijzen ontwerpbestemmingsplan "Brandevoort 11"

I Reklamant

!Inhoud zienswijzen

25. pag.75: in het voorkeursalternatief gaat ca. 2,3 ha.

verloren; dit strookt volgens reclamant niet met de

kaarten op bijlage 2 en 3, alleen op Vaarle al het 3-

voudige.

26. pag.90: reclamant weet niet waar de 5 ha. loofbos is

aangelegd, kaart 4 bevestigt zijn vermoeden dat dit niet

gebeurd is.

27. pag.95: reclamant mist definitie van het begrip

kampenlandschap. "

28. pag.99 langzaamverkeer: De landweggetjes hebben

hoofdzakelijk een toeristisch-recreatieve functie.

Nagenoeg alle verkeer door de Broekstraat is

doorgaand woon-werkverkeer. Bij afsluiting neemt het

verkeer op de Brandevoortsedreef in de spits fors toe

ook met tractoren.

29. pag 101 rotonde Geldropseweg: reclamant vraagt of met

het verkeer dat nu door de Broekstraat komt rekening is

gehouden.

30. pag. 109: reclamant vraagt met welke maatregelen de

gemeente de veldsterkte denkt te reduceren.

31. pag. 127: passage na het midden geeft duidelijk weer

dat de Broekstraat en Stepekolk geen doodlopende

wegen mogen worden. .

32. pag.145 laatste alinea zie punt 24 (leukemie).

33. pag.148 3e alinea ecologische zone zie punt 23.

34. bijlage 1 bodemkaart: reclamant vindt het raar dat alle

grondsoorten uit lemig fijn zand bestaan. Weiland

tussen het spoor en het bosje met vijver op Vaarle van

Fam.Koenen is geen hoge zwarte emkeerdgrond want

OP biilaQe 5 is dit beekdal.

Gemeente Helmond / SB / ROV / 21-50 k /12 oktober 2006

I commentaar

25. Op blz. 76 staat dat in het voorkeursalternatief 12,3 ha.

GHS-gebied wordt bebouwd.

26. Het is niet duidelijk waar reclamant op doelt, op blz.90

staat een kaartje van de waterhuishouding.

27. Zie omschrijving onder 18.

28. De Broekstraat heeft niet alleen een woon-werkverkeer

functie, maar gezien de toekenning van het predicaat

beschermd dorpsgezicht ook een duidelijk toeristisch-

recreatieve functie. Door afsluiting van de Vaarleseweg/

Mierlosedijk voor gemotoriseerd verkeer zal verkeer

elders zijn route vinden. Dat kan via de Nuenenseweg in

Geldrop of de Brandevoortsedreef die hiervoor beiden

geschikt zijn.

29. Om de doorstroming op de rotonde Geldropseweg/

Brandevoortsedreef te verbeteren zal in 2007 of 2008

een bypass worden aangelegd. Daarmee wordt geantici-

peerd op o.a. de realisering van Brandevoort 11.

30. De gemeente is niet de leidingbeheerder van de

hoogspanningsleidingen en gaat niet over de veldsterkte. In

de plantoelichting wordt slechts geconstateerd dat de

maximaal berekende veldsterkte ruim onder de

advieswaarde van ICNRP blijft.

31. Het is niet duidelijk op welke pasage wordt gedoeld.

Verwezen wordt naar de motivering van de afsluiting van

deze verbindingen onder 1 sub b.

32. Zie onder punt 24.

33. Zie ad 4.

34. Van deze opmerkingen wordt kennisgenomen.

19

Nota zienswijzen ontwerpbestemmingsplan"Brandevoort 11"

I Reklamant

21. John van Zeist, mede

namens V.V.E.'s blok 10 en 11

te Brandevoort, Neerwal1 06

5708 ZA Helmond

!Inhoud zienswijzen

35. bijlage 4: bos naast v.Rijsingen diepvries is ingetekend

als erfbeplanting. De vijver is in een reeds zeer lang

bestaand bos aangelegd.

36. bijlage 8 pag.12. op Hazenwinkel zitten mollen en

hazen, de volle grond tuinders hebben hier veel last van

konijnen.

37. bijlage 9 pag.4 tabel 41 In VA Veste 466 De Marke moet

zijn 1196 samen 1662.

38. Reclamant constateert een verschil tussen tabel 42 op

pag.5 bijlage 9 van de 5MB/MER en die op pag.39 van

de plantoelichting.

39. Reclamant vraagt waarom geen publicatie heeft

plaatsgevonden i de Mierlosekrant of in de Trompetter

editie Geldrop-Mierlo.

40. Toelichting pag.141: Volgens reclamant loopt er in de

Broekstraat geen Luchense Wetering.. De Broekstraat is

nergens afgesloten, er geldt slechts een beperking voor

vrachtwagens uitsluitend bestemmingsverkeer.

41. De geluidsschermen langs het spoor dienen aan beide

kanten even lang te zijn, anders extra trein lawaai door

weerkaatsing van het geluid. Aan beide zijden dienen ze

door te lopen tot aan de overweg op de Vaarleseweg.

a. De indiener van de zienswijze verwijst naar de

correspondentie die hij in het verleden heeft

gevoerd over de hoogspanningsleidingen. In het

bestemmingsplan worden volgens hem feiten

onvolledig of misleidend weergegeven.

b. Op pag.123 staat dat er door het combineren

van lijnen er minder ruimte verloren gaat voor

bebouwing. De O,4IJT zone is bij

verkabelenveruit het kleinst en levert dus de

meeste bouwgrond op. :

Gemeente Helmond / SB / ROV /21-50 k /12 oktober 2006

I commentaar

35. Van deze opmerkingen wordt kennisgenomen.

36. De opmerking wordt voor kennisgeving aangenomen.

37. deze opmerking is juist.

38. De opmerking is juist, dit verschil is er ook; het bestem-

mingsplan geeft daartoe de ruimte.

39. Conform de wettelijke regels vindt publicatie plaats in een

plaatselijk huis-aan-huis of nieuwsblad, alsmede in de

Staatscourant; publicatie in de editie van een aangren-

zende gemeente is niet voorgeschreven

40. De Luchense Wetering loopt ten zuidwesten van de

Broekstraat.

41. Aan de zijde van Kranenbroek is het begin/eindpunt van

het scherm km 43.780 en bij Liverdonk km 43.620.

Hiermee wordt voldoende afscherming verkregen. De

berekeningen wijzen uit dat doortrekken van het

scherm tot aan de spoorweg aan de Vaarleseweg aan de

zuidzijde niet nodig is..

a. Het is niet duidelijk op welke feiten hier wordt gedoeld.

De destijds over dit onderwerp gevoerde briefwisseling

heeft zijn vervolg gekregen in het in de plantoelichting

aangehaalde onderzoek.

b. Deze constatering is op zich juist. De financiële

lasten van deze oplossing bedragen echter een

veelvoud van de andere opties.

20

Nota zienswijzen ontwerp bestemmingsplan "Brandevoort 11"

I Reklamant

I Inhoud zienswijzen

I commentaar

c. Dat de lijnen parallel worden geplaatst is in de c. De O,4~T wordt in het plan als uitgangspunt gehanteerd

voorlichting naar het publiek en raad een voor de aan te houden minimale afstand ten opzichte

onjuiste handeling gebleken. De 0,4~T kan niet van de geprojecteerde woon bebouwing. Het is niet

gehaald worden middels dit plan gezien de duidelijk op welke informatie deze zienswijze is

toekomstige lijnverzwaringen zoals Tennet en gebaseerd, het gestelde is onjuist.

Essent hebben aangegeven.

d. Magnetische velden van d. Akkoord.

hoogspanningsleidingen moet zijn

electromagnetische velden.

e. De adviesgrenswaarden van ICNIRP en de e. Het is niet duidelijk waarop de bewering van reclamant

Gezondheidsraad zijn volgens reclamant is gebaseerd. De opmerkingen worden voor kennis-

achterhaald. Er wordt binnen de marges van de gevrng aangenomen.

wet gewerkt, maar het gaat om de geest van de

wet en om de mensen, fatsoen boven

onfatsoenlijke keurigheid.

f. De redenering die vooraf gaat aan de conclusie f. Als onder e, de opmerkingen worden voor kennisgeving

dat biologische en gezondheidseffecten zijn aangenomen.

uitgesloten klopt volgens reclamant niet. Het

gaat om langdurige blootstelling die cumulatief

werkt.

g. Als het plaatsen van combinatiemastenen het g. Ten opzichte van de eerder gekozen variant van het

verplaatsen daarvan volgens de gemeente combineren van de hoogspanningsleidingen, waarbij

mogelijk is kan die lijn zowel naar het noorden de leidingen parallel langs elkaar kwamen te liggen,

als zuiden worden verplaatst; de gemeente kiest komt in het nieuwe voorstel de gecombineerde hoog-

ervoor de lijnen naar de Veste te verplaatsen, spanningsleiding verder van de Veste te liggen.

waarbij de lijnen dichter bij de bebouwing komt Het is niet duidelijk waarom er onderscheid zou zijn in de

te staan. Tevens wordt dan onderscheid zonebreedten van de magnetische veldsterkten.

gemaakt tussen de zone breedte bij de

Veste/Stepekolk en die bij Liverdonk.

h. Als er toch combinatiemasten moeten komen h. Bij het situeren van het tracé is gekeken naar de zone

dan beter de ruimte benutten midden tussen de van de O,4~T, zie ad C.; verderaf van de Veste zou

huidige bebouwing welke momenteel zo'n 200 betekenen dat aan de overkant deze norm zou worden

m bedraagt, verderaf van de Veste overschreden.

Lp.v.dichterbij.

L Blz.123 onderaan staat dat er nog een L De raad zal hierover tijdig worden geïnformeerd

onderzoek loopt naar de mogelijkheden van voorafaaand aan de vaststellina van het bestemminqs-

Gemeente Helmond / SB / ROV / 21-50 k / 12 oktober 2006

21

Nota zienswijzen ontwerp bestemmingsplan "Brandevoort 11"

I Reklamant

!Inhoud zienswijzen

I commentaar

verkabelen, het is wenselijk hiervan de stand plan.

van zaken te weten.

j. Bij verkabeling is er een tweeledig effect door j. De opmerking wordt voor kennisgeving aangenomen,

de corona-jons die alleen bij bovengrondse andere factoren zijn bepalend voor de tracékeuze.

kabels in de lucht komen.

k. De meerkosten van het verkabelen kunnen k. De meerkosten komen volledig voor rekening van de

volgens reclamant driedimensionaal verdeeld gemeente Helmond, het gestelde is derhalve onjuist.

worden, nl. alle gebruikers betalen mee, wie

meer gebruikt betaalt meer, en afschrijving over

een periode van 30 jaar.

I. pag.135 bij c. plankaart: De suggestie wordt I. Zie de gemeentelijke reactie op dit voorstel van Essent.

gedaan om het op de kaart opgenomen Het dwarsprofiel is dus wel degelijk opgenomen.

dwarsprofiel weg te laten. Dit is informatie

onthouden aan de burgers.

m. Met het oog op anti-terreurmaatregelen acht m. Met het ministerie van Defensie, Dienst Gebouwen,

reclamant het van belang dat er geen verstoring Werken en Terreinen heeft hierover overleg plaats-

van de radar van de vliegbasis in Voikei gevonden. De conclusie van de Eerstaanwezend

optreedt, de maximale hoogte mag niet worden Ingenieur luidt dat het combineren van de tracé's en

overschreden. Het dichterbij plaatsen van de ophogen van enkele masten tot maximaal 66 meter

masten vormt een extra gevaar voor degenen vanaf maaiveld geen invloed zal hebben op de vlieg-

die er vlakbij wonen. procedures en derhalve kan worden toegestaan.

22. G. van Lierop namens Libo

BV en De Braok Mier/o, Reclamant heeft een vollegronds-tuinbouwbedrijf aan de De zienswijze is buiten de termijn ingediend en is daardoor

Stepeko/k 8 5731 RC Mier/o Stepekolk te Mierio. De bereikbaarheid van de bedrijven en formeel niet-ontvankelijk.

daarmee de bedrijfsvoering worden ernstig gehinderd door de Voor wat betreft de afsluiting van de Broekstraat wordt verwezen

afsluitingen van O.a. de Broekstraat. Straks zal het bedrijf van naar het commentaar onder 1 sub b.

reclamant niet meer bereikbaar zijn voor vrachtverkeer, terwijl Het is niet zo dat het bedrijf onbereikbaar wordt voor

het daar wel van afhankelijk is. Gevraagd wordt om dit probleem vrachtverkeer, slechts de doorgaande functie wordt opgeheven.

nader te bekijken.

Gemeente Helmond / SB / ROV /21-50 k /12 oktober 2006

22

~~.

Overzichtskaart behorende bij de "Nota zienswijzen ontwerp

bestemmingsplan Brandevoort 11"

@ Locatie reclamant.

? De ontbrekende nummers zijn niet nader op de kaart aan te geven

Gemeente Helmond /S&B/ROY/50 kl2 oktober 2006

\

, /;

/;;~~'~"

/~~..,~~),,~ '

T" ""-, >

l/"':::(,~"

Gedeelte uit plankaart 1 e ter inzage 19 juni 2006

,---- \ ~/

--;:::::ó-'-,,;\\ "-~,

"\",,,-;;> --'"\ .J'71 \ \""'"

~~~::~S,~~!.:~ "

(1/ ' ->,

1,/ -",//./// \\, " , '\.-:4?>. ..

-,- ,/ .\~ \2"0. ii>;1

C \\ /ó;.~~ 'Jl ~~[

(\;:-:~\ //) 8,."'\ I~~. '~y/

"', <:':\;.- () , c" ~' ' T/

, \ /// ' .'~~'" i/;~~:""'"

/SY(::,):,~,\::>// 'l, "~\""" 11'j,:;!',:l'<../,/

, ',':' "".,/' ""-, ,I, "'" '

Voorstel wijziging

Voorstel gewijzigd vaststellen van bestemmingsplan "Brandevoort 11" in de gemeenteraad

wijzigingskaart 1

Gemeente Helmond / S&B/ROV/50 k /10 oktober 2006

~

Gedeelte uit plankaart Je ter inzage

J9juni2006

Voorstel wijziging

gedeelte Aanduidingen

ccccc

longzoomverkeer onderdoorgang

->

ontsluitingspunt

!!..~~--

50 dB(A) geluidscontour

57 dB(AJ geluidscontour

!!ft...!. --

~

geurhindercontour

bovengrondse hoogspanningsleidingen

te verleggen gasleiding

+-

-

Gewijzigde tekst

Gasleiding

Voorstel gewijzigd vaststellen van bestemmingsplan "Brandevoort 11" in de gemeenteraad

wijzigingskaart 2

Gemeente Helmond 1 S&B/ROV/50 k 110 oktober 2006

~

Procedure:

1 e Wettelijke terinzagelegging

Vastgesteld door de Raad

2e Wettelijke terinzagelegging

Goedgekeurd door Gedeputeerde Staten

3e Wettelijke terinzagelegging

In Werking vanaf

,

/

Gemeente Helmond

Stedelijke ontwikkeling & Beheer

Ruimtelijke Ordening & Verkeer

9juni2006

2 ".

Bestemmingsplan

"Brandevoort 11"

Toelichting

d.d. 19 juni 2006

d.d. Bijlage no.

d.d.

d.d.

d.d.

d.d.

no.

Voorontwerp Bestemmingsplan

Brandevoort II

Toelichting

Definitief

1

I

I

"

oi

f'

Gemeente Helmond

Grontmij Nederland bv

Helmond, 22 mei 2006

.s Gr611tmij .

150656-Toelichting

Inhoudsopgave

1

1.1

1.2

1.3

1.4

2

2.1

2.2

2.3

2.4

2.5

2.6

3

3.1

3.2

3.3

3.4

3.5

3.6

3.7

3.8

4

4.1

4.2

4.3

4.4

4.5

5

5.1

5.2

5.3

5.4

5.5

5.6

5.7

5.8

6

6.1

6.2

,sGrontmij

Inleiding [[[5

Aanleiding[[[5

Ligging plangebied [[[5

Vigerende regelingen ..,............. ... ............................... """"""""" 6

Leeswijzer [[['-...............6

Planbeschrijving. """".~""" """"""'" ....... .... """""""" ....... ..... ...... 9

Inleiding [[[9

De context.. """""""""'" ..... ...... .............. .............. ....................... 9

Stedenbouw[[[11

Groenstructuur en waterhuishouding.......................................... 15

Infrastructuur [[[19

Beeldregie [[[22

Uitwerking [[[23

Landschappelijke dragers [[[23

De Veste[[[23

De Marke [[[24

Stepekolk [[[27

De nieuwe Buitens: een introductie ............................................28

Hazenwinkel [[[28

Liverdonk en Kranenbroek [[[29

Businesspark Brandevoort ............... ...... ..................... ... ............. 30

,,'

Functionele aspecten[[[33

Woningbouwprogramma ...... ........ .... ... .... ........... .... ......... ...... ..... 33

Bedrijvigheid [[[33

V oorzieningen[[[

1.3 Vigerende regelingen

NO Naam B.P. Vastgesteld Goedgekeurd

B.P. door Raad door GS

43 r B.P. Buitengebied 1997 31-03-1998 10-11-1998

50 B.P.Brandevoort I 13-05-1997 18-12-1997

50 a B.P. Buitengebied gemeente MierIo 14-04-1983 16-05-1986

50 e B.P. 4e Partiële herziening Brandevoort I 05-11-2002 30-01-2003

50 ga Ruimtelijke onderbouwing Woonblok 5 (art 19 lid 2)

50 ia

Ruimtelijke onderbouwing Multifunctioneel Cen-

trum Brandevoort (art 19 lid 1)

Structuurplan Brandevoort II

05-07-2005

50 I

03-05-2005

De locatie Brandevoort II is reeds, als onderdeel van het gebied Brande-

voort, vastgelegd in het Regionaal Structuurplan '97 / Uitwerkingsplan

Stadsregio Helmond-Eindhoven (SRUP). Ten behoeve van het RSP '97 is

een locatie-MER uitgevoerd, waaruit bleek dat het gebied Brandevoort het

meest geschikt was voor de realisering van het stedelijke programma bij

Helmond. In het meest recente Regionaal Structuurplan regio Eindhoven

en het Provinciaal uitwerkingsplan Zuidoost-Brabant is de locatie Brande-

voort II als uitbreiding gebied bestendigd.

1.4

Leeswijzer

De toelichting van het bestemmingsplan bestaat uit twee delen. Deel A

(hoofdstukken twee tot en met vijf) bevat de planopzet voor Brandevoort.

Dit deel beschrijft hoe de tweede fase van Brandevoort eruit komt te zien.

Deel B (hoofdstukken zes tot en met 10) bevat de verantwoording. Dit deel

gaat onder andere in op beleidsmatige, milieuhygiënische en technische

aspecten.

.s Grontmij

150656-Toelichting 23 mei 2006

blad 6 van 143

Deel A - Planopzet

,>

i Grontmij

.' .

ó'

150656-Toelichting 15 mei 2006

blad 7 van 107

2

Planbeschrijving

2.1

Inleiding

Dit hoofdstuk is voor een belangrijk deel ontleend aan het Masterplan

Brandevoort fase 11. Met name die elementen die van belang zijn voor een

goed begrip van het plan enerzijds en voor de juridische regeling in het

bestemmingsplan anderzijds zijn in dit hoofdstuk opgenomen. In hoofd-

stuk drie van deze toelichting worden enkele deelgebieden en thema's nog

wat verder uitgewerkt. Voor een nadere verdieping van het planconcept

wordt verwezen naar het Masterplan Brandevoort fase 11.

2.2

De context

Brandevoort is een wijk van Helmond, die een sterke ruimtelijke eenheid,

grenzend aan de westzijde van het stedelijk gebied van Helmond, vormt.

Brandevoort ligt midden in de zone tussen Eindhoven en Helmond. Een

zone, waarvan de landschappelijke structuur gekarakteriseerd wordt door

sterk gegroeide dorpen, bossen, intensieve veehouderij en restanten tuin-

bouw.

,'.

, ,

',.

L,. ',.. ,',:-

Afbeelding: Begrenzing Fase I en 11 van Brandevoort

.: Grontmij

150656-Toelichting 15 mei 2006

blad 9 van 143

Brandevoort II vindt zijn oorsprong in het Masterplan uit 1997 dat de basis

legde voor deze bijzondere wijk. Het Masterplan uit 1997 verwoordde het

planconcept onder meer als volgt: 'Het nieuwe Brandevoort wordt een zelf-

standig dorp. Een moderne vertaling van een klassieke nederzetting tussen

de stad en het landschap. Dit landschap is zeer bepalend voor de ontwikke-

ling van Brandevoort. Samen met de uitstekende ligging tussen Eindhoven

en Helmond vonnt dit een ideale symbiose tussen stad en landschap. Ook

de opbouw in Brandevoort herinnert aan de oorspronkelijke dorps- en

stadsvonn: een compacte en gezellige kern met een hoge bouwdichtheid,

omringd door ruime en groene buurten. Een Veste temidden van Buitens.

Deze Veste en Buitens zijn kenmerkend gevonnd door een organisch

weefsel van straten en lanen. Een patroon van wegen waarin elke plek her-

kenbaar wordt. Brandevoort biedt veel aandacht voor het individu en een

maximale keuzevrijheid. Maar ook in de architectuur: in Brandevoort heeft

ieder huis zijn eigen gezicht. Zonder daarbij de samenhang uit het oog te

verliezen: een regie van eenheid in verscheidenheid. Deze vertaalt zich niet

alleen in duurzame, maar vooral in klassieke en tijdloze vonnen, kleuren

en materialen'.

Dit planconcept staat ook voor Brandevoort II nog steeds overeind. De

basis blijft een compacte en herkenbare kern met daaromheen groene bui-

tens, ingebed in een robuuste groenstructuur. Van belang is uiteraard de

bedrijvigheid, die in de vonn van het Businesspark Brandevoort zijn plek

krijgt tussen de A270 en de woonbuurten van Brandevoort. De afbeelding

toont de hoofdstructuur van Brandevoort .

Afbeelding: Hoofdstructuur Brandevoort

/'G ..

't: rontmlJ

150656-Toelichting 23 mei 2006

blad 10 van 143

2.3

Stedenbouw

Binnen de robuuste hoofdstructuur van groen, water en infrastructuur her-

bergt Brandevoort II duidelijk te herkennen en benoemde deelgebieden.

Hierdoor ontstaat niet alleen ruimte voor diversiteit in uitstraling maar ook

in functie en woningtypologie. Deze diversiteit maakt Brandevoort II

flexibel en zorgt ervoor dat het met de tijd mee kan groeien. De visie voor

de verschillende deelgebieden wordt in de volgende pagina's toegelicht.

De Veste: hét centrum van Brandevoort

De Veste als centrum van Brandevoort onderscheidt zich door de hoge

bebouwingsdichtheid van compacte stadsblokken, met een combinatie van

wonen, dienstverlenende commerciële en maatschappelijke voorzieningen

en woon-werk combinaties. De woonbebouwing bestaat uit aaneengescha-

kelde eengezinsstadshuizen en op bijzondere plekken gestapelde apparte-

menten.

Afbeelding: Zicht op de buitenrand en het hart van de Veste

De basis voor de Veste is al gelegd in het Masterplan uit 1997 en in de

daaropvolgende uitwerkingen. De oostelijke helft van de Veste is inmid-

dels vrijwel geheel gerealiseerd. Het westelijk deel van de Veste behoort

tot het plangebied van dit bestemmingsplan. Daarmee wordt de afbouw

van de Veste juridisch mogelijk gemaakt.

De Marke als stijlicoon voor Brandevoort 11

Voor de buurt De Marke is het ontwikkelen van een bijzonder woongebied

het uitgangspunt. Er komt vooral woonbebouwing in een relatief hoge

dichtheid met compacte stadsblokken, in een statige en voorname sfeer

(zie afbeeldingen). Door enkele brede allees, (groene) pleintjes en herken-

bare architectuur ontstaat een gebied met een geheel eigen en uniek karak-

ter, met een verwijzing naar de 1ge eeuw. De bebouwing bestaat uit aan-

eengeschakelde eengezinsstadshuizen en in beperkte mate appartementen.

Aan de noordzijde, grenzend aan de Voort, is ruimte voor individuele chi-

que panden. De Marke vormt tevens de toegang voor het autoverkeer naar

het station. Binnen De Marke, zoals bij het station, is ruimte voor niet-

woonfunctie: maatschappelijke dienstverlening, onderwijsvoorzieningen,

/'G ..

t,: rontmlJ

150656-Toelichting 23 mei 2006

blad 11 van 143

wijkgebonden leisure -sportschool, fitness-, lichte horeca (cat. I) en aan-

huis-gebonden beroepen.

Afbeelding: Referentiebeeld en sfeerbeeld entree De Marke

Het station als verbindingspunt

Het station Brandevoort en de aangrenzende omgeving vormt de schakel

tussen De Veste en De Marke. Het station zelf krijgt een architectuur, pas-

send in de stijl van Brandevoort. Zowel de noordzijde (Marke) als de zuid-

zijde (Veste) worden als voorkant ontworpen. De Marke vormt de hoof-

dentree voor autoverkeer naar het station. Voldoende parkeervoorzienin-

gen en de lanenstructuur in De Marke ondersteunen dit.

Afbeelding: Impressie Station Brandevoort.

Magis en Van den Berg Acrhitecten.

De groene Buitens

De nieuwe Buitens Kranenbroek, Liverdonk en Hazenwinkel krijgen een

lage woningdichtheid en een dorps karakter, met vrijstaande, halfvrijstaan-

de en geschakelde woningen. Kenmerkend is de interne hoofdontsluiting.

van de Buitens. Diverse woningtypen zijn hier mogelijk. De ruggengraat

wordt onderbroken door groene pleintjes. Aaneengesloten bebouwing is

daarnaast mogelijk in de 'zijstraatjes' van de hoofdontsluiting, of in kleine

ensembles aan de randen van de Buitens. Op een zeer beperkt aantal bij-

zondere punten zijn kleinschalige appartementen complexen mogelijk. De

buitens bieden incidenteel plaats aan centraal gesitueerde openbare func-

ties, zoals een school of kinderopvang.

.: Grontmij

150656-Toelichting 23 mei 2006

blad 12 van 143

Businesspark Brandevoort: een uniek werkgebied

Voor het werkgebied, 'Businesspark Brandevoort', geldt een vergelijkbare

kwaliteitsambitie als voor de woongebieden. Daarom is gekozen voor

scherp afgebakende, ommuurde of door groene hagen begrensde terreinen,

doorsneden met robuuste groenzones: een uniek en veelbelovend concept.

Uiteraard gaan ook voor het businesspark Brandevoortse beeldkwaliteitsei-

sen gelden.

Afbeelding: Impressie gevelbeeld Businesspark Brandevoort

Pluriformiteit en samenhang

De aaneengesloten bebouwing in de Veste is perceelsgewijs of per ge-

bouwde eenheid apart ontworpen. Dit heeft geleid tot een sterke eigenheid

van de individuele woning, in een samenhangend geheel; een van de pei-

lers van het succes van

Brandevoort. Vergelijk-

bare randvoorwaarden

gaan ook gelden voor

Brandevoort lI. Voor-

beelden zijn bouwen in

de rooilijn, minimale en

maximale bouwhoogten

en een heldere archi-

tectonische regie (stijl,

materiaal en kleuraf-

spraken). Voldoende

kleur- en materiaalvarianten over de verschillende straatwanden moet zor-

gen voor pluriformiteit. Het mixen van verschillende woningtypes in de

Buitens, kleuren en materiaalvarianten levert hier het gewenste afwisse-

lende bebouwingsbeeld. Pleinen of lanen versterken de samenhang.

Brede woningdifferentiatie en sociale samenhang

Brandevoort is bedoeld voor een brede bevolkingsgroep. Het woning-

bouwprogramma van Brandevoort II is daarom gedifferentieerd naar prijs-

categorie en sfeer. Dit leidt tot een duurzame sociale opbouw. Door in

principe van één standaard perceelsdiepte uit te gaan voor meerdere prij s-

categorieën, biedt de verkaveling grote vrijheden bij de toedeling van cate-

gorieën. De Buitens bieden daarbij ook ruimte aan individuele vrije sector-

bouw op eigen kavels (vrijstaand en halfvrijstaand) in clusters van 30-50

kavels.

~ Grontmij

150656-Toelichting 23 mei 2006

blad 13 van 143

Flexibiliteit en multifunctionaliteit

Multifunctionaliteit in de bebouwing en de openbare ruimte is het uit-

gangspunt. In De Veste (in de winkelzone rond het marktplein en in de

hoofdstraten) en in De Marke (in de nabijheid van het station en de hoof-

dradialen naar het station) is het streven naar een begane grondlaag met

een hoogte van minimaal 3,00 meter. Deze verdiepingshoogte schept de

mogelijkheid voor multifunctioneel gebruik. Bijvoorbeeld voor ateliers (in

de Veste) en aan-huis-gebonden beroepen. Ook het gebruik maken van

dakverdiepingen biedt extra mogelijkheden. Voor alle functies geldt ui-

teraard dat deze de woonfunctie niet mogen belemmeren.

Begrenzing openbaar - privé

Een duidelijke begrenzing van openbaar en privé gebied leidt voor Bran-

devoort II tot duurzame stedenbouw. Voorkanten begeleiden daarom de

openbare ruimten. Dit betekent dat hoekwoningen twee volwaardige voor-

kanten hebben en dat er geen sprake is van blinde kopgevels. Erfgrenzen

grenzend aan de openbare ruimte houden hiermee rekening. De nog op te

stellen beeldkwaliteitplannen dienen voorwaarden te bevatten voor een

heldere en beheerbare oplossing voor deze begrenzingen. In De Marke is

sprake van stoepen, passend bij de identiteit van het gebied. Op een aantal

specifieke plaatsen binnen Brandevoort II is wél sprake van privé-tuinen

grenzend aan openbaar gebied. Hier betreft het echter geen openbare ruim-

te met een intensieve gebruikswaarde, maar tuinen grenzend aan gebieden

als bosgebieden en het spoor. Deze begrenzing zal ook daar verzacht wor-

den door een combinatie van openbaar- en privé-groen in de vorm van

bijvoorbeeld bossages.

Bebouwingsaccenten

Bebouwingsaccenten, bijvoorbeeld in de vorm van appartementen (maxi-

maal 10%) worden zorgvuldig en beperkt ingezet als belangrijke oriënta-

tiepunten. De Brandevoortse Dreef, de Voort, Papenvoortse Dreef, de rug-

gengraten van de Buitens en belangrijke openbare ruimten in De Veste en

Marke zijn dragers van dergelijke oriëntatiepunten.

-5 Grontmij

150656-Toelichting 23 mei 2006

blad 14 van 143

2.4

Groenstructuur en waterhuishouding

De groenstructuur van Brandevoort als geheel is een van dé dragers van

het plan. In combinatie met functies als waterberging en ten behoeve van

natuurcompensatie vormt de groenstructuur een onmisbare schakel in de

identiteit en functionaliteit van Brandevoort.

rondom

de Marke

Afbeelding: Groenstructuur Brandevoort II

Herkenbare hiërarchie

De groenstructuur kent een sterke en praktische hiërarchie en bestaat uit:

1. de zone rond De Veste en Marke. Hierin wordt een vrij dicht netwerk

van paden en speel voorzieningen gerealiseerd, recreatieve randen met

de paden erlangs en pleinen op de bastions;

2. drie grote groene zones, waarvan de Papenvoortse Loop en de Schoot-

ense Loop (buiten het plangebied van dit bestemmingsplan gelegen)

zijn gesitueerd in natuurlijke laagtes binnen het plangebied. De derde

zone ligt tussen Hazenwinkel en Liverdonk, in de belemmeringszone'

van de hoogspanningsleidingen. Deze zones vormen de verknoping

met het omliggende landschap en zorgen voor compensatie van natuur

die met de ontwikkeling van Brandevoort II verloren gaat (zie para-

graaf 8.3);

3. de wegenstructuur die beplant is, zoals de Voort. Overigens is er ook

sprake van woonstraten die niet worden beplant, vanuit de overweging

om het omliggende landschap met bestaande bomen en groen zoveel

mogelijk betekenis te geven;

/'G ..

-1: rontmlJ

150656- Toelichting 23 mei 2006

blad 15 van 143

4. groene plekken op buurtniveau. Op een enkele plek na vallen deze in

de Buitens samen met de cultuurhistorische relicten van de oorspronke-

lijke nederzettingen (Kranenbroek en Stepekolk). Maar het gaat ook

om plekken rondom bijvoorbeeld bestaande volwassen bomen. De

ruimte kan worden ingericht als schoolplein ofbuurtspeelplein.

5. de groene scheggen op hetbusinesspark, die een belangrijke ruimtelij-

ke functie hebben (afbakening segmenten, doorzichten van en naar De

Marke) en hydrologische functie (zie ook volgende alinea en paragraaf

8.4);

6. de bosgebieden, weilanden en akkers rondom als verankering aan het

landschap. Deze gebieden behoren overigens niet tot het plangebied

van dit bestemmingsplan. Deze gebieden bieden zowel ecologische als

recreatieve kwaliteiten. Met name Landgoed Gulbergen aan de west-

zijde biedt een sterke (recreatieve) toegevoegde waarde voor de inwo-

ners van Brandevoort.

&~"

,"

'.

Afbeelding: structuur omgeving Gulbergen-Brandevoort

);--

Branclevoort

Afbeelding: Westelijke planrand

"'G ..

't: rontmlJ

150656-Toelichting 23 mei 2006

blad 16van 143

Over de ontwikkeling van de westelijke planrand van Brandevoort zijn

afspraklen gemaakt tussen Helmond en de toenmalige gemeente Mierlo.

Zie raadsbesluit

CQNPf~DE$LUI T

/"

p'j:.~lá,gQn:r:. 303

D~~n;l,Je.n vtm dq g(:;meéDt(~n Helmof\d :ei) Mi.er: i();

iljE'.:z. 1.r"l\ het: gel ij klui"d",nd. vo6rs-tel van beide college$" d,. cl-

hovembeT 1994, bij.J.agent" 303;

18

~;:~:~~~~~~;~~U'~:1\e.ll,,~t~f;~~)i~;::~:n \~~ls~~in r::- g~rnJ::~'~~:~ :LHe:~I~~id e:~

~iiEJclo oveTeenkomst:Lg de. tu$$el\ de C611~gE"? ya,) btlrgeJt\ee$'te,x'

'en Vlet.houders van !:;e.ide geln.eenten bereikte <:)Ve:r:eenstemrning

zoals ve:cwoo'cd ifr deint,en.t:L:eovereenk~")mst BJZ'andevoort d.d. 2.'0

september 1994;

ge.1E'ct op de ~!et: a1:gemene regels herindel.ing .ir) ne'tbij zonder

ax..tikel '3 en op <::l:r:tik~1283 dex" (;eme!,H"ite.~!et:;

gehoord de comn\i~~si:e voor' AlgeDleneen Bestuurlijke Aangelegen.-

h'3d.en (H,"lni<'md) ",ri, de cQmmi$s.:Le 1:\lgF."me.rie ?.,lkén ([v1.1.eL-ló);

bes1ui.ten:

" .

een heL-j.ndeJ,ii1gsrf"ge.l..i.ng Vast tE~ stellen, overe;,-,nkQIH$g

he.t grénsl;>,,=loOhi, zoal.s i'lêlf\gegev bij ('rit beslu.it

.gewaarme'rkte ki~art nr. 24116 eh zo6..ls naam' beschrevehin

d(~ bij dit~ beshd..i: behon"nde ont'.~eTlJ ~1J::en['1besqhri:Jvi..o.g;

i.n te stemmE.,n met de £inanóiële <:;onsequenties van. de

tlerindel.:i.q.g zoals :J.n ,1E n,apsbij.Lage in p is

veL-Haard;

de bei.de oollege van burgemeester en \-iethouders uitte

nod:igen he.tgelij kluidend raadsbeslu.i t~ . op zo kOL-t moge~

1 i j ke t$rmi. in t:er goec'1keuring van het: b(~51 ui. t en ter:

V'Q..$tBtellinst vat, (je' grensheschrijv,ingaan te bieden aan

het college V'9..n Geoep\;.IteërdeSti;rte.n van Nobrd..-Bri'ibari.t;

de datum van inWêl:!d.ngtre<:1~.ng van dit peslui t te bepi'>l-en

op de dag ,'!aarop het is goedgekeurd door hef:: college van

Gedeputeerde Sta't:en van Noord-Brabant en door het college

voornoemd de grCBsbeschrijving is va.stgeste:ldi

de beide coJ..lé.ge$ 'van burgemees'tfJr en '4ethou:der.s uitte

noQigen Qe ve.r:volgactivi teiten verband houdend niet: de on-'

d,~+-hav.ige gn.;t1SC()rrloct.ie. ui? zo kort rnogelij k(,\~:e.rm:l.jn \,!:!..t.

te vof"..,rEm 'en tot: êQn af'fi::Jnding te.b:t'ëngQn, zulk", qp J:ia'sis

van het: door hen inmiddels vastgest$ld dra.aihoek van

\;.li. tvoerin~Jsactivitt~i ten.

OndeT'lih~1()Vereei1. te komen da:t de buiten de. grensco.rrec-

i: ie valJ.e.11de dndei'ih,l$ri. van de in de planranden van

Bri3ndevQoT't op t.8 nemen gr()énst;ru:ctuu."(" en lal'Jtlscoappê),i.j-

ke inrichting - ven\1ezen wordt naar de' 's;budie f'1iddenge-

bied- zowel be$te.tnmingsplanma.tig als oOk financieel. voor

verantt-ioonHng van de ge.meenh~ Mie,rlo z.ijn.. In verband

hie:niree geldt áls uit:gangspunt dat de. invu:U.ing van de

bestemm:i.agen in de. randzones vim hEJt; gebied t:EJ zij ner

tijd i.n overleg t,ls~"en beide gemeentes zal. geschieden.

2.

3 .

4.

5.

6.

Afbeelding; raadsbesluit pagina 1

.f Grontmij

150656-Toelichting 23 mei 2006

blad 17 van 143

2

bijlagenr.303

"

, .

Te bevoxde:ren pi:i;t dOOr; '(je geO1ee\,ten Hélri1Ó\i,(l e,n ,.lierl,) een

advl,escommi.ssLe inhe't ,l.even g,er()e:perl..lo,rdt, wi:1qrin naas,t'

qênO(~!!tde gemÉhi'.nten, d(~ provincie Noorcl~P;ri:1bant. en de NCB

vé..rt;É'9P-nHOO!xlig('; 2;!,j n, ,\'Ielke commissie de problemen van

dë, bE,dri j'16n tii tiet ge,b:i.ed kan i"n,t(~nta,riseren en beQorde-

ie,rl en diek;'!!) adv:U,W!"n?',n ov~,r ~1e: '111<;)~Jê.lj,jkhf,den tot vex>

plaatsing naar elders.

AJ.(.1US v'i;\!;tg'C'A':t.é.,[,cl door d'" ri'wd p",x' gGmHe,nte

v"H'gade,'C'i.J1'J yan2..9 t,QveiP'iY"x: ,19,94.

J'r(~Lmond

in

z.:ljn

.'.ldus Y,$i,t:E'."lg Gr;)Qr di;>, 'ni\i:!e1

vergade.rJng' va,', 29 J1ÓVi"ml)er ;1.'9'94

De raad voo:cnoemd, /

/1

/Z! --",,-

" \

....-\ /< ' J

L ,~, "..,..,---....,-.......-....,..,..--,.?'

De 87,'4 ';;'1$.. ,,/" ..

~//'

d~j:: gën\e'oTlte, ,1'1.1",,:,:'1\) .i.il z.i.,jn

De voorzi. 'ttB!',

j-

\J

Voornoemd,

J-'

,}f

\ Ir\ /

\/'7"[\"\;

\ V '

\

/

Afbeelding; raadsbesluit pagina 2

aS Grontmij ,

150656-Toelichting 23 mei 2006

blad 18 van 143

Koppeling met waterberging

De groenstructuur valt zoveel mogelijk samen met de grote en noodzake-

lijk benodigde ruimte voor waterberging (zie ook paragraaf 8.4). De

groenstructuur speelt in op de gewenste gebruiksmogelijkheden. In de nat-

te periodes is een deel van het groen nodig als waterbering. Maar ook dan

kunnen groen en water een belevenis zijn. De groenstructuur is de basis

voor een evenwichtig en duurzaam ecosysteem.

Inpassing bestaande groenelementen

Binnen het plangebied liggen verscheidene bestaande groenelementen

waarbij onder meer zijn te onderscheiden laanbeplanting, houtwallen, bos-

sen en solitaire bomen.

Een aantal groenelementen binnen het plangebied kan worden gehand-

haafd (zie onderstaande afbeelding). Het bosgebied tussen de spoorlijn en

Diepenbroek en het bosgebied ten noordwesten van Kranenbroek worden

gehandhaafd. Op het niveau van solitaire bomen zal de inpassing in de

uitwerkings- en verkavelingsplannen moeten worden bekeken.

~-,

Compensatie Natuur

De aantasting van delen van de Ecologische Hoofdstructuur en Groene

hoofdstructuur wordt binnen het plangebied gecompenseerd binnen de

groenstructuur van Brandevoort 11. Paragraaf 8.3 gaat daar dieper op in.

2.5

Infrastructuur

Eenduidige en eenvoudige wegenstructuur

De infrastructuur van Brandevoort blijft eenduidig en eenvoudig: de Bran-

devoortse Dreef als hoofdontsluiting en de Voort, die als ring om De Veste

en Marke de buurten ontsluit. Onder andere capaciteitsproblemen op de

Brandevoortse Dreefvragen om een structurele oplossing: de introductie

van een nieuwe aansluiting aan de noordwestzijde op de A270. Met een

tweede aansluiting op de A270 wordt het businesspark optimaal ontsloten,

waardoor de woonbuurten minimaal belast worden met vrachtverkeer.

Daarnaast is er zo sprake van een verdeling van milieu- en geluidbelasting

in het gebied. Ten slotte voorziet de nieuwe aansluiting in de noodzakelijk

ontsluiting van het park Gulbergen. De in eerste instantie meer westelijk -

geprojecteerde aansluiting voor Gulbergen kan hiermee komen te verval-

len. Daarmee voorziet het in een zuinig en doelmatig ruimtegebruik.

De verkeersstructuur Duurzaam Veilig

De inrichting van het wegennet in Brandevoort gebeurt conform de princi-

pes van Duurzaam Veilig. Dit betekent onder meer dat de ontsluitingswe-

gen gescheiden rijrichtingen hebben en de Buitens, Marke en Veste door

rotondes aansluiten op de ontsluitingswegen (De Voort en Brandevoortse

Dreef). De inrichting en rechtstanden van de wegen zijn zodanig, dat het

geldende snelheidsregiem voor weggebruikers logisch is.

~ Grontmij

150656-Toelichting 23 mei 2006

blad 19 van 143

r

l

r::>"'"

"""

LJ/

~~

~

Afbeelding: Hoofdauto-ontsluiting Brandevoort

Parkeren

Het parkeren in De Veste en Marke gebeurt op maaiveld in binnenhoven of

waar mogelijk onder maaiveld of half verdiept. Het overige parkeren ge-

beurt op eigen terrein en op straat (zie ook paragraaf 4.4.).

Optimale fietsbereikbaarheid

Alle bestemmingen in Brandevoort zijn optimaal bereikbaar per fiets via

veilige, directe, comfortabele en aantrekkelijke routes. Het fietsnetwerk

voor Brandevoort bestaat uit drie categorieën fietsverbindingen:

1) regionale fietsverbindingen;

2) vrij liggende fietspaden;

3) fietsroutes.

De eerste categorie bestaat uit een hoogwaardige, vrij liggende fietsinfra-

structuur. Door Brandevoort lopen twee regionale fietsverbindingen. Het

VLITS-pad loopt ten noorden van het spoor in oost-west richting en vormt

de regionale fietsverbinding tussen Helmond en Eindhoven. Haaks op het

VLITS-pad loopt een belangrijke noord-zuid verbinding, parallel aan de

Brandevoortse Dreef. Deze verbindt Mierlo met Stiphout.

~ Grontmij

150656-Toelichting 23 mei 2006

blad 20 van 143

/--1

.:--

..>'

, l\'l

~

vriilil!l!end fietsDad

-

doorgaande fietsverbinding

fietsroute

Afbeelding: fietsstructuur Brandevoort

De tweede categorie bestaat uit een vrij liggende fietsinfrastructuur die als

non-stop- fietspad de verbinding vonnt tussen De Veste en het centrum van

Helmond. Dit fietspad wordt doorgetrokken naar Liverdonk richting de

weg naar Gulbergen. Langs de Voort en Papenvoortse Loop zijn eveneens

vrij liggende fietspaden gedacht. Het netwerk van vrij liggende fietspaden

heeft een maaswijdte van circa 500 meter.

~)

De laatste categorie voorziet in interne fietsrelaties in een radiale fiets- -

structuur binnen Brandevoort (meestal utilitair fietsgebruik) en fietsrelaties;

vanuit Brandevoort naar de directe omgeving (vaak recreatief/sportief

fiets gebruik). Deze fietsroutes lopen via de woonstraten, passend binnen

de principes van een Duurzaam Veilige wegenstructuur. Met name het

station Brandevoort moet maximaal bereikbaar zijn per fiets. Dit zal een

positief effect hebben op het aantal reizigers dat van het station gebruik

maakt. Het station wordt dan ook door de verschillende typen fietspaden

ontsloten. Ter hoogte van het station is een onderdoorgang voor fietsers

voorZIen.

Bereikbaarheid openbaar vervoer gegarandeerd

Drager van het openbaar vervoersysteem in Brandevoort is het station

Brandevoort. Via dit station hebben de inwoners van Brandevoort toegang

tot het regionale en nationale spoorwegennet. De bereikbaarheid van de

centrum gebieden van Eindhoven (7 minuten) en Helmond (4 minuten) per

trein kan daarbij concurreren met de autoverbinding.

.s Grontmij

150656-Toelichting 23 mei 2006

blad 21 van 143

2.6

Beeldregie

Nieuwe kansen voor architectuur

Brandevoort zal Brandevoort niet zijn, wanneer niet ook de architectuur

nieuwe kansen krijgt. Architectuur die overtuigt, maar waarvan de kwali-

teit van te voren min of meer kan worden gegarandeerd en gearrangeerd.

Met name De Marke krijgt een geheel eigen identiteit, waarvan de allees

de belangrijkste dragers zijn. In afwijking van De Veste zijn in De Marke

de lange gebogen allees en buurtpleintjes tot eigen ensembles te bewerken.

Behoud van bewezen kwaliteiten

Sterke uitgangspunten voor de beeldkwaliteit van Brandevoort I komen in

Brandevoort II terug. Zo zijn de architectonische kaders van Schutsboom

terug te brengen in de nieuwe Buitens Kranenbroek en Liverdonk, wat

leidt tot een sterke en herkenbare samenhang. Hazenwinkel krijgt een ge-

heel eigen identiteit. De beeldregie en de organisatie van de gewenste dif-

ferentiatie van De Veste blijven gehandhaafd. In de Buitens wordt de

beeldkwaliteit precies zo geregisseerd als in De Veste en De Marke. De

uitgangspunten voor de beeldregie zijn verder:

1. aansluiten bij het gerealiseerde deel van Brandevoort en de omgeving;

2. traditionele materialen, zoals baksteen, hout, gebakken pannen en een

traditionele en doelmatige vormgeving;

3. een uitstraling en gevelexpressies die passen bij een nieuw Brabants

stadje, waar de verbondenheid met de stedelijke centra een belangrijk

gegeven IS;

4. aanspreken voor woonconsumenten. De voorkeur van de koper en

huurder laat zich het beste beschrijven vanuit de emotionele ervaring

van de vormgeving. Het gaat daarbij om de herkenning van steeds op-

nieuw gehanteerde vormen in de geschiedenis van de architectuur. In

dit verband kan in Brandevoort de nadruk gelegd worden op de wat

formelere architectuurprincipes. Principes die vooral waardigheid en

stijl uitdrukken (verticale belijning, staande ramen etc.).

Voor de Veste en Stepekolk is een beeldkwaliteitsplan vastgesteld. Voor

de overige deelgebieden zal een beeldkwaliteitsparagraaf onderdeel uit

gaan maken van de uitwerkingsplannen.

aS Grontmij

150656-Toelichting 23 mei 2006

blad 22 van 143

3

U itwerki n9

3.1

Landschappelijke dragers

Met Brandevoort II krijgen de landschappelijke dragers van geheel Bran-

devoort hun volle gewicht en uitwerking. De groene hoofdstructuur is dui-

delijk herkenbaar door uiterlijk en maatvoering. Alle landschappelijke dra-

gers in het plan zijn scherp begrensd ten opzichte van de privé uit te geven

kavels.

Ze bieden een afwisseling van open grasweiden en singelbeplantingen. De

graslanden zijn nodig als bloemrijke weide, leef gebied voor flora en fauna,

als overstromingsvlakte en als uitloopgebied. Het gebruik is geregeld,

maar niet geprogrammeerd. De toegankelijkheid van en functies in het

groen worden gestuurd door de natuurfunctie van het groen, mede in rela-

tie tot de noodzakelijke natuurcompensatie.

~;

3.2

De Veste

Dit bestemmingsplan

voorziet in de Veste

in de bouw van :i: 500

woningen, waarmee

het totaal van de ge-

hele Veste zo'n 1450

woningen bedraagt.

Het concept, de sfeer

en architectuur voor

dit tweede deel van

De Veste blijft ge-

handhaafd. De hoge

dichtheid van De Ves-

te met circa 50 wo-

ningen per hectare en

de concentratie van dienstverlenende commerciële voorzieningen (in de

eerste fase van de Veste), maatschappelijke voorzieningen en woonwerk-

gelegenheden bepalen de identiteit van het centrum. Belangrijke kenmer-

ken zijn verder:

. een niet te strakke, maar wel geordende structuur van hoofdstraten

en pleinen;

afwisselend een verbreding dan wel versmalling van het profiel van

de hoofdstraten;

.

~ Grontmij

150656-Toelichting 15 mei 2006

blad 23 van 143

relatief smalle woonstraten, voorzien van gebakken klinkers en

beplant met forse bomen;

woningen met een eigen stoep;

scheiding van private binnenterreinen en de openbare straat;

aaneengesloten bebouwing en hoogwaardige maaiveldinrichting

lichte bochten, knikken en vooruitgeschoven hoekbebouwing die

het omsloten beeld versterken;

duidelijk herkenbare individuele panden, die door materiaal- en

kleurgebruik niettemin een eenheid vormen;

alle daken zijn hellend en afgedekt met pannen. In de hoofdstraten

en aan de pleinen is de verdiepingshoogte (3,00 m) van de begane

grond hoger dan gebruikelijk voor een flexibel gebruik van deze

ruimten.

.

.

.

.

.

.

.

Het grootste deel van de parkeerplaatsen bevindt zich binnen de bouw-

blokken op de binnenterreinen. Dit verkleint de dominantie van geparkeer-

de auto's in het straatbeeld. Mogelijkheden in de vorm van (deels) ver-

hoogde binnenterreinen met het parkeren eronder of speelplekken in de

openbare ruimte worden nader onderzocht bij de uitwerking. Straten en

pleinen zijn primair verblijfsgebied.

3.3

De Marke

De Marke krijgt net

als De Veste een

compact woonmilieu

in een hoge dichtheid

(circa 40 woningen

per hectare). In totaal

is in de bouw van zo'n

1100 woningen voor-

zien. Ook De Marke

zal uit gesloten bouw-

blokken bestaan in

een niet te strakke

maar wel geordende

structuur. De afbeel-

ding laat het principe

voor de stedenbouwkundige opzet voor de Marke zien. Kenmerkend is de

radiale opbouw met het station als centrum. Drie radialen, ruime groene

lanen, vormen de belangrijkste ontsluiting van dit gebied en het station.

Twee radialen vormen de hoofdroute voor de auto, de derde heeft een in-

formeler karakter en loopt vanaf het station met een langzaamverkeers-

verbinding over de Voort naar het Businesspark Brandevoort. De radialen

bestaan uit een aaneenschakeling van ruimten, geaccentueerd door groen

en op een aantal plaatsen door een bijzonder gebouw of bouwwerk. Woon-

straten vormen een secundair patroon als binnenring, bedoeld als ontslui-

ting voor de woonblokken. De hiërarchie in de wegen zal tot uiting komen

in het profiel. .

.: Grontmij

150656-Toelichting 23 mei 2006

blad 24 van 143

Afbeelding: referentiebeelden De Marke

De bebouwing in De Marke verandert van zuid naar noord. De zuidzijde

zal bestaan uit gesloten bouwblokken. De rand aan de noordzijde kent een

meer open structuur en biedt mogelijkheden voor enkele losse bebou-

wingselementen.

Architecto or

De architectuur in De Marke heeft een traditioneel karakter maar maakt

een stap in de tijd ten opzichte van De Veste naar de periode rond 1900.

De architectuur is voornamer, c.q. monumentaler, onder andere door toe-

passing van erkers, balkons, afwijkingen in raamvorm, trapopgangen, etc.

Met name bij de radialen en de stationsomgeving is een grotere mate van

eenheid in de percelen/gevels op zijn plaats. Door een sterkere eenheid in

deze straten kan de werking als as in het gebied en het monumentale ka-

rakter versterkt worden. Hier wordt gedacht aan een zorgvuldig opge-

bouwde opeenvolging van gevel segmenten, die sterke overeenkomsten

hebben in stijlkenmerken en kleur. In de overige gevels van de gesloten

bouwblokken in de zijstraten is een opdeling in kleinere eenheden moge-

lijk waarin de individuele woning herkenbaar zal zijn. Zowel in de openba-

re ruimte en de bestrating als in de bebouwing worden duurzame materia-

len gebruikt die het beoogde karakter ondersteunen.

~;

= JoMlt!J ,i~D"~H!~~~ ~~w.J

mil.i.. iinm'Hm:m'i'i'm,. I II

!-!;ié- ";e i!-~[~';!~;!-~""f};~! ~ ~ ~!

Afbeelding: Gevelstudies De Marke

~ Grontmij

150656-Toelichting 23 mei 2006

blad 25 van 143

Functies en parkeren

De Marke presenteert zich als een voorname woonbuurt: lichte horeca (ca-

tegorie I), met name bij het station en wijkgebonden leisure (sauna, sport-

school) is mogelijk. Ook zijn in die omgeving diverse functies als een

kleinschalige kantoorvoorziening als onderdeel van de woning of een Bed

& Breakfast voorstelbaar. Detailhandelsfuncties vinden echter hun plek in

De Veste. De functionele invulling van De Marke is wel flexibel, bijvoor-

beeld in thematische zin als aanvulling op De Veste.

In De Marke wordt de dominantie van geparkeerde auto's in het straatbeeld

beperkt door het toepassen van afgesloten binnenterreinen. De optie voor

(deels) verdiept parkeren wordt in de uitwerking verder onderzocht. Bo-

venop deze parkeervoorziening is dan ruimte voor eventueel tui-

nen/terrassen en speelgelegenheid voor de allerkleinsten.

Het stationsgebied

Het stationsplein heeft twee zijden: aan De Veste en De Marke. De voor-

zieningen van het station, abri's en gedeeltelijke overkapping krijgt een

bijzondere architectuur (zie afbeelding paragraaf 2.3). Aan de oostzijde

wordt de buitenmuur van De Veste via het station over het spoor doorge-

trokken en is als zodanig een belangrijke schakel in de wandeling rond het

dorp. Het bestaande bos; is uitgangspunt en sfeerbepalend.

Afbeelding: Referentiebeeld stationsomgeving

De architectuur van het station Brandevoort krijgt een kenmerkend en her-

kenbaar silhouet, passend bij de kwaliteit van Brandevoort. Het stationsge-

bouw bestaat daarnaast uit functionele elementen als trappen, lift, spoor-

overgang, kaartjesautomaat en perrons. Ook het parkeren voor fietsen zal

hier een plek krijgen. Het Park Ride-terrein is langs het spoor aan de

noordzijde voorzien van een dek van bomen. Om de gewenste functionele

relatie tussen De Veste en De Marke te realiseren is bij het station een

fiets-voetgangers-tunnel opgenomen.

/'G ..

'!IJ! rontmlJ

150656-Toelichting 23 mei 2006

blad 26 van 143

.: Grontmij

3.4

Stepekolk

~1J

~ltl~ ~~. ..:~

"""""",-':';,,":i";;"'H~'-":"f' ~1J1'b:;, Q~.. ;,.-.

J~2~,',?,.~,'.~,'.:..,.,'"....-,.,.I,.',.._!,#t~.~~' ~.".~...""....,." ~

~ "-~. ;;~ (!f~;c.;f.lr~s~ ~:, ,~",i\ ~

;~-~~'~~, :,-:..lrL~t~::.;r-,:.",t~'~1 r.. "",""...-,:

1'.','.'.-.:.)"""""""'" ..C,;i'\...

/ ' ;~t.mOJn~:::!' J:I¥ "l:1I:S;~. ~~('I'

/ -,."..C- ""1 ,,-,\.::I--"I~~\'

! '~~.~r.',:;,'7~'.J ;; : E,! r._(~.,.,t. ~~t. ,t,{-,',.,.

I "l!:;l- , ? '/JIJ,j&~~ ~~,"f,~rT;

'/ .t:-~.:::~,"" ~~ffi

/ ,«;:}",11,( fw

(' Ic, ~~*,

i . . -

Een klein deel van de

buurt Stepekolk be-

hoort tot Brandevoort

11. De oorspronkelijke

invulling van dit deel

van Stepekolk is ech-

ter nog steeds van

kracht, waardoor Ste-

pekolk één geheel

vonnt. Kenmerken

van Stepekolk zijn:

. een nIeuwe

centrale lang-

zaamverkeers-

route (de Ste-

pekolk), tot aan het hart van De Veste. Deze route heeft een bo-

menrij aan weerszijden van de weg;

verspreid liggende plantsoenen, waarbij het langgerekte plantsoen

aan de westzijde een rol in de waterhuishouding vervult;

woonstraten met een smal wegprofiel tussen verharde bennen met

een enkele bomenrij;

de ontsluitingsweg heeft een breder profiel en krijgt in zijn geheel

aan twee kanten bomen;

een ontsluiting op de Voort in de zone van de bestaande landweg

Stepekolk (een gecombineerde ontsluiting met de westelijk gelegen

buurt Hazenwinkel);

vanaf de Voort tot aan de splitsing naar de verschillende buurten

zal de bebouwing de weg Stepekolk als wand gaan begeleiden. Na

de splitsing keert het oude karakter van de landweg terug met vrij-

staande objecten op ruime kavels, waar meer variatie mogelijk is.

.

.

~;

.

.

.

Afbeelding: Bebouwingstypologie Stepekolk

150656-Toelichting 23 mei 2006

blad 27 van 143

3.5

De nieuwe Buitens: een introductie

Om te komen tot meer gedifferentieerde woonbuurten is het programma

van Brandevoort II gewijzigd ten opzichte van Brandevoort 1. Dit betekent

een groter aantal rijenwoningen, wat vraagt om een andere inpassing in de

buurt. Brandevoort I plaatste rijenwoningen in hoven die verspreid liggen

over de wijk. Brandevoort II kiest ervoor om rijen ook in de hoofdontslui-

ting van de verschillende buurten, die centraal door de buurt loopt, te situe-

ren. Daarbij blijven rij en woningen in zijstraatjes en hoven mogelijk,

evenals aan de randen van het plangebied. In de uitwerking zal dit verder

worden vormgegeven. Het karakter van de Buitens als groene woonomge-

ving staat daarbij voorop.

3.6

Hazenwinkel

De relatief kleine

buurt Hazenwinkel

ligt tussen de hoog-

spannmgszone en

Stepekolk en wordt

gescheiden van Ste-

pekolk door de be-

staande landweg Ste-

pekolk-West. Ha-

zenwinkel gaat de

overgang vormen

naar het cultuurhisto-

rische agrarische

landschap in het

zuidwesten. Hazen-

winkel heeft drie duidelijk verschillende randen:

. de rand richting Stepekolk wordt ingevuld met losse bebouwing op

ruime kavels. Bij de entree zal het karakter formeler zijn; langs het

bestaande wegprofiel van de weg Stepekolk informeler, aansluitend

op het historische karakter van de weg;

de rand naar het achtergelegen landschap aan de zuidwest-zijde

krijgt een informeel karakter met de mogelijkheid om omhaagde

achterzijden c.q. grote tuinen naar het landschap te richten;

de rand naar de groenzone met de hoogspanningsleidingen heeft

zijn formele gezicht naar buiten. Hier wordt de openbare ruimte, -

net als in de rest van Brandevoort, begrensd met de voorgevels van

de losse enlof gesloten bebouwing.

/

//

i

!

i

\

,/

/

. /

{

.

.

ti Grontmij

150656-Toelichting 23 mei 2006

blad 28 van 143

Afbeelding: Referentiebeeld Hazenwinkel

Voor Hazenwinkel geldt een eenvoudige architectuur met een landelijke

uitstraling. Gevels met licht stucwerk, gekeimde gevels en metselwerk in

combinatie met kappen gaan de basis vormen in Hazenwinkel. De woon-

bebouwing bestaat uit één tot twee lagen met een kap met hier en daar op

voorgeschreven plaatsen een accent. De gecombineerde entree vanaf de

Voort zal begeleid worden door statige bebouwing. In Hazenwinkel is

plaats gereserveerd voor een basisschool ter plaatse van de gecombineerde

aansluiting op de Voort.

3.7

liverdonk en Kranenbroek

De buurten Liverdonk

en Kranenbroek krij-

gen een vergelijkbare

identiteit en uitstra-

ling. Liverdonk ligt

ten zuiden van de

spoorlijn en grenst

aan de zuidzijde aan

een groenzone met de

hoogspanningsleidin-

gen. Aan de overzijde

van het spoor ligt

Kranenbroek dat aan

de noordzijde be-

grensd wordt door de

groenzone met de Papenvoortse Loop. Wat betreft woningtypologie voor

beide Buitens is de in fase I gerealiseerde Buiten 'Schutsboom' de beeldre_-

ferentie. Niettemin is de structuur anders. Ook in deze buurten is namelijk

sprake van een 'ruggengraat' en een patroon van woonstraten die de rest

van de buurt ontsluiten. Bijzonder in Kranenbroek is een van oudsher her-

kenbare driehoekige groene ruimte. De verkaveling zal zoveel mogelijk

rekening dienen te houden met dit gegeven. De bestaande weg, het groen

en de bestaande bebouwing, worden ingepast in de verkaveling. Liverdonk

en Kranenbroek krijgen verschillende randen met elk een eigen karakter:

. de randen naar de Voort: formeel karakter en voorkanten van wo-

ningen. Bebouwing kan hier ook hoger zijn dan in de rest van de

buurt als overgang naar de bebouwing van De Veste en De Marke.

f)

'.'

./

/

./

./

I

!

,

.f Grontmij

150656-Toelichting 23 mei 2006

blad 29 van 143

ti Grontmij

.

de randen naar het spoor: het betreft hier een belemmeringszone als

gevolg van railverkeerslawaai van circa 43 meter vanuit hart spoor.

Hier is gekozen voor een oplossing waarbij de achtertuinen naar het

spoor worden gekeerd. De woning staat op de rand van de belem-

meringszone en de tuin zal bijna tot aan het spoor lopen. Hierdoor

ontstaan woningen met zeer diepe achtertuinen. Onderwerp van

uitwerking is mogelijk ook aan deze zone pleintjes te situeren met

rijenwoningen, uiteraard op voldoende afstand tot het spoor in ver-

band met geluidhinder.

randen aan de westzijde: een informeel karakter met grote achter-

tuinen naar het landschap. Hier zou sprake kunnen zijn van vrije

kavels met individuele woningen;

Liverdonk heeft een formele rand aan de zuidzijde als begrenzing

van de groenzone met de hoogspanningsleidingen. Kranenbroek

kent een formele rand naar het groengebied van de Papenvoortse

Loop. Deze beide randen hebben voorkanten gericht op de openba-

re ruimte.

.

.

Afbeelding: Referentie Kranenbroek en Liverdonk

3.8

Businesspark Brandevoort

De ambitie voor het

businesspark van

Brandevoort is dat het

terrein alle eigen-

schappen van een

eigen buurt bezit, een

levendig gebied wordt

én alle kenmerken van

Brandevoort bezit.

Het gesloten stads-

blok is dan ook de

basis voor het busi-

nesspark. Het wordt

daarmee een herken-

baar onderdeel van

Brandevoort. Deze unieke ambitie moet nog worden uitgewerkt en inge-

vuld, Met name deze invulling en de mogelijkheden die de markt hiertoe

ziet, bepalen in sterke mate het succes van het concept. Dat is de reden

waarom in dit bestemmingsplan voor een flexibele regeling is gekozen.

'~~cl~ti\i " j

~Ql1J .. :

"-~ ,v;.

,.",. ' ,.~ ~~.. ,~<:. 1tg;~; , ,,~

'":.,::....~.~~,}, . .,".,::~)t.~ .., ' ':0, ~// ""~;.

."'.",',','"~~',,t:,",,",,,'l","~.t',",'f'-,'""-"",,',,-'!"~,',,,'?o, ~',""'~'<~'~', ,. ;<;

.,::~"!f!fI;:-;?.~-:;';~~":"v.Y"::\ .....-~'" '~O~~,.

>";';.','.,~,.,",,~,,i',", ~',...,',L,',,'t,:,,::,:;;J "','-,"~,,-':"'~,~"';-,v~"'" ,,:-",,/',~ "~-,,,~{ ',' i:2(J"""~"",,,,'

,,'" -....,,-,-"".~-'" >,z.- . ti Q

'",'--""~'-"';"'"""",,P""".',,l', "-"",',',,,', ",' ~"

r'4:::=~.~::~f!:J;.;::.tr, """'{(", ", ~ '

. ',',',;,"""',,,',-,',','.,' """"""..~.~:::;;,r,,',"'.',",',"""","',""~"'."""',v. ,,',;;;",( ,"', ',,:?"S,'.F/~5"'~~'

":::.:,(.,:r' . ';',-;:-::'/;:"\ ~~~ ~" ~..

'" ,.'" '."" """'::"" ",';"~L":i~",';f~, di~ 1~~~

," A""~; ~(:':~"Ii'~',!",'::~ i\U"" ~,.."""

150656-Toelichting 23 mei 2006

blad 30 van 143

Deze maakt in ieder geval de ambitie en de keuzen van het Masterplan

voor het ontwerp van het businesspark mogelijk.

De ambitie voor de invulling van het terrein richt zich op bedrijven uit de

clusters automotive, mechatronica, hoogwaardige textielindustrie, en agro-

food technologie. R&D, productontwikkeling en engineering, evenals de-

sign en creatieve industrie behoren tot de doelgroep. Functies die in ieder

geval uitgesloten dienen te worden zijn: zelfstandige kantoorvestiging,

detailhandel, bouwnijverheid, transport en distributie, grootschalige leisu-

re, evenals woon/werken.

De structuur van het businesspark is in de visie van het Masterplan opge-

bouwd uit duidelijk herkenbare compacte ommuurde of door groen omslo-

ten segmenten, van elkaar gescheiden door robuuste groene scheggen.

Door (de gekozen vorm) van deze scheggen ontstaat zicht vanaf de snel-

weg op de hoekpunten van De Marke en vanaf De Marke en de Voort rich-

ting het noordelijk landschap. De hoekpunten van De Marke vragen van-

wege het zicht om een bijzondere 'Brandevoortse' vormgeving. Daarnaast

vormen deze scheggen extra zichtlocaties voor bedrijven. Er ontstaat zo

een structuur van gesloten bedrijvenclusters ingebed in een groene omge-

ving. De groene scheggen spelen tevens een belangrijke rol in natuurcom-

pensatie en waterhuishouding (zie ook paragraaf 8.4).

~,

j

De clusters worden verbonden door een interne ontsluitingsas, die zowel

op de Voort als op de Papenvoortse Dreef aansluit. Elk cluster benut deze

interne ontsluitingsweg en heeft eventueel een ringweg buitenom, afhanke-

lijk van het type en het aantal bedrijven binnen het cluster. Omdat het bu-

sinesspark zich uitstrekt langs De Marke en langs de A270, is het door

deze ontsluitingsweg heel goed mogelijk om de Voort en de Papenvoortse

Dreefvrijwel geheel te ontlasten van het werkverkeer.

Afbeelding: Ontwerp Brandweerkazerne Businesspark Brandevoort

Hoofdlijn en essentieel voor de invulling van de clusters is een herkenbaar

en geregisseerd straatbeeld met daarnaast een grote vrijheid voor onder-

nemers op hun eigen erf. Van de ondernemers wordt verwacht dat zij hun

bedrijfspand op de rand van de kavel situeren, in de rooilijn als onderdeel

van de muur. De gevel op de rooilijn dient te passen in een typische en

Brandevoortse stijl: bakstenen, dieper liggende kozijnen, daklijsten en

-5 Grontmij

150656-Toelichting 23 mei 2006

blad 31 van 143

aanwijzingen voor belettering et cetera. Ten opzichte van de Buitens en De

Marke zijn er overeenkomsten in materialen en kleuren. De gevels uit het

zicht zijn vrij te kiezen (staal, glas, golfplaat, baksteen). Transparante hek-

werken aan de straatzijde zijn niet toegestaan. In de uitwerking van het

deelplan zullen deze elementen verder aan bod komen. Het gaat dan om

heldere regels voor:

. bouwhoogte van bedrijfsbebouwing en ommuring in de rooilijn en

op het terrein, in relatie tot de beeldmerken/profilering van indivi-

duele bedrijven;

de wenselijke grootte van de aan te trekken bedrijvigheid;

fasering met het oog op de ommuring, c.q. groene afscheiding;

dimensionering van de openbare ruimte binnen de segmenten. Deze

dient royaal genoeg te zijn voor het manoeuvreren met auto's en

vrachtwagens, echter niet op het (langdurig) stallen van auto's. Dit

dient op het eigen terrein te gebeuren.

.

.

.

Op het businesspark wordt geen combinatie van wonen met werken voor-

gesteld. Dit uit het oogpunt van handhaving van bestemmingen en handha-

ven van veiligheid en milieuwetgeving en is in lijn met het beleid van de

provincie. Het eventueel toepassen van een zonering op het businesspark

in milieucategorieën zal in de uitwerking aan de orde komen. In de uitwer-

king zal tevens het concept van ommuurde terreinen in samenspraak met

bevoegde instanties worden beoordeeld ten aanzien van veiligheidsvoor-

schriften.

af Grontmij

150656-Toelichting 23 mei 2006

blad 32 van 143

4

Functionele aspecten

4.1

Woningbouwprogramma

Bij het bepalen van het programma voor Brandevoort II is nadrukkelijk

rekening gehouden met de uitgangspunten uit de Nota Wonen alsmede de

woningbouwontwikkelingen binnen de periode tot 2010 elders in de stad.

Dit heeft geresulteerd in de volgende differentiatie:

. sociale huur: 450 woningen

. sociale koop: 300 woningen

. vrije sector (huur/koop): 1.650 woningen

. bouwkavels: 600 woningen

(15 %);

(10 %);

(55 %);

(20 %).

Met dit programma wordt beoogd ook in Brandevoort II de gewenste diffe-

rentiatie in huur/koop en prijsklassen op wijk- buurtniveau te bewerkstelli-

gen. Daarnaast is nadrukkelijk gekozen voor 10 % sociale koopwoningen

conform het uitgangspunt verwoord in de Nota Wonen. De 600 geplande

bouwkavels moeten een bijdrage leveren aan de bevordering van het parti-

culier opdrachtgeverschap. Binnen dit programma wordt gestreefd naar

realisatie van levensloop-bestendig bouwen, waar nadrukkelijk ook de

inrichting van de openbare ruimte en de toegankelijkheid en aanpasbaar-

heid van woningen bij hoort.

~,

4.2

Bedrijvigheid

Het bestemmingsplan voorziet in 34 hectare bestemd als Bedrijfsdoelein-

den (uit te werken ex artikel 11 WRO). Het businesspark in Brandevoort

vormt een belangrijke aanvulling van het segment businesspark in Hel-

mond. Het businesspark vormt de top van de markt voor bedrijfslocaties in

Helmond en in de regio.

Aan de hand van de thema's functionaliteit, vormgeving, duurzaamheid,

beheer en infrastructuur, moet de visie op de ontwikkeling van het terrein

verder uitgewerkt worden. Rode draad van het geheel vormt het streven het

terrein duurzaam te ontwikkelen. Dit betekent dat het terrein tot een her-

kenbare ruimtelijke eenheid wordt ontwikkeld. Een en ander bepaalt ook

de uitgeefbaarheid van de segmenten waaruit het bedrijventerrein is opge-

bouwd.

Gelet op de ambitie om te groeien naar een centrum van kennisintensieve

fabricagetechniek, behoren met name bedrijven uit de clusters automotive,

mechatronica, hoogwaardige textielindustrie, en agrofood technologie,

.s r;Jrontmij

150656-Toelichting 15 mei 2006

blaa 33 van 107

R&D, productontwikkeling en engineering, evenals design en creatieve

industrie tot de doelgroep.

Uitgangspunt voor Brandevoort als geheel is dat de basisvoorzieningen aan

de eigen behoefte voldoen. In de eerste fase is al een groot deel van deze

voorzieningen voorzien in De Veste. In Brandevoort II zal ruimte worden

geboden aan de volgende voorzieningen:

. twee multifunctionele accommodaties; waarin ruimte zal komen

voor een basisschool, een kinderdagverblijf, een peuterspeelzaal en

een sportvoorziening;

een tweede gezondheidscentrum voor de wijk;

levensloop bestendige woningen en woningen met zorg (geclusterd

wonen met zorg en wonen met intramurale 24-uurs zorg);

een jongerencentrum;

een gebouw voor scouting in de nabijheid van voldoende buiten-

ruimte;

voldoende speelruimte en speel voorzieningen voor verschillende

leeftijdsgroepen en verspreid over de wijk. Daarbij kan gedacht

worden aan ingerichte speelplekken, aan ruigere speelplekken in

het groen, aan trapveldjes en aan pétanquebanen.

4.3

.

.

.

.

.

Voorzieningen

De exacte invulling en uitwerking zal in overleg met de Wijkraad plaats-

vinden.

4.4

Parkeren

Voor Brandevoort II wordt naar aanleiding van de ervaringen in Brande-

voort I en op basis van de nationale (beleids )ontwikkelingen ten aanzien

van het auto bezit van ruimere parkeemormen (gerelateerd aan de in-

houdsmaat van de woning} uitgegaan.

. Voor de compacte delen de Veste en de Marke geldt een gemiddel-

de norm van 1,8 parkeerplaats per woning (inclusief appartemen-

ten). Dit gemiddelde is gebaseerd op het uitgangspunt dat het aantal

woningen groter dan 600 m3 in evenwicht is met het aantal wonin-

gen kleiner dan 350 m3. Binnen dit gemiddelde is de vrijheid aan-

wezig om per woningcategorie (financiering cq. type en grootte)

enige differentiatie toe te passen. Uiteraard dient een passende

spreiding te worden gerealiseerd; de gemiddelde norm van 1,8 par-.

keerplaats per woning kan bijvoorbeeld bloksgewijs worden gehan-

teerd.

Voor de Buitens: Stepekolk, Hazewinkel, Liverdonk en Kranen-

broek worden gedifferentieerde parkeemormen per woning, afhan-

kelijk van de inhoud van de woning (het hoofdgebouw), gehan-

teerd. Deze worden toegepast op basis van de bouwaanvraag voor

de realisering van de woning.

De normen zijn:

. )

.

.f Grontmij

150656-Toelichting 23 mei 2006

blad 34 van 143

.

- woningen met een inhoud kleiner dan 350 m3 : 1,6 parkeer-

plaats per woning

- woningen met een inhoud groter of gelijk aan 350 m3 en minder

dan 600 m3: 1,8 parkeerplaats per woning;

- woningen met een inhoud groter of gelijk aan 600 m3: 2 par-

keerplaatsen per woning.

Voor bedrijfsmatige activiteiten in de woongebieden (bijvoorbeeld

in De Marke) geldt een basisnorm van 2 parkeerplaatsen per 100

m2 bedrijfsvloeroppervlakte.

Alle parkeemormen zijn minima en omvatten de parkeerruimte op eigen

terrein tezamen met die in de openbare ruimte. Van de parkeemorm dient

0,3 parkeerplaats openbaar toegankelijk te zijn. Bij de planuitwerking kun-

nen mede afhankelijk van de woningtypen en de verkaveling de gangbare

regels worden toegepast van het aantal en de wijze van meten/tellen van de

parkeerplaatsen die op eigen terrein dienen te worden gerealiseerd.

4.5

Fasering

Het planconcept van Brandevoort biedt goede mogelijkheden voor een

doelmatige en logische fasering. Alle onderscheiden woongebieden kun-

nen uitstekend als afgeronde eenheden worden ontwikkeld. Vooral ook

omdat alle Buitens op een directe en natuurlijke wijze aanhaken aan De

Veste en De Marke. Vanaf 2007 is de bouw voorzien van:f: 300 woningen

per jaar. De fasering zal voortborduren op Brandevoort I van Brandevoort.

Dat betekent dat Brandevoort 11 zal starten met de afronding van De Veste

en van het westelijk deel van Stepekolk.

~)

Vandaar dat ook de groenstructuur langs de Voort grenzend aan deze ge-

bieden prioriteit krijgt in de fasering. De overige woongebieden en groen-

zones komen successievelijk aan bod, waarbij grondverwerving van in-

vloed kan zijn op de uiteindelijke prioriteitstelling in de fasering. Hoe dan

ook wordt ook voor de overige woongebieden gestreefd naar een ruimtelijk

logische en samenhangende fasering.

Ook het concept van het businesspark met de afzonderlijke segmenten

leent zich uitstekend voor een gefaseerde ontwikkeling. Hier zullen de

mogelijkheden in markt mede sturend zijn in de uiteindelijke fasering.

De fasering van het groen hangt samen met de vereisten ten aanzien van de

natuurcompensatie.

In de juridische regeling is met deze fasering rekening gehouden, door de

betreffende gebieden waar direct gestart wordt een bestemming met directe

bouwtitel te geven. Voor de overige gebieden geldt dat die pas ontwikkeld

kunnen worden als er uitwerkingsplannen zijn opgesteld (uit te werken ex

artikel 11 WRO).

.s Grontmij

150656-Toelichting 23 mei 2006

blad 35 van 143

5

Juridische vormgeving

5.1

Inleiding

In dit hoofdstuk wordt een toelichting gegeven op de juridisch-technische

opbouw van de plankaart en de voorschriften van het bestemmingsplan. De

twee eerstvolgende paragrafen geven een beeld van hoe tot de gekozen

opzet van het bestemmingsplan gekomen is. De vier daarop volgende pa-

ragrafen geven per artikel van de voorschriften een korte toelichting.

5.2

Planvorm

De plankaart en de voorschriften vormen samen het juridisch bindende

gedeelte van het bestemmingsplan. De toelichting is niet alleen een moti-

vering van wat op de plankaart en in de voorschriften is vastgelegd, maar

ook een intentieverklaring van het gemeentebestuur van wat het als de

meest gewenste ontwikkeling van het plangebied voor ogen staat. De toe-

lichting is dus niet juridisch bindend, maar kan wel gebruikt worden als

toetsingskader bij bijvoorbeeld een verzoek tot het verlenen van een

bouwvergunning.

Op de bij het bestemmingsplan "Brandevoort lI" behorende plankaart met

het nummer 069102-B-Ol zijn alle noodzakelijke - en op grond van het

Besluit op de ruimtelijke ordening vereiste - gegevens ingetekend. Op het

renvooi (verklaring van de bestemmingen en aanduidingen op de plan-

kaart) is te zien dat er een onderscheid wordt gemaakt in bestemmingen en

aanduidingen. De bestemmingen zijn de belangrijkste elementen. Elk stuk

grond op de kaart heeft een bestemming. Deze wordt zichtbaar gemaakt

door middel van een kleur en een letter (al dan niet in combinatie met een

Romeins cijfer) die de bestemming aangeeft. Daardoor is het mogelijk om

met behulp van het renvooi te zien welke bestemmingen aan gronden en

opstallen binnen het plangebied toegekend zijn. Elke op de plankaart inge-

tekende bestemming is gekoppeld aan een bestemmingsartikel in de voor-

schriften.

Op de plankaart zijn tevens drie profielen ingetekend, waarbij de afstand

tussen de bebouwing, bouwwerken of aanduidingen - zoals die in de pro-

fielen is ingetekend - maatgevend is. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om de

minimale afstanden aan weerszijden van de spoorlijn of de maatvoering

binnen het tracé van de gecombineerde hoogspanningsleiding.

.s Grontmij

150656-Toelichting 1.5 mei 2006

blad 37 van 107

De voorschriften laten bij elke bestemming zien op welke manier de gron-

den binnen de desbetreffende bestemming gebruikt mogen worden. Daar-

bij wordt onder meer verwezen naar aanduidingen op de kaart. Aanduidin-

gen geven dien ten gevolge, in samenhang met de voorschriften, duidelijk-

heid over datgene wat binnen een bestemmingsvlak al dan niet is toege-

staan.

Dit bestemmingsplan is voornamelijk een ontwikkelingsplan dat bedoeld is

om de ruimtelijke opbouw van de toekomstige woningbouwlocatie Bran-

devoort II op een adequate wijze te kunnen ontwikkelen en om ongewenste

ruimtelijke ontwikkelingen binnen het plangebied uit te sluiten. In de uit-

werkingsplannen - die uit dit bestemmingsplan voortvloeien - zullen be-

stemmingen verder uitgewerkt worden.

5.3

Toegepaste methodiek

Gekozen is voor globale - al dan niet uit te werken - bestemmingen, waar-

van de belangrijkste bestemmingen zijn: 'Centrumgebied', 'Woongebied',

'Bedrijfsdoeleinden' en 'Groendoeleinden, ecologische ontwikkeling en

waterhuishouding'. Daarnaast komen nog enkele gedetailleerde bestem-

mingen voor zoals de bestemmingen, 'Verkeersdoeleinden' en 'Groen-

doeleinden, natuurontwikkeling'. Deze bestemmingen leggen het gebruik

van gronden en gebouwen nauwkeuriger vast en geven zo meer rechtsze-

kerheid. Om het karakter van de deelgebieden zelf en het onderscheid tus-

sen de deelgebieden onderling zeker te stellen, is een aantal uitwerkingsre-

gels opgesteld.

De Veste - met de bestemming 'Centrumgebied' - en het westelijk deel van

Stepekolk - met de bestemming 'Woongebied l' - vormen de voltooiing

van de reeds voor Brandevoort I ontworpen deelplannen. Deze gebieden

hebben een directe bouwtitel en regels die nagenoeg gelijk zijn aan de re-

gels zoals deze zijn opgenomen in de bestemmingsplannen "Brandevoort

I" en "Herziening Brandev~ort I/Westzijde". Daarmee zullen deze gebie-

den naadloos aansluiten op het gerealiseerde deel en wordt de eenheid van

de buurt gewaarborgd.

De overige buitens zoals Hazenwinkel, Liverdonk en Kranenbroek - met

de bestemming 'Woongebied II (uit te werken ex artikelll WRO)' - en

De Marke - met de bestemming 'Woongebied III (uit te werken ex artikel

11 WRO)' - het Businesspark Brandevoort - met de bestemming 'Bedrijfs-

doeleinden (uit te werken ex artikel 11 WRO) alsmede de gebieden met als

bestemming Groendoeleinden, Ecologische ontwikkeling en Waterhuis-

houding, dienen op grond van één of meerdere nader op te stellen uitwer-

kingsplannen te worden gerealiseerd.

In een uitwerkingsplan zullen specifieke regels worden opgesteld aan de

hand van de aanzet die in dit bestemmingsplan wordt gedaan. Aan de ene

kant moeten de regelingen voor deze deelgebieden voldoende houvast bie-

den om het beoogde beeld voor Brandevoort II vast te leggen. Aan de an-

.s"Grontmij

150656-Toelichting 23 mei 2006

blad 38 van 143

dere kant moet het plan voldoende vrijheid en flexibiliteit behouden om te

voorkomen dat toekomstige inzichten worden gefrustreerd. Zo worden

buurtkarakter bepalende aspecten, zoals het minimum- en maximumaantal

woningen en de maximale hoogten van de woningen gegeven. Er wordt

een kader gesteld, maar voldoende ruimte opengelaten voor een toekom-

stige, nadere invulling.

5.4

Enkele bijzondere regelingen

Voor de gronden aan de zuidwestrand van Liverdonk en Hazenwinkel

(woongebied lI) die permanent binnen de geurhindercontour van buiten het

plangebied en de gemeente Helmond gelegen intensieve veehouderij be-

drijven zijn gelégen, is een speciale regeling opgenomen in de vorm van

een wijzigingsbevoegdheid.

. Enkele bestaande woningen, evenals cultuurhistorisch waardevolle be-

bouwing, waarvan het gebruik voortduurt, zijn op de plankaart opgenomen

door middel van een aanduiding. Deze aanduidingen hebben een koppeling

met de voorschriften. Op deze manier wordt duidelijk gemaakt waar deze

panden zich bevinden.

Ten aanzien van de toegestane minimale en maximale woningaantallen per

deelgebied is als motivatie onderstaande vergelijking van de marge in de

bruto woningdichtheden per bestemming instructief.

~,

Gebied

Bruto opp.

Aantal

Bestemming

Woningaantal

de Veste

11,58 ha

Centrumgebied

de Marke WO III 29,31 ha

)

Stepekolk WOl !l,21 ha

Hazenwinkel, Liverdonk

en Kranenbroek

WOU

65,42 ha

500 43,18

min. 450 38,86

max. 550 47,50

1100 37,53

min. 1000 34, II

max. 1200 40,94

250 22,30

min. 200 17,84

max. 275 24,53

!l50 17,58

min. 1000 15,29

max. 1350 20,64

De minima leveren tezamen 2.650 woningen, de maxima 3.375 woningen

op. In het Masterplan is van totaal 3.000 woningen als richtgetal uitgegaan,

de bijbehorende woningaantallen per bestemming zijn bovenstaand steeds

als eerste weergegeven. Voor de bruto oppervlakten en de woningdichthe-

den is steeds inclusief de zones met geluidhinder (verkeer en spoor) gere-

kend; bij WGII is het geurhindergebied buiten de bruto opp~rvlakte ge-

houden.

;~

ti Grontmij

150656-Toelichting 23 mei 2006

blad 39yan 143

"'.'.-",

5.5

Algemene bepalingen

De algemene bepalingen worden gevormd door een drietal artikelen:

Artikel] Begripsbepalingen

In de 'Begripsbepalingen' worden definities gegeven van de begrippen die

in de voorschriften worden gebruikt, om misverstanden te voorkomen.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de 'Wijze van meten' wordt aangegeven hoe bepaalde maten gemeten-

dienen te worden. Het gaat daarbij om alle technische regelingen over het

bepalen van oppervlaktes, hoogtes, dieptes, breedtes, enzovoort.

Artikel 3 Dubbeltelbepaling

De dubbeltelbepaling beoogt te regelen dat de grond die bij de verlening

van een bouwvergunning werd betrokken, niet nog een keer wordt meege-

nomen bij het verlenen van een latere bouwvergunning indien daardoor de

eerder verleende bouwvergunning gaat afwijken van het bestemmingsplan.

Dit zou bijvoorbeeld het geval kunnen zijn als een perceelsgedeelte wordt

verkocht om een nieuw bouwplan aan de voorschriften te laten voldoen.

5.6

Bestemm ingsvoo rsch ritten

De bestemmingsvoorschriften vormen het hart van het bestemmingsplan.

Ze bevatten de bepalingen die van toepassing zijn op de in het plan opge-

nomen bestemmingen. In deze paragraaf wordt nader ingegaan op de in-

houd die wordt gegeven aan de verschillende bestemmingen.

Artikel 4 Centrumgebied

De bestemming 'Centrumgebied' sluit aan bij dezelfde bestemming uit het

bestemmingsplan "Brandevoort I" die de ontwikkeling van het oostelijk

deel van De Veste mogelijk heeft gemaakt. De bestemming 'Centrumge-

bied' biedt naast woondoeleinden onder andere ruimte aan maatschappelij-

ke, groen-, verkeers- en openbare nutsdoeleinden. Binnen de bestemming

mag ten hoogste 2.000 m2 bruto vloeroppervlak voor maatschappelijke

doeleinden aangewend worden. Vanwege de gewenste concentratie in het

oostelijk deel van het centrum zijn in het westelijk deel detailhandel, hore-

ca, consumentgebonden dienstverlening en kleine kantoren niet toegestaan.

Het westelijk deel van De Veste zal tussen de 450 en 550 woningen ken-

nen, waarvoor de nodige bebouwingsregels zijn opgenomen. .

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd nadere eisen te

stellen ten aanzien van de situering, de afmeting, dakbeëindiging, de de-

taillering, de kapvorm en de nokhoogte, van bebouwing zoals woningen,

als dit bijvoorbeeld nodig is voor het realiseren van de beoogde steden-

bouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit. Dit geldt ook voor de bestem-

mingen WG I, WG II en WG lIL

~Grontmij

150656-Toelichting 23 mei 2006

blad 40 van 143

Artikel 5 Woongebied I

Ten zuidoosten van de Stepekolk rust de bestemming 'Woongebied I' op

wat het westelijk deel van de buurt Stepekolk zal worden. Het westelijk

deel van Stepekolk zal tussen de 200 en 275 woningen kennen, waarvan 8

in het gebied met de aanduiding 'woninggebied lage dichtheid. Hiervoor

zijn de nodige bebouwingsregels opgenomen.

Artikel 6 Woongebied 11 (uit te werken ex artikel]] WRO)

De bestemming 'Woongebied U (uit te werken ex artikel 11 WRO)' facili-

teert het leeuwendeel van de geplande woningbouw ten westen van de Ste-

pekolld De Voort. Ze rust op wat de buurten Kranenbroek, Liverdonk en

Hazenwinkel zullen worden. Het is de bedoeling dat in de drie buurten

tezamen tussen de 1.000 en 1.350 woningen gebouwd zullen worden,

waarvan 8 in het gebied met de aanduiding 'woninggebied lage dichtheid.

Hiervoor zijn de nodige bebouwingsregels opgenomen.

,

)

Deze bestemming voorziet in nagenoeg hetzelfde gebruik van gronden als

de bestemming' Woongebied I'. Wel kent deze bestemming ook ruimte toe

aan groenelementen die in het bestemmingsplan "Buitengebied 1997" gro-

tendeels bestemd zijn als 'Bosgebied' of nader geïnventariseerd zijn en nu

op de plankaart de aanduiding' bestaand groenelement' kennen, met dien

verstande dat gestreefd wordt naar totale of gedeeltelijke inpassing binnen

de nieuwe verkaveling.

~;

Binnen deze bestemming mag pas worden gebouwd als er een door het

college van burgemeester en wethouders vastgesteld uitgewerkt plan ligt,

dat rechtsgeldig is. Onder voorwaarden mag eerder begonnen worden met

de uitvoering van de bouwplannen. Ook kan het college nadere eisen stel-

len met het oog op het verkrijgen/handhaven van een harmonieuze ruimte-

lijke opbouw van het plangebied. Dit geldt ook voor de bestemmingen WG

UI en Bedrijfsdoeleinden.

Artikel 7 Woongebied lIJ (uit te werken ex artikel]] WRO)

De bestemming 'Woongebjed UI (uit te werken ex artikel 11 WRO)' faci-

liteert de geplande woningbouw en voorzieningen in de toekomstige buurt

De Marke ten noorden van De Veste. Het is de bedoeling dat in deze buurt

tussen de 1000 en 1200 woningen gebouwd zullen worden, waarvan 20 in

het gebied met de aanduiding 'woninggebied lage dichtheid'. Hiervoor zijn

de nodige bebouwingsregels opgenomen.

Deze bestemming voorziet in nagenoeg hetzelfde gebruik van gronden als

de bestemming 'Centrumgebied'. Er is, naast wonen, voorzien in het ge-

bruik van gronden voor maatschappelijke doeleinden, alsmede in nader te

bepalen zones voor consumentengebonden dienstverlening, kleinschalige

kantoren en praktijkruimten.

,-"-.

Artikel 8 Woondoeleinden

De bestemming 'Woondoeleinden' heeft betrekking op een woning aan de

Broekstraat, gelegen in het plangebied. De bestemming 'Woondoeleinden'

voorziet niet alleen in het gebruik van gronden voor woningen en bijbeho-

.s Grontmij

150656-Toelichting 23 mei 2006

blad 41 van 143

rende aan- en bijgebouwen, maar ook voor tuinen, erven en ontsluitingspa-

den.

Artikel 9 Bedrijfsdoeleinden (uit te werken ex artikell] WRO)

De bestemming 'Bedrijfsdoeleinden (uit te werken ex artikel 11 WRO)'

faciliteert de realisatie van het toekomstige Businesspark Brandevoort ten

noorden van de buurten Kranenbroek en De Marke. Het bedrijventerrein

zal ruimte bieden aan hoogwaardige productiebedrijven en bedrijvigheid

op het gebied van research and development. Niet-zelfstandige kantoren

zijn toegestaan, zo lang ze niet meer dan 40 % van het vloeroppervlak van

een bedrijfsgebouw in beslag nemen.

Bedrijven zijn toegestaan voor zover ze vallen onder de werkingssfeer zo-

als bedoeld in de Wet milieubeheer én vermeld staan in categorie 1, 2 of 3

van de Staat van bedrijfsactiviteiten. Een bedrijf dat niet in één van deze

categorieën valt, is ook toegestaan wanneer het college van burgemeester

en wethouders van mening is dat zijn aard onder één van de categorieën te

scharen valt. Een bedrijf is verder toelaatbaar als het niet aan te merken

valt als een inrichting zoals bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder

of als het geen risicovol bedrijf betreft. In de uitwerkingsregels is de ver-

plichting tot zonering opgenomen.

Naast de genoemde grondgebruiken voorziet de bestemming 'Bedrijfs-

doeleinden (uit te werken ex artikel 11 WRO)' in verkeersdoeleinden,

openbare nutsdoe1einden en openbare ruimte

De parkeemormen zullen nader ingevuld worden in het uitwerkingsplan.

Het parkeren en manoeuvreren zal op het eigen terrein dienen te gebeuren.

Artikel] 0 Groendoeleinden, natuurontwikkeling

De bestemming 'Groendoeleinden, natuurontwikkeling' heeft tot doel na-

tuurontwikkeling te bewerkstelligen en de natuurwaarden te behouden.

Gronden met deze bestemming zijn dan ook onder andere bestemd voor

behoud, herstel en ontwikkelen van potentiële ecologische en landschappe-

lijke waarden, alsmede voor het ontwikkelen en versterken van de ecologi-

sche structuur. Alleen in de vorm van informele voetpadden is recreatief

medegebruik mogelijk.

Artikel]] Groendoeleinden, ecologische en recreatieve ontwikkeling

Het groen binnen de bestemming 'Groendoeleinden, ecologische en re-

creatieve ontwikkeling' heeft als oogmerk vooral de ontwikkeling van de

ecologische groene ruimtes voor het hele plangebied. Ze bieden ruimte aan

een deel van de benodigde natuurcompensatie. De bestemming voorziet

ten behoeve van de waterhuishouding in hoofdwatergangen en waterber-

ging. Recreatief gebruik is mogelijk, door middel van wandel- en fietspa-

den en speelvoorzieingen.

,n

,,"

~ Grontmij

150656-Toelichting 23 mei 2006

blad 42 van 143

Artikel 12 Verkeersdoeleinden

De wegen die zullen gaan dienen als de ontsluitings- en hoofdwegen van

Brandevoort II zijn ondergebracht onder de bestemming 'Verkeersdoelein-

den' . Zij maakt ook de realisatie van bijbehorende voorzieningen zoals

tunnels, viaducten, bermen mogelijk. Daarnaast kan worden voorzien in

parkeer- en groenvoorzieningen en voet- en fietspaden. Binnen de be-

stemming zijn abri's toegestaan; motorbrandstofverkooppunten daarente-

gen niet.

"

i

Artikel 13 Spoorzone

Het gedeelte van de spoorlijn tussen Eindhoven en Helmond dat binnen het

plangebied van "Brandevoort lI" is opgenomen in de bestemming 'Spoor-

zone' . Ook is centraal in Brandevoort tussen De Veste en De Marke een

station gesitueerd (op de plankaart aangeduid met 'S'). Voor het station

geldt dat de stationsgebouwen in totaal niet meer dan 600 m2 mogen be-

slaan. De goothoogte van de stationsgebouwen mag op ten hoogste 12 me-

ter liggen.

De bestemming voorziet verder in geluidwerende voorzieningen, fiets- en

voetpaden, groenvoorzieningen, een hoofdwatergang met ecoduiker / fau-

napassages, waterlopen en voorzieningen die nodig zijn voor een goede

waterhuishouding. Over de gehele lengte is binnen de 'Spoorzone' de aan-

duiding 'VLITSfietspad' gesitueerd, dat een snelle fietsverbinding moge-

lijk maakt naar het centrum van Helmond.

~;

Artikel 14 Bovengrondse hoogspanningsleidingen (dubbelbestemming)

De bovengrondse hoogspanningsleidingen zijn met een gelijknamige dub-

belbestemming op de plankaart aangegeven. De hoogspanningsmasten

mogen ten hoogste 60 meter hoog zijn. De gronden die vallen binnen deze

dubbelbestemming zijn op de eerste plaats bestemd voor de leidingen,

maar daar binnen zijn ook vier andere bestemmingen van toepassing. De

regelingen van de dubbelbestemming gaan voor op de regelingen die bij de

andere bestemmingen horen.

Artikel 15 Ondergrondse gastransportleiding (dubbelbestemming)

Zowel de ligging vqn de reeds aanwezige gastransportleiding, als de nieu-

we situering na het verleggen er van zijn aangegeven als de plankaart ,

overeenkomstig de aanwijzingen van de Gasunie.

5.7

Gebruiksbepalingen en aanlegvergunningen

Artikel 16 Gebruik van gronden en bouwwerken

In het artikel is geregeld dat gebruiken van gronden en bouwwerken die

strijdig zijn met hetgeen dat in de bestemmingsvoorschriften omschreven

is, verboden zijn. Ook regelt het artikel het verbod van gebruiken die so-

wieso als een niet toegestaan gebruik beschouwd worden. Hieronder vallen

bijvoorbeeld het gebruik van gronden als standplaats voor onderkomens of

als opslag-, stort-, lozings- ofbergingsplaats van afgedankte spullen, tenzij

dergelijk gebruik hoort bij een functie binnen de bestemming in kwestie.

,',

~ Grontmij

1-50656-Toelichting 23 mei 2006

blad 43 van 143

Een belangrijk element wordt gevormd door de algemene vrijstellingsbe-

paling. Deze houdt in dat burgemeester en wethouders vrijstelling moeten

verlenen van het gebruiksverbod, indien strikte toepassing van de verbods-

bepaling leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet

door dringende redenen gerechtvaardigd wordt. Het opnemen van deze

vrijstelling, is een eis die voorkomt uit Kroonjurisprudentie en is gebaseerd

op een interpretatie van artikel 10 WRO. Mede gezien de jurisprudentie zal

het andere gebruik moeten aansluiten bij het in lid 1 genoemde gebruik.

Toepassing van de vrijstelling mag niet leiden tot een formele bestem-

. .. . .

mmgsWIJZlgmg.

Artikel 17 Aanlegvergunningen

Eer er met het verrichten van bepaalde werkzaamheden binnen de be-

stemmingen 'Groendoeleinden, natuurontwikkeling' en 'Bovengrondse

hoogspanningsleiding (dubbelbestemming)' begonnen mag worden, is een

aanlegvergunning van het college van burgemeester en wethouders nodig.

Dit artikel beschrijft de werkzaamheden waarvoor een dergelijke schrifte-

lijke vergunning nodig is en regelt ook de voorwaarden waaraan voldaan

dient te worden, voordat het college een vergunning afgeeft.

Artikel 18 Wijzigingsbevoegdheid en procedure wijzigingsbevoegdheid

(art. 11 WRO)

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd de bestemmingen

'Groendoeleinden, natuurontwikkeling' en 'Groen doeleinden, ecologische

en recreatieve ontwikkeling' onder voorwaarden te wijzigen ten behoeve

van openbare nutsdoeleinden.

Ook mag het de bestemmingsgrenzen tussen 'Groendoeleinden, ecologi-

sche en recreatieve ontwikkeling' en 'Centrumdoeleinden' respectievelijk

woongebied II en woongebied III wijzigen. Voorwaarde voor dergelijke

grenswijzigingen is wel dat de op de plankaart vastgelegde bestemmings-

grens niet meer dan 20 meter opgeschoven mag worden en dat de aan de

diverse functies toegedichte oppervlaktes gewaarborgd blijven. Tevens is

een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die geurgevoelige bebouwing bin-

nen de geurhindercontour op de plankaart mogelijk maakt onder voor-

waarde dat de geurhindercontour is opgeheven dan wel dat er door Gede-

puteerde Staten een ontheffingsbesluit is genomen op basis van de interim-

wet Stad en Milieu.

Artikel 19 Algemene vrijstellingsbevoegdheid ex artikel 15 WRO

De in dit artikel verwoorde vrijstellingen hebben onder meer tot doel enige

flexibiliteit in de voorschriften aan te brengen. Aan de hand van een vrij-

stelling kunnen onder meer nutsgebouwen van geringe omvang worden

gebouwd, geringe wijzigingen in maatvoering en in bestemmings- of be-

bouwingsgrenzen worden aangebracht. Zo kunnen bijvoorbeeld geprojec-

teerde begrenzingen tussen verschillende bestemmingen enigszins aange-

past worden om aan te sluiten bij de werkelijk situatie.

.s Grontmij

150656-Toelichting 23 mei 2006

blad 44 van 143

Artikel 20 Overgangsbepalingen

De overgangsbepaling heeft onder andere tot doel de rechtszekerheid te

verzekeren van bouwwerken, die op het tijdstip van de terinzagelegging

van het ontwerp bestemmingsplan gebouwd zijn of op grond van een reeds

verleende of een nog te moeten afgeven bouwvergunning, gebouwd mogen

worden en afwijken van de bebouwingsvoorschriften. Het afwijkende ge-

bruik mag worden voortgezet of worden gewijzigd in een andere, zolang

de afwijking van het bestemmingsplan maar niet vergroot wordt.

5.8

Slotbepalingen

Artikel 2] Strafbepaling

Met dit artikel wordt de mogelijkheid opengehouden om - op grond van

artikel la, onder 2° van de Wet op de economische delicten - het strafrecht

in te zetten bij de overtreding van gebruiksvoorschriften van het bestem-

mingsplan.

Artikel 22 Titel van het plan

Dit artikel geeft aan onder welke naam het bestemmingsplan aangehaald

dient te worden, te weten "Brandevoort II".

.f Grontmij

150656-Toelichting 23 mei.2006-

blad 45 van 143

Deel B - Verantwoording

j"

.: Grontmij .

150656-Toelichting 15 mei 2006

blad 4?-van 107

6

Beleidskader

6.1

Inleiding

Dit hoofdstuk geeft een beschrijving van de beleidsonderdelen van ver-

schillende overheden, voor zover die van belang zijn voor de ruimtelijke

ontwikkeling en inrichting van het plangebied van "Brandevoort II". De

verschillende alinea's zijn gerangschikt naar onderwerp en naar overheids-

nIveau.

6.2

Ruimtelijk beleid

Vinex

Het Rijk heeft in de Vierde Nota over de Ruimtelijke Ordening Extra (Vi-

nex) zijn visie op de ruimtelijke inrichting van Nederland tot 2005 gege-

ven'. Onbebouwde ruimte wordt in die nota gezien als een schaars goed,

waar zorgvuldig mee omgegaan moet worden. Nieuwe woonwijken dienen

in en zo dicht mogelijk bij de stad gebouwd te worden. Dit zogenaamde

restrictieve beleid kenmerkt het beleid uit de Vinex. In de Vinex zijn alle

grote bouwlocaties voor de jaren 1995-2005 vastgelegd. Brandevoort is

één van die locaties.

f'

Nota Ruimte

Op 23 april 2004 heeft het kabinet de Nota Ruimte vastgesteld. In deze

nota wordt 'ruimte voor ontwikkeling' centraal gesteld. Voor heel Neder-

land wordt een aantal generieke regels gehanteerd onder de noemer 'basis-

kwaliteit', wat zorgt voor een ondergrens op het gebied van veiligheid,

milieu, verstedelijking, groen en water. De nota stelt dat water als structu-

rerend principe een integraal onderdeel wordt van de ruimtelijke planvor-

ming. Het Rijk kiest als ruimtelijke strategie voor een bundeling van eco-

nomie, infrastructuur en verstedelijking. Helmond valt als onderdeel van

het economische kerngebied A2-zone binnen het nationaal stedelijk net-

werk Brabantstad. Helmond valt op de PKB-kaart ten aanzien van verste-

delijking binnen 'indicatief begrensd bundelingsgebied'.

Streekplan Noord-Brabant 2002

Het Streekplan Noord-Brabant 2002 heeft een zorgvuldiger ruimte gebruik

als hoofddoel. De provincie streeft ernaar Noord-Brabant verder te ont-

wikkelen tot een aantrekkelijk woon-, werk- en leefgebied. Economische,

ecologische en sociaal-culturele kwaliteiten moeten met elkaar in balans

zijn. Voor het uiteenzetten van haar ruimtelijk beleid en het realiseren van

het hoofddoel, hanteert de provincie onder andere de volgende principes:

.f Grontmij

. 150656-Toelichting 15 mei 2006

blad 49 van 107

meer aandacht voor de onderste lagen, bestaande uit: het watersys-

teem, de bodemtypologie, de geomorfologie en de hiermee samen-

hangende natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische (land-

schaps )waarden. De tussenlaag omvat de infrastructuur;

. zuinig ruimtegebruik;

. concentratie van verstedelijking.

Het leeuwendeel van het woningbouwprogramma en de aanleg van bedrij-

venterreinen in de provincie dient in het kader van zuinig ruimtegebruik

een plaats te krijgen in een stedelijke regio. In de stedelijke regio Eindho-

ven-Helmond kunnen de verstedelijkingsopgaven met een sterk bovenre-

gionaal karakter worden opgevangen. In de periode van 2000 tot 2020 is

indicatief ruimte voor 36.800 woningen en 1.200 hectare bruto bedrijven-

terrein.

.

De voltooiing van Brandevoort past uitstekend binnen de verstedelijkings-

visie van de provincie. De woningbouw en het bedrijventerrein in Brande-

voort II dragen zowel kwalitatief als kwantitatief sterk bij aan de verstede-

lijkingsopgave van de stadsregio, zeker nu geconstateerd is dat de woning-

bouwproductie achterblijft bij de beleidsdoelstellingen. Om de bereikbaar-

heid te optimaliseren acht de Provincie Noord-Brabant het van belang dat

het Brabantspoor wordt ontwikkeld. Dit zal moeten bestaan uit een hoog-

waardig collectief vervoerssysteem, dat voor een belangrijk deel gebruik

maakt van bestaande spoorlijnen (light-railsysteem) en waaraan nieuwe

stations en voorstadhaltes worden verknoopt. De lijn Eindhoven-Helmond

is één van die lijnen, loopt door Brandevoort waar een nieuw station wordt

gerealiseerd.

Regionaal Structuurplan regio Eindhoven

In het Streekplan Noord-Brabant 2002 is gesteld, dat voor de stedelijke

regio' s een integraal uitwerkingsplan opgesteld wordt. Het SRE heeft sa-

men met de Provincie Noord-Brabant het Regionaal Structuurplan regio

Eindhoven (RSP) opgesteld en op 7 december 2004 vastgesteld. Het RSP,

inclusief de wijzigingen, is ter goedkeuring toegezonden aan Gedeputeerde

Staten van Noord-Braban!)~~t Provincaal uitwerkingsplan Zuidoost-

Brabant is in samenwerkillg:met het SRE en de afzonderlijke gemeenten

opgesteld en met belangenorganisaties besproken. De Provinciale Planolo-

gische Commissie heeft advies uitgebracht en er heeft duaal overleg

plaatsgevonden met de statencommissie Ruimte en Milieu. Op 8 maart

2005 hebben Gedeputeerde Staten het Provinciaal uitwerkingsplan Zuid-

oost-Brabant vastgesteld. Tegelijkertijd is het Regionaal Structuurplan

regio Eindhoven, vastgesteld op 7 december 2004 met goeddeels dezelfde

inhoud, goedgekeurd.

~ Grontmij

150656-Toelichting 23 mei 2006

blad 50 van 143.

Afbeelding: Uitsnede ontwerp Regionaal Structuurplan regio Eindhoven

In het RSP is uitdrukkelijk rekening gehouden met de ontwikkeling van de

tweede fase van Brandevoort. Zo komen in het gebied Brandevoort II op

de plankaart twee schematische aanduidingen voor, namelijk 'te ontwikke-

len woongebied' en 'te ontwikkelen bedrijventerrein', beide in de periode

tot 2015. Op de kaart 'overzicht locaties in BOR' van het RSP wordt ook

de capaciteit van deze locaties vermeld. Bij het te ontwikkelen woongebied

gaat het om ongeveer 3.000 woningen, bij het te ontwikkelen bedrijventer-

rein gaat het om ongeveer 35 hectare.

1"

In het structuurplan met een planhorizon tot 2015, wordt gesteld dat de

ontwikkeling van Brandevoort (inter)nationaal hoge ogen gooit en ken-

merkend is voor Helmond 'nieuwe stijl' . Brandevoort II neemt als wo-

ningbouwlocatie voor de regio een plek in. Voor Brandevoort II is in de

planvorming van het RSP rekening gehouden met een koppeling aan de

landschapsecologische zone over Papenvoort, Vaarle en Wolfsven. Het

toekomstige stoptreinstation Brandevoort is aangemerkt als kansrijk station

ter ontsluiting van de Vinex-locatie Brandevoort en ter ontlasting van Sta-

tion Helmond.

Algemeen Structuurplan 2015, gemeente Helmond

Het gemeentelijke Algemeen Structuur Plan 2015 (vast te stellen eind

2005) met een doorkijk naar 2030 zal dienen als algemene leidraad voor

ruimtelijke plannen in Helmond in de komende jaren. Het gaat hierbij on-

der meer om de ontwikkeling van nieuwbouwprojecten, realiseren van

stedelijke voorzieningen, wegenaanleg en groenvoorzieningen. In het

structuurplan zijn alle voorziene ontwikkelingen en beleid op demogra-

fisch, economisch en sociaal gebied 'vertaald' naar ruimtelijke richtlijnen.

/'G ..

't:! rontmlJ

150656-Toelichting 23 mei 2006

blad 51 van 143

~ Grontmij

Er liggen verschillende opgaven, waaronder de realisatie van ruim 12.000

woningen tot 2030, de behoefte aan 170 tot 220 hectare bruto nieuw te

realiseren bedrijventerreinen tot 2020 en de zoekruimte van vijf tot tien

hectare voor leisure. Uitgangspunten voor ruimtelijke opties zijn onder

andere afronding van Vinex-Iocatie Brandevoort met de realisatie van

Brandevoort II en realisatie van businesspark Brandevoort. Enkele voorge-

stelde ontwikkelrichtingen op hoofdlijnen zijn:

. Helmond wil zich na afronding van Brandevoort qua huizenbouw

ontwikkelen richting het zuidelijk gelegen gebied Lungendonk;

Helmond gaat zich richten op kwaliteitsverbetering van bestaande

wijken en uitbreiding van stedelijke voorzieningen;

Helmond gaat zich inzetten voor behoud en kwaliteitsverbetering

van grote en robuuste groenstructuren.

.

.

De opgaven voor groen en water zijn:

. een grotere belevingswaarde van stad en buitengebied op basis van

landschapskenmerken.

een sterkere relatie tussen stad en buitengebied.

een sterkere waterstructuur als basis voor een duurzame waterhuis-

houding in samenhang met natuur en landschap en ruimtelijke kwa-

liteit voor stad en buitengebied.

een sterkere Groene en Ecologische hoofdstructuur.

.

.

.

De opgaven voor wonen zijn onder andere:

. Vinex- en verstedelijkingsafspraken realiseren;

. doorzetten regionale woningbouwtaakstelling, ook na 2015;

. evenwichtige opbouw van de woningvoorraad: zowel centrumste-

delijk als groenstedelijk;

inspelen op gewijzigde woningbehoefte door:

individualisering/daling gemiddelde woningbezetting;

technologische ontwikkelingen;

vergrijzing/vermaatschappelijking van de zorg;

multiculturele samenleving.

.

.

.

.

.

De opgaven voor economie zijn:

. Brainport A2 Kennis-As;

. versterken clusters en ketens;

. verbreden economische structuur (dienstverlening), stimuleren

nieuwe economische dragers;

verbeteren werkgelegenheidscoëfficiënt;

doorzetten regionale functie;

ruimte voor economische ontwikkeling (ontwikkelen Businesspark

Brandevoort, Scheepstal en Diesdonk);

versterken combinatie van wonen en werken.

.

.

.

.

De opgaven voor verkeer zijn onder andere:

. bij personenvervoer inzetten op alle modaliteiten;

150656-Toelichting 23 mei 2006

blad 52 van 143

.

als uitgangspunten nemen: benutten en beperkt bouwen, ruimte aan

mobiliteit, ketendenken, hoofdwegenstructuur uitbreiden;

groei regionaal verkeer opvangen op uitbreiding regionale infra-

structuur;

verbindende werking spoor verbeteren;

leefbaarheid en veiligheid waarborgen.

.

.

.

,:,'

'ffLJ ' ,

Afbeelding: Uitsnede voorontwerp-Structuurplan Brandevoort 11

Het Structuurplan Brandevoort 11 - waarvan het voorontwerp op 16 de-

cember 2004 door het college van burgemeester en wethouders is vastge-

steld - heeft als doel het vastleggen van de hoofdlijnen van de gewenste

ruimtelijk-functionele ontwikkeling van de afrondende tweede fase van

Brandevoort.

Naast het bestemmingsplan is het structuurplan het belangrijkste, gemeen-

telijke planologische instrument om de gewenste ruimtelijke ontwikkeling

van een gebied te sturen. Dit structuurplan bepaalt in grote mate de rich-

ting waarlangs de verdere ontwikkeling moet plaatsvinden van het weste-

lijke deel van de Vinex-Iocatie. Het voorliggende bestemmingsplan voor -

Brandevoort IJ moet namelijk (net als het Masterplan Brandevoort IJ) pas-

sen binnen het vastgestelde Structuurplan Brandevoort IJ. Op basis van het

Structuurplan Brandevoort IJ is op grond van de Wet Voorkeursrecht Ge-

meenten voorkeursrecht gevestigd op de gronden binnen het plangebied.

Binnen de robuuste hoofdstructuur kent Brandevoort duidelijk te onder-

scheiden deelgebieden. Dit geeft de mogelijkheid om verschillen aan te

brengen tussen deze gebieden. Hierdoor ontstaat niet alleen ruimte voor

diversiteit in uitstraling maar ook in functie en woningtypologie. Binnen

~ Grontmij

150656-Toelichting 23 mei 2006

blad 53 van 143

het plangebied van het Structuurplan Brandevoort II gaat het om ongeveer

3.000 woningen, in de volgende differentiatie:

. Sociale huur 450 woningen

. Sociale koop 300 woningen

. Vrije sector (huur/koop) 1.650 woningen

. Bouwkavels 600 woningen

(15 procent)

(10 procent)

(55 procent)

(20 procent)

De globale plancapaciteit van de onderscheiden deelgebieden bestaat uit

ongeveer 500 woningen in het tweede deel van De Veste, 1.100 woningen

in De Marke, 250 woningen in het tweede deel van Stepekolk, 300 wonin-

gen in Hazenwinkel, 200 woningen in Liverdonk en 650 woningen in Kra-

nenbroek. Daarnaast omvat het plan ongeveer 34,5 hectare aan bedrijven-

terrein.

Welstandsnota Gemeente Helmond

De Welstandsnota Gemeente Helmond heeft als doel het vertalen, waar-

borgen en versterken van de ruimtelijke kwaliteit van de gebouwde omge-

ving en het openbaar gebied in stedenbouwkundig, cultuurhistorisch, archi-

tectonisch en landschappelijk opzicht. De nota geeft de uitgangspunten en

criteria die de welstandscommissie hanteert bij het beoordelen van een

bouwplan. Voor de deelgebieden van het plangebied worden in het vervolg

van het planproces beeldkwaliteitsplannen opgesteld. Te zijner tijd zal een

relatie met de welstandsnota gelegd moeten worden.

Voor de deelgebieden Veste en Stepekolk is via de reeds vastgestelde

beeldkwaliteitsplannen al een link gelegd met de welstandsnota. Voor de

overige gebieden wordt in de uitwerkingsplannen een beeldkwaliteitspara-

graaf opgenomen en daarin wordt de relatie met de welstandsnota gelegd.

Ontwikkeling gemeente Geldrop-Mierlo

Ten tijde van het opstellen van dit bestemmingsplan heeft de gemeente

Geldorp-Mierlo het voorontwerp-bestemmingsplan Luchen in procedure

gebracht en in het kader van het artikel 1 0 van het Besluit op de Ruimtelij-

ke Ordening aan de gemeente Helmond toegezonden. Het plan biedt ruim-

te aan de bouw van maximaal 1500 woningen ten westen van de kern

Mierlo. De betreffende ontwikkeling heeft echter, gelet op onder meer aard

en omvang van de woningbouwtaakstelling van de gemeente Helmond,

geen invloed op de ontwikkeling van Brandevoort.

Handhaving

In de nota Helmond, een veilige en leefbare stad uit november 2003 is ge:-

kozen voor een actiefhandhavingsbeleid dat is vastgelegd in een priori-

teitsprogramma. Hiervan mag slechts in uitzonderingsgevallen afgeweken

worden. Als dat gebeurt, moet dat in alle openheid gebeuren en wordt

daarvoor op bestuurlijk niveau verantwoordelijkheid genomen. Om te be-

werkstelligen dat Helmond een veilige en leefbare stad is en blijft, wordt

jaarlijks uitvoering gegeven aan een handhavingsprogramma. De kern van

het gemeentelijk beleid voor alle terreinen waar handhaving een rol speelt

IS:

.

de regels die van toepassing zijn, moeten worden nageleefd en bij

normovertreding wordt daartegen opgetreden op de meest efficiën-

ti Grontmij

150656-Toelichting 23 mei 2006

blad 54 van 143

.

te wijze. Het motto hierbij is: handhaven, tenzij. De visie is dat il-

legale situaties niet gedoogd worden. Het 'tenzij' betekent dat er

bestuurlijk verantwoording genomen wordt voor een expliciet ge-

nomen afwijkend gedoogbesluit. Door deze regel expliciet vast te

leggen zal voor ieder beleidsterrein waarbij naleving van rechtsre-

gels een rol speelt nagegaan moeten worden in hoeverre aan de re-

gel "handhaven, tenzij" kan worden voldaan en wat dit betekent

voor de gemeentelijke organisatie. Toetsingskader is hiervoor het

jaarlijkse handhavingsprogramma;

de ambtelijke organisatie legt verantwoording af aan het bestuur

over haar handhaving. De norm is actie/handhaven. Echter, niet al-

les kan en hoeft tegelijkertijd en in dezelfde mate gehandhaafd te

worden. Prioritering wat betreft norm en tijdvolgorde volgt hieruit.

Het instrument daarvoor is het handhavingsprogramma. Daarnaast

blijft er ruimte voor handhaving die gebaseerd is op meldingen van

burgers.

Doorwerking ruimtelijke beleid in "Brandevoort 11"

Met de realisatie van Brandevoort wordt een afrondende invulling gegeven

aan de gemaakte Vinex-afspraken. Ook levert de realisatie een bijdrage

aan opgaven zoals die zijn verwoord in de Nota Ruimte voor Brabantstad.

De beoogde inrichting van Brandevoort 11 sluit aan op het ruimtelijk beleid

zoals dat is verwoord in het Streekplan Noord-Brabant en het Regionaal

Structuurplan regio Eindhoven (dat uiteindelijk ook de status van Uitwer-

kingsplan Zuidoost-Brabant heeft). Verder geeft dit bestemmingsplan een

nadere invulling aan de beleidsvoornemens uit het Algemeen Structuurplan

2015 en het Structuurplan Brandevoort lI. Zo is in "Brandevoort 11" nog

sterker dan in het bestemmingsplan voor het oostelijke deel van Brande-

voort aandacht besteed aan het watersysteem en de natuur-, landschaps- en

cultuurhistorische waarden: er is meer uitgegaan van een lagenbenadering.

Door te voorzien in een treinstation zal de bereikbaarheid van geheel

Brandevoort sterk verbeteren.

f)

6.3

Volkshuisvestingsbeleid

Nota Mensen, Wensen, Wonen

In de Nota Mensen, Wensen, Wonen stelt het kabinet de burger centraal in

het woonbeleid, om hem zo beter te bedienen. De vijf kemthema's zijn:

. meer zeggenschap voor burgers over woning en woonomgeving;

. kansen scheppen voor mensen in kwetsbare posities;

. maatwerk in wonen voor mensen die zorg nodig hebben;

. kwaliteit van wonen in steden vergroten;

. meer ruimte voor 'groene' woonwensen.

De meeste opgaven - de één wat meer dan de ander - spelen ook in het

regionale en lokale woonbeleid.

- ,-

iS Grontmij

150656-Toelic.hting 23 mei 2006

blad 55 van 143

.- .

Regionale Woonvisie

In de Regionale Woonvisie - met een planhorizon tot 2010 - legt het SRE

zijn beleid neer op het gebied van wonen. De Regionale Woonvisie onder-

scheidt enkele ambities:

. meer keuzevrijheid en zeggenschap voor de burger, met meer in-

zicht in kansen op de woningmarkt;

meer evenwicht in de koop-huur-verhouding, tussen steden en dor-

pen;

meer capaciteit en kwaliteit in wonen, welzijn en zorg;

meer samenwerking tussen alle woningmarktpartijen;

meer aandacht voor doelgroepen en betaaibaarheid van woningen;

meer zorg voor kwaliteit van woning en woning"omgeving.

.

.

.

.

.

Nota Wonen.

De Nota Wonen - Een visie op het wonen in Helmond tot 2010 uit 2002

geeft een visie op de woonopgave voor de komende periode. Deze ge-

meentelijke woonopgave bedraagt in totaal 8.400 woningen tot 2010,

waarvan 1.400 woningen ter vervanging van gesloopte woningen.

Het taakstellende wonine,bouwprogramma 2006-2015

Actualisering Nota Wonen 2006-2015

<¿ 500 21%

>¿ 500 12%

Totaal 33%

<¿ 150.000 10%

¿ 150 - 180.000 8%

¿ 180-250.000 23%

¿250-31O.000 16%

> ¿ 310.000 10%

Totaal 67%

Verhouding huur-koop

Verhouding klein-groot

Aandeel meergezins woningen

Aandeel voor ouderen geschikte woningen

33-67%

30-70%

30%

22%

Het woningbouwprogramma is mede opgesteld aan de hand van regionale

afspraken. Van de woningen die tussen 2003 en 2010 gebouwd worden,

zal grofweg tweederde groot zijn en eenderde klein. Ruim een kwart van

de woningen wordt als meergezinswoning gerealiseerd en iets meer dan

vijftien procent is specifiek geschikt voor ouderen. Naast het bouwvolume

is ook een taakstelling geformuleerd ten aanzien van:

. de bouw van sociale koopwoningen;

. particulier opdrachtgeverschap bij eenderde van het totale woning-

bouwprogramma van de gemeente Helmond;

transformatie van woonmilieus. Gestreefd wordt naar zowel een

versterking van (centrum-)stedelijke als groenstedelijke woonmili-

eus.

.

De Nota Wonen geeft een schets van de woningbehoefte en de doelgroe-

pen van beleid. In het bijzonder is aandacht geschonken aan de toenemen-

de vergrijzing en de behoefte aan wonen, zorg en welzijn. Verder zijn be-

zoekbaar en aanpasbaar bouwen als beleidsuitgangspunt opgenomen. Dit

betekent dat bij alle nieuwbouwplannen randvoorwaarden worden gesteld

betreffende de bezoekbaarheid en aanpasbaarheid van woningen.

.s Grontmij

150656-Toelichting 23 mei 2006

blad 56 van 143

Doorwerking volkshuisvestingsbeleid in "Brandevoort 11"

Met de bouw van ongeveer 3.000 woningen in Brandevoort II wordt kwali-

tatief en kwantitatief een aanzienlijke bijdrage geleverd aan de Helmondse

woonopgave, zoals verwoord in de gemeentelijke Nota Wonen. Er zal een

goede diversiteit in het woningenaanbod gerealiseerd worden. Verder

wordt een invulling gegeven aan het beleid uit de Nota Mensen, Wensen,

Wonen en de Regionale Woonvisie door onder andere veel zorg te beste-

den aan de kwaliteit van de woningen en de woonomgeving.

6.4

Cultuurhistoriebeleid

Verdrag van Malta

In 1998 heeft het Nederlandse parlement het Europese Verdrag inzake de

bescherming van het archeologisch erfgoed goedgekeurd. Dit zogeheten

Verdrag van Malta voorziet in de bescherming van cultureel erfgoed door

onder andere de risico's op aantasting ervan te beperken. Dit kan door het

archeologisch erfgoed zoveel mogelijk in oorspronkelijke vindplaats (in

situ) te bewaren en door de integratie van archeologie in de ruimtelijke

ordening.

Cultuurhistorische Waardenkaart N oord-Brabant

Op de Cultuurhistorische Waardenkaart Noord-Brabant zijn verschillende

cultuurhistorische waarden aangegeven. De ontstaansgeschiedenis heeft in

het landschap een lint van aan elkaar geschakelde lijnen achtergelaten,

bestaande uit infrastructuur, waterstaatkundige werken, verkavelingsstruc-

turen en nederzettingspatronen. De waarde van deze structuren ligt in de

herkenbaarheid, de gaafheid en de eventuele coherentie van het patroon als

geheel en de samenhang met bebouwingspatronen en andere ruimtelijke

karakteristieken.

f)

Afbeelding: Uitsnede Cultuurhistorische Waarden Noord-Brabant

Binnen het plangebied vallen enkele redelijk hoge cultuurhistorische waar-

den in de categorie 'Historisch Geografie', zoals: Stepekolk, Vaarleseweg,

.f Grontmij

150656-Toelichting 23 mei 2006

blad 57 van 143

Diepenbroek, Medevoort, Nuenensedijk en de spoorlijn tussen Eindhoven

en Helmond. Op de kaart zijn deze waarden aangegeven met gele lijnen.

Verder kent het gebied verschillende indicatieve archeologische waarden,

variërend van hoog (op de kaart roze), middelhoog (op de kaart bruinroze)

tot laag (op de kaart licht roze).

De waarden 'middelhoog' en 'hoog' geven aan of de kans op het aantref-

fen van archeologisch belangrijke bodemvondsten respectievelijk gemid-

deld of groot is. De indicatieve waarden hebben betrekking op de bovenste

1,2 meter van de ondergrond. Het buurtschap Het Broek ten zuiden van het

plangebied is aangewezen als beschermd dorpsgezicht.

Doorwerking cultuurhistoriebeleid in "Brandevoort 11"

Bij de transformatie van het agrarische landschap tot woonwijk en bedrij-

venterrein zal - voor zover dat mogelijk is - rekening gehouden worden

met cultuurhistorische waarden. Daarbij wordt uitgegaan van de waarde-

ring zoals die is aangegeven op de Cultuurhistorische Waardenkaart

Noord-Brabant. Zo zal bijvoorbeeld de Stepekolk gedeeltelijk als histori-

sche weg in het toekomstige wijkbeeld opgenomen worden. Wanneer ar-

cheologische vondsten gedaan worden, zal in de geest van het Verdrag van

Malta gehandeld worden.

6.5

Natuur- en groenbeleid

Vogel- en Habitatrichtlijnen

De Vogelrichtlijn beschermt vogelsoorten die zijn genoemd in Bijlage I

van de richtlijn. De Habitatrichtlijn omvat de bescherming van planten en

dieren in gebieden die in de Bijlage I van de richtlijn aangeduid zijn als

Habitatgebied, en van verschillende specifieke planten- en diersoorten zo-

als genoemd in Bijlage II van de richtlijn. Het plangebied van "Brande-

voort lI" valt niet binnen een Vogel- of Habitatrichtlijnengebied.

Flora- en Faunawet

De Flora- en Faunawet heeft als doel de in het wild voorkomende soorten

in stand te houden. Daarbij gaat het niet alleen om zeldzame soorten, maar

om alle in het wild levende planten en dieren. De planten en dieren kunnen

op drie manieren beschermd worden:

. Door het verbieden van handelingen die de instandhouding van in

het wild levende planten en dieren direct in gevaar zouden kunne]}

brengen.

Kleine objecten of gebieden, die van groot belang zijn voor het

voortbestaan van een bepaalde soort kunnen worden aangewezen

als beschermd gebied respectievelijk beschermde leefomgeving.

Een soort kan opgenomen worden op de Rode Lij st. Voor de soor-

ten die op deze lijst staan is de overheid verplicht speciale be-

schermingsmaatregelen te treffen.

.

.

Zou er toch sprake zijn van verstoring van soorten die bescherming genie-

ten op grond van deze wet, dan dienen er mitigerende of compenserende

.s Grontmij

150656-Toelichting 23 mei 2006

blad 58 van 143

maatregelen genomen te worden. Ook kan er, in geval van aantasting, een

ontheffingsaanvraag ingediend worden bij het ministerie van LNV.

Compensatiebeleid provincie Noord-Brabant

Op basis van het Streekplan hanteert de provincie Noord-Brabant compen-

satieregels voor natuur- en landschapswaarden. Compensatie kan alleen

worden ingezet waar aantasting een ander zwaarwegend maatschappelijk

belang dient, en waar aangetoond is dat er geen andere oplossing mogelijk

is. Bij aantastingen worden ook mitigerende maatregelen verlangd.

Het beleid van de provincie is geactualiseerd in de Beleidsregel Natuur-

compensatie van november 2005.

Bomen in Helmond

Om het groene karakter van Helmond te behouden of te versterken, streeft

de gemeente naar een kwaliteitsverbetering van haar bomenbestand. De

visie op het bomenbeleid is het ontwikkelen van een duurzaam en gezond

bomenbestand, dat aansluit bij het intensieve gebruik van de openbare

ruimte en bijdraagt aan de gewenste ruimtelijke kwaliteiten.

Om deze visie te realiseren worden in de nota Bomen in Helmond onder

meer de volgende voorstellen gedaan:

. In de planontwikkeling en inrichting streven naar het behouden en

inpassen van bestaande, gezonde bomen en boomstructuren. Bij de

aanplant van nieuwe bomen zorgen voor voldoende groeiruimte;

Indien bij planontwikkelingen besloten is om beschermwaardige

bomen te behouden of te verplaatsen, extra beschermende maatre-

gelen nemen tijdens de voorbereiding en uitvoering van werkzaam-

heden;

In het begin van het planproces de beoogde beeldkwaliteit, gewens-

te kenmerken en de omlooptijd van bomen vaststellen;

Realiseren van een samenhangende boomstructuur, gekoppeld aan

de hoofdinfrastructuur en belangrijke recreatieve routes;

Bomen met voorkeur aanplanten in open maaiveld, of in een aan-

eengesloten doorwortelbare groenstrook.

.

.

.

.

Groen in de wijk

In de nota Groen in de wijk zijn normen opgenomen voor de hoeveelheid

groen in de wijk. Er wordt onderscheid gemaakt in verschillende gebieds-

typen. Voor Brandevoort worden de normen van een centrumstedelijk ge-

bied gehanteerd. In totaal dient per inwoner een oppervlak van 17 m2 func-

tioneel openbaar groen gereserveerd te worden. Deze norm is op gebouwd

uit 7m2 blokgroen, 7m2 buurtgroen en 3 m2 wijkgroen. De nota biedt de

flexibiliteit om de normen voor blok-, buurt- en wijkgroen gemotiveerd

onderling uit te wisselen.

,- .,""

.f Grontmij

150656-Toeiichting 23 mei 2006

blad 59 van 143

Daarnaast worden kwalitatieve richtlijnen aan gegeven. Deze hebben be-

trekking op de inrichting, de situering, de bereikbaarheid en het oppervlak-

te. Een en ander wordt weergegeven in onderstaande tabel.

r .__._-_._._._......_--~_..._._._---_._---- .----.-.------..-..-T

I FUNCTIENIVO BlOK GROEN (Voo12ovel BUURTGROEN ! WIjK GROEN

I verblijfsgro:!.'2_----- ...--.-.---..----.----.----..------.--- ---..--..

INRICHTING P_Iekken metffelaanleidingClJ.> Spee..l~ e,,- trá~v.eldj'>5! e:;;~.. i" Wal1delr:ad, g".'combh""- '.'r~ met!

Zllgelege"helC,> bloemperken combmatle ro.et .peemIe.Kken, speelweJden,trapvelden, ntllOe- j

w.."del--- en zltgel"genhe,d IevL e~.nden";ive.r, i."'ten- j

r: :!I:::~~:1~ FJq :=f~~;: ~~~~~~~ ~~~~d~-;ek:~' ~: ~ ~~: :::~a~~~:~:~~~ :(~;;J). :;~~~~~i~1~eI~ ~ ~~:l :;~ft~~:~~i j

j ! k7n in de directe ,-ro,momge- voorzi<>1jinge" in de bull_,'!: ! de woo"wijk 1

~I~~;~~'~;;:::~~~;;;.".~~:~~~~j !

Naast groen voor het woongebied wordt ook gesproken over gebruiks-

groen op bedrijventerreinen. Dit vervult een functie als pauzegroen. Op

basis van de nonnen wordt voor businesspark Brandevoort 0,5 hectare

voor pauzegroen aangehouden.

Speel ruim tebeleidsp lau

Het gemeentelijke Speelruimte beleidsplan beoogt een voldoende ruimtere-

servering voor spelen en recreëren bij de ontwikkeling van nieuwbouw-

wijken. Ook wordt er met het plan aangegeven aan welke kwaliteitseisen

speelruimte moet voldoen. Als stelregel wordt ervan uitgegaan dat de be-

nodigde fonnele speelruimte volgt uit de totale hoeveelheid woningen x 10

m2. De gemeente stelt zich ten doel een gespreid patroon van kwalitatief

goede speel voorzieningen tot stand te brengen dat op de speelbehoefte van

kinderen en jongeren is afgestemd en evenwichtig is verdeeld over de ge-

meente. Daarbij gaat zij uit van de ruimte waar de verschillende leeftijds-

groepen gebruik van maken (actieradius) en hun belangrijkste spelpatro-

nen.

Leeftij dsgroepen

0-6 jaar 6- I 2 jaar

Relatie leeftijd, spelbereik en verzorgingsgebied

Actieradius 100 meter 300-400 meter

Niveau Straat/blok Buurt

Minuten lopen 2 minuten 5 minuten

Verzorgingsgebied 3 hectare 50 hectare

Aantal kinderen per speelplek

Aantal kinderen 15 tot 30

binnen actieradius kinderen

Inrichting speel plek

Oppervlakte

I2-18jaar

800-1.000 meter

Wijk

15 minuten

300 hectare

55 tot 70

kinderen

85 tot 100

kinderen

100-500 m2

500-2.000 m2

2.000-6.400 m2

In het Speelruimte beleidsplan zijn enkele voorwaarden voor de situering

van speelplekken opgenomen. Wat betreft verkeersveiligheid moeten

speelplekken die aan een drukke straat grenzen, zó worden ingericht dat de

kinderen niet tijdens hun spel de weg oprennen. Ook moet speelruimte

goed bereikbaar zijn. Hierbij speelt het aantal stra!~n dat overgestoken

moet worden een rol, maar ook de afstand. Daarnaast is het belangrijk voor

.s Grontmij

150656-Toelichting 23 mei 2006

blad 60 van 143

--- -

de eenheid in een woongebied dat verschillende ruimten en voorzieningen

onderling met elkaar samenhangen; vooral door middel van zichtrelaties en

rechtstreekse routes voor fietsers en voetgangers. Speel voorzieningen moe-

ten evenwichtig verspreid zijn van blokniveau tot buurt-en wijkniveau.

Verder verdient de zichtbaarheid van een speelplek aandacht, onder andere

omdat zichtbaarheid voor veel ouders een belangrijke overweging is bij het

buiten laten spelen van jonge kinderen.

Op het punt van planontwikkeling zijn als beleidsvoomemens opgenomen:

. Bij de ontwikkeling van een nieuwe wijk of buurt vóórafbepalen

welke rol de openbare ruimte erin vervult en welke consequenties

dit heeft voor de speelruimte;

In de planuitwerking ruimte vrijhouden voor functieverandering,

bijvoorbeeld van groenvoorziening naar spelen, om in te spelen op

veranderingen in de wijksamenstelling;

In bestemmingsplannen voor nieuw te ontwikkelen gebieden een

norm van 10m2 per woning reserveren voor spelen.

.

.

Doorwerking natuur- en groenbeleid en speelruimtebeleid in "Bran-

devoort 11".

Het plangebied van "Brandevoort lI" valt niet in een V ogel- of Habita-

trichtlijngebied. Wel is er een aantal planten- en diersoorten aangetroffen

dat op de lijst van de Flora- en Faunawet of de Rode Lijst staat, waarvoor

natuurcompensatie aan de orde is. In dat kader wordt compensatie geregeld

waar sprake is van aantasting van de Groene Hoofdstructuur (zie ook ~ 8.3

en het MER Brandevoort lI).

f)

Er heeft een uitgebreide inventarisatie van het bestaande groen plaatsge-

vonden. Daar waar mogelijk wordt gestreefd naar inpassing van waardevol

groen. Dat kan gaan om solitaire bomen of herkenbare groenstructuren. De ;

groenstructuren zijn op het niveau van het Masterplan Brandevoort II en

dit bestemmingsplan aan de orde. Besluiten over behoud van solitaire bo-

men of andere behoudenswaardige landschapselementen buiten de Groene

Hoofdstructuur zijn bij de uitwerking van de deelgebieden aan de orde.

Het stedenbouwkundig plan voor Brandevoort II zal voldoen aan de nor-

mering van 17m2 groen per inwoner. De Veste en de Marke hebben een

zodanige karakteristieke ruimtelijke structuur, dat de norm van 7m2 blok-

groen moeilijk inpasbaar is. Tegelijk is de omliggende groenstructuur juist

zeer royaal. Dit rechtvaardigt een uitwisseling. Voor de Veste en de Marke

worden derhalve 5m2 blokgroen, 7m2 buurtgroen en 5m2 wijkgroen aan -

gehouden. Voor de buitens geldt de reguliere 7m2 blokgroen, 7m2 buurt-

groen en 3m2 wijkgroen. Het blokgroen dient op korte afstand van de

woonomgeving gesitueerd te worden en wordt daarom binnen de woonbe-

stemming opgenomen. Bij de uitwerkingsplannen die uit dit bestemmings-

plan voortkomen, zal het benodigde blokgroen nader ingevuld worden.

Het buurt- en wijkgroen zal een plek krijgen in de hoofdgroenstructuur van

Brandevoort lI. Het gaat in totaal om circa 9 hectare, waarvoor naast ande-

re gebuiksfunctie ruimte beschikbaar is binnen de groenzone. Bij de verde-

ti Grontmij

150656-Toelichting 23 mei 2006

blad 61 van 143

re uitwerking zal nog een optimalisering van de gebruiksfuncties van het

groen plaats te vinden.

rondom

de Marke

Hoogspanningszone

Ajbeelding:gebruiksgroen

Evenals bij de normeringen voor groen, is voor de normering van de speel-

ruimte een normatief onderscheid te maken in 3 niveaus. Van de in totaal

10m2 per woning wordt een onderscheid g~maakt in 5m2 op blokniveau,

3m2 op buurtniveau el). 2 m2 op wijkniveau. Achterliggende gedachte is dat

de speelplekken voor buurt of wijk groter zijn en er meer kinderen gebruik

van maken omdat oudere kinderen verder van huis gaan. Speelruimte

wordt vaak in het groen gesitueerd. Er kan derhalve een dubbel gebruik met

de gehanteerde groennormering aan gehouden worden, dit wordt voor

Brandevoort op 50% gesteld. Evenals bij de ruimte voor groen, wordt de

speelruimte op blokniveau binnen de woonbestemming meegenomen. De

speelruimte op buurt- en wijkniveau zal een plek krijgen in de hoofd-

groenstructuur van Brandevoort lI. Dit met uitzondering van de zone onder

de hoogspanningsleiding, hierin zullen geen speelplekken worden gesitu-

eerd.

6.6

Waterbeleid

Kaderrichtlijn Water

De Europese kaderrichtlijn Water richt zich op de bescherming van water

en stelt zich ten doel dat het water in 2015 een 'goede toestand' heeft be-

.f Grontmij

150656-Toelichting 23 mei 2006

blad 62 van 143

<-~

reikt. Binnen heel Europa zal duurzaam met water omgegaan moeten wor-

den. De milieubelangen en de belangen van hen die afhankelijk zijn van

het milieu worden in evenwicht gehouden. De kaderrichtlijn Water stimu-

leert - en eist in bepaalde gevallen - integratie van beleidsplannen en maat-

regelen die kunnen bijdragen tot het verbeteren van de waterkwaliteit. De

kaderrichtlijn Water heeft, waar het de gemeente betreft, consequenties

voor riolering, toepassing van bouwmaterialen en het ruimtelijke beleid.

1

J

Vierde Nota Waterhuishouding

De Vierde Nota Waterhuishouding uit 1999 heeft als kernpunten onder

andere een versterkte uitvoering van integraal waterbeheer en het beheer

van stedelijke watersystemen. Het Rijk streeft naar afstemming en integra-

tie van het waterbeheer in het landelijk en stedelijk gebied. Gemeenten en

waterschappen moeten komen tot een gemeenschappelijke visie op het

waterbeheer in zowel de bebouwde kom als het buitengebied. Het Rijk

streeft ernaar zoveel mogelijk aan te sluiten op de natuurlijke waterbalans

van een gebied en de eigen waterkwaliteit. Ten aanzien van het beheer van

stedelijk water wordt gestreefd naar afkoppeling van het verhard oppervlak

en infiltratie in het grondwater, dan wel berging.

Anders omgaan met water, Waterbeleid voor de 21e eeuw

De rijksnota Anders omgaan met water, Waterbeleid in de 21e eeuw heeft

als doelstelling een ander waterbeleid te realiseren. Door anders om te

gaan met water moet er geanticipeerd worden op een stijgende zeespiegel,

een stijgende rivierafvoer, bodemdaling en een toename van de neerslag.

Nieuwe ruimtelijke besluiten mogen de problematiek van veiligheid en

wateroverlast niet ongemerkt vergroten. Bij nieuwe ruimtelijke besluiten

moeten de gevolgen voor veiligheid en wateroverlast expliciet inbeeld

worden gebracht in een aparte paragraaf in de nota van toelichting en on-

derdeel vormen van de integrale afweging.

fJ

De nota geeft twee drietrapsstrategieën als uitgangspunten:

. voor waterkwantiteit: Vasthouden - Bergen - Afvoeren;

. voor waterkwaliteit: Schoonhouden - Scheiden - Zuiveren.

Deze strategieën vertalen zich voor het stedelijk gebied in aandachtspunten

als: meer ruimte voor water en een relatie tussen het stedelijk water en het

water in het omliggende gebied, vergroting van het waterbergend vermo-

gen met name in de stadsranden, verbetering van de waterkwaliteit, vergro-

ting van de belevingswaarde van water, en kansen voor natuur en recreatie

in en rondom stedelijk water. .

Waterhuishoudingsplan 2003-2006

Het provinciale Waterhuishoudingsplan 2003-2006 vormt de basis voor de

uitvoering van maatregelen door waterschappen, waterleidingbedrijven,

gemeenten en de provincie zelf. Hoofddoel is het bereiken en in stand

houden van watersystemen, die ruimte bieden aan een gezond leefmilieu.

Het takenpakket van de gemeente bestaat uit:

. inzamelen en transport van afvalwater;

. toezicht houden op afvalwaterlozingen;

aS Grontmij

150656-Toelichting 23 mei 2006

blé!d 63 van 143

.

terugdringen van het waterverbruik;

vasthouden van gebiedseigen water en venninderen van verdro-

gIng.

.

Waterbeheerplan 2001 - 2004

In het Waterbeheerplan 2001 - 2004 beschrijft Waterschap De Dommel de

hoofdlijnen voor het te voeren beleid met. een doorkijk tot 2018. Het wa-

terbeheerplan kent de volgende kemthema's:

. het realiseren van een duurzame watervoorziening;

. het verbeteren van de waterhuishoudkundige voorwaarden;

. het verbeteren van de waterkwaliteit;

.. omgaan met water in bebouwd gebied.

)

Waterbeheerplan

In januari 2004 zijn de waterschappen De Aa en De Maaskant gefuseerd

tot Waterschap Aa en Maas. Voor Brandevoort 11 is - totdat er een nieuw

plan verschijnt - het Waterbeheersplan van het vroegere Waterschap De Aa

van toepassing. In dat Waterbeheersplan wordt water gezien als ordenend

principe. Dit houdt in dat de ruimtelijke inrichting in beginsel wordt afge-

stemd op de kenmerken van het water- en bodemsysteem. De algemene

waterhuishoudkundige situatie heeft als gewenste situatie een duurzaam

gebruik van het watersysteem. Het afvoerregime komt daarin overeen met

de natuurlijke situatie, waardoor in de zomer voldoende water aanwezig is

en in de winter extreme wateroverlast minder vaak voorkomt.

Waterplan

Het gemeentelijke Waterplan uit januari 2000 heeft een aantal verschillen-

de hoofduitgangspunten. Zo zal water niet versneld afgevoerd worden uit

een gebied, maar zo veel mogelijk ter plaatse vastgehouden. Schoon re-

genwater hoort niet thuis in het riool, maar kan beter en nuttiger gebruikt

worden; dit uitgangspunt ligt ten grondslag aan het beleid van de gemeente

om afvalwater en regenwater via twee gescheiden systemen op te vangen

en af te voeren. Water kan ook dienst doen als ecologische verbindingszo-

ne. Wateren en hun oevers kunnen zelf een belangrijk ecosysteem vonnen

en zijn een schakel tussen natuurgebieden.

Doorwerking waterbeleid in "Brandevoort 11"

Water vormt een belangrijk aspect van dit bestemmingsplan en stelt de

nodige randvoorwaarden aan de toekomstige inrichting van het plangebied

(zie ook 9 8.4 en het MER Brandevoort 11). Bij de inrichting van Brande-

voort 11 zal gehandeld worden vanuit het principe: eerst vasthouden, dan

bergen en dan pas afvoeren van het water. De benodigde ruimte zal gere-

serveerd worden voor oppervlaktewater en waterberging. Op deze manier

wordt een invulling gegeven aan het waterbeleid van de verschillende

overheden en waterschappen (zie ook watertoets paragraaf 8.4).

t5 Grontmij

150656-Toelichting 23 mei 2006

blad 64 van 143

6.7

Milieubeleid

Nationaal Milieubeleidsplan 4

In de kabinetsnota Nationaal Milieubeleidsplan 4 uit 2001 wordt het te

voeren milieubeleid uiteengezet. Het NMP4 wil een eind maken aan het

afwentelen van milieulasten op de generaties na ons en op mensen in arme

landen. Volgens het NMP4 moet het lukken binnen dertig jaar te zijn over-

gestapt naar een duurzaam functionerende samenleving.

Provinciaal Milieubeleidsplan

In het Provinciale Milieubeleidsplan wordt als uitgangspunt gehanteerd dat

de zorg voor een goëd milieu een gezamenlijke zorg is van zowel de over-

heid als de doelgroepen. Daarnaast wordt gestreefd naar een betere integra-

tie van milieuaspecten bij afwegingen en beslissingen op andere beleids-

velden. Het provinciale milieubeleid is gericht op het tot stand brengen van

duurzame ontwikkeling.

Regionaal Milieubeleidsplan

Het milieubeleid van het SRE richt zich op het tot stand brengen van duur-

zame ontwikkeling. Dit kan vertaald worden als het verbeteren van het

leefmilieu dan wel de leetkwaliteit in de regio Eindhoven. Het Regionale

Milieubeleidsplan is bindend voor de thema's die regionaal van aard zijn.

Milieubeleidsplan Helmond 2000-2004

Het gemeentelijke Milieubeleidsplan Helmond 2000-2004 maakt de om-

slag naar een offensieve milieubenadering, waarbij gekeken wordt naar

verbetering van de leetkwaliteit. Zo wordt in een zo vroeg mogelijk stadi-

um van het planproces rekening gehouden met milieubelangen. Bij het

vaststellen van een bestemmingsplan wordt onder andere gekeken naar

eventueel verkeers- of spoorweglawaai om te komen tot een minimale be-

lasting van het plangebied. Als het niet mogelijk is om onder de voor-

keurs grenswaarden te blijven, wordt de mogelijkheid tot ontheffing beke-

ken. Verder komen externe veiligheid en de luchtkwaliteit aan bod.

Ook wordt er gekeken naar de bodemkwaliteit, de invloed van bedrijven en

de mogelijkheden voor duurzaam bouwen. Bij uitbreidingen zal onder

meer gekeken worden naar aspecten als waterhuishouding in het betreffen-

de gebied, natuur en landschap, afvalinzameling, bereikbaarheid met

openbaar vervoer, beperking van het ruimtegebruik en energievoorziening.

In uitbreidingsgebieden zoals Brandevoort zijn met name de stankcirkels

van de aanwezige agrarische bedrijven een belangrijke factor.

Klimaatbeleid

Naast energiebesparing en duurzame energie wordt in het Klimaatbeleid

ook aandacht besteed aan onder andere duurzaam bouwen en de energieas-

pecten rond het thema verkeer en vervoer. Hiermee wordt een lokale invul-

ling geven aan de internationale afspraken, zoals die zijn gemaakt in Kyo-

to.

é Grontmij

1?0656~Toelichting 23 mei 2006

blad 65 van 143

.f Grontmij

Om ambities waar te kunnen maken geldt voor nieuwbouw en infrastruc-

tuur:

.

toepassen van een Energie Prestatie op Locatie van minimaal 6,5 in

woningbouwprojecten met meer dan 250 woningen;

een energievisie in het bestemmingsplan voor alle woningbouwpro-

jecten met meer dan 250 woningen;

een inspanningsverplichting om bij nieuwbouw een verscherping

van de Energie Prestatie Coëfficiënt (EPC).met vijf tot tien procent

te bereiken;

gemeentelijke EPC-monitoring bij toetsing aan Bouwbesluit;

uitvoeren van alle vaste en kostenneutrale maatregelen uit het Nati-

onaal Pakket Duurzame Woningbouw; .

gebruik van het Nationaal Pakket Stedebouw bij planvorming.

bij uitbreidingsplannen is sprake van minimaal 70 procent zonge- .

richte verkaveling;

uitvoeren studie inzake Vervoersprestatie op locatie bij

(her)inrichting woonwijk of woningbouwprojecten met meer dan

500 woningen;

toepassing van minimaal één verkeer- en vervoermaatregel uit het

Nationaal pakket duurzame stedenbouw.

.

.

.

.

.

.

.

.

Doorwerking milieubeleid in "Brandevoort 11"

In een zo vroeg mogelijk stadium van het planproces is rekening gehouden

met verschillende milieuaspecten, zoals: bodemkwaliteit, geurhinder, ge-

luidhinder, duurzaam bouwen, energie en veiligheid. Om ambities uit het

Klimaatbeleid te verwezenlijken zullen zoveel mogelijk maatregelen ge-

nomen worden, die de juiste voorwaarden scheppen (zie ook hoofdstuk

acht en het MER Brandevoort lI). Op deze manier wordt een invulling

gegeven aan het milieubeleid van de verschillende overheden.

6.8

Verkeers- en vervoerbeleid

Nota Mobiliteit

De Nota Mobiliteit geeft de hoofdlijnen van het nationale verkeers- en

vervoersbeleid voor de komende decennia. Bij nieuwe uitbreidingen van

steden en dorpen moet gestreefd worden naar een optimale benutting van

de bestaande infrastructuur. Ook is de keuze van de woon- en werklocaties

essentieel. Door in het ruimtelijk beleid uit te gaan van de beschikbare

infrastructurele capaciteit en door meer rekening te houden met de gevol-

gen voor verkeer en vervoer kunnen regio's extra mobiliteit voorkomen.

De decentrale overheden zijn verantwoordelijk voor de planologische

doorwerking van de risicozones. Zij nemen de risico's van het vervoer van

gevaarlijke stoffen vanaf het begin mee in het ruimtelijk beleid en maken

de afwegingen. De decentrale overheden toetsen samen met de infrastruc-

tuurbeheerders de gewenste ontwikkeling van bedrijventerreinen. Zij be-

kijken wat de gevolgen zijn van het type bedrijven dat zich daar vestigt

voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over het hoofdwegen- ofhoof-

drailnet. Van de decentrale overheden wordt bovendien verwacht dat zij

150656-Toelichting 23 mei 2006

blad 66 van 143

vanuit hun eigen verantwoordelijkheid gesignaleerde problemen eerst op

lokaal dan wel regionaal niveau oplossen.

Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan

Het Provinciaal Verkeers- en Vervoerplan (PVVP) voor de periode 1998

tot 2003 heeft een looptijd tot 2012. Aangezien het Rijk inmiddels nieuw

verkeersbeleid heeft ontwikkeld, actualiseert de Provincie Noord-Brabant

momenteel dat PVVP. April 2006 is het Ontwerp PVVP 2006-2020 vast-

gesteld. In dit PVVP wordt gekozen voor 3 pijlers:

- De reiziger: een van deur tot deur benadering en betrouwbare reistijd,

- Mobiliteit op maat: gedifferentieerde bereikbaarheid en samenhangende

netwerkbenadering

- Een juiste balans tussen bereikbaarheid, veiligheid en leefbaarheid, een

balans die per gebied kan verschillen ( gebiedsprofielen).

De inspraakprocedure loopt tot eind juni en de Provincie streeft naar vast-

stelling van het PVVP in november 2006.

Regionaal Verkeers- en VervoerPlan

Het Regionaal Verkeers- en VervoerPlan (RVVP) van het SRE is gericht

op de totstandkoming van een doelmatig, veilig en duurzaam functione-

rend verkeers- en vervoerssysteem. Het plan beschrijft welke (regionale)

acties en projecten worden uitgevoerd, onder andere op het gebied van:

bereikbaarheid, openbaar vervoer, fiets, goederenvervoer, verkeersveilig-

heid en leefbaarheid. Na vaststelling komt het RVVP op eenzelfde niveau

te staan als het Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan. In het RVVP wordt

het verkeer- en vervoersbeleid voor de komende tien tot vijftien jaar aan-

gegeven.

f'

De Orion 11 Beleidsvisie Openbaar Vervoer van het SRE vormt de uitwer-

king van het openbaarvervoerbeleid uit het geldende Regionaal Verkeers-

en VervoersPlan. Voor het openbaar vervoer in de regio Eindhoven gelden

twee algemene doelstellingen. De mobiliteitsdoelstelling beoogt een bij-

drage van het openbaar vervoer in de behoefte vanuit de regio aan de be-

reikbaarheid van Eindhoven en Helmond. De maatschappelijke doelstel-

ling beoogt het gebruik van openbaar vervoer als verplaatsingsmiddel door

een deel van de bevolking in de regio.

Beter Bereikbaar Zuid Oost Brabant( BBZOB) .

De bereikbaarheid van de regio Zuidoost Brabant wordt in toenemende

mate gekenmerkt door structurele en incidentele files, m.n. tijdens de oc~-

tend en avondspits. In 2003 hebben de gezamenlijke wegbeheerder in

Zuid-Oost Brabant (21 gemeenten, R WS en de Provincie) besloten geza-

menlijk met het SRE de regio beter bereikbaar te houden tot en met 2010

middels gebiedsgericht benutten. Binnen BBZOB is een netwerkvisie op-

gesteld (zie onderstaande kaart), zijn huidige en toekomstige verkeerspro-

blemen en op te lossen knelpunten beschreven en zijn oplossingsrichtingen

bedacht. Deze stappen hebben geleid tot een maatregelenpakket van 130

maatregelen, welke zijn vastgesteld in juli 2005. Momenteel worden regel-

scenario ' s uitgewerkt en worden de maatregelen omgezet in concrete pro-

jecten.

~ Grontmij.

150656-Toelichting 23 mei 2006

blad 67 van 143

(netwerk ochtendspits Helmond incl prioritering bron: Eindrapport fase 1 BBZOB)

Een van de pilotprojecten van BBZOB is Beter Bereikbaar Helmond. Deze

studie kent een nauwe relatie met de studie Hoofdwegenstructuur van de

gemeente Helmond. Binnen de studie Beter Bereikbaar Helmond worden

de maatregelen uit de Studie Hoofdwegenstructuur en uit het BBZOB-

project in samenhang bekeken en onderzocht of er nog aanvullende regel-

scenario's benodigd zijn.

Gezamenlijk leidt dit tot een groot aantal maatregelen, waarbij de invoe-

ring van verkeersmanagement ter verbetering van de doorstroming op de

A270, Europaweg, Kasteeltraverse en Deurneseweg een van grootse pro-

jecten is.

Bereikbaarheid Oostelijk deel Stadsregio Eindhoven

Met BOSE zoekt het SRE naar een oplossing voor het bereikbaarheids- en

leefbaarheidsprobleem ten oosten van Eindhoven en rond Helmond. In

2005 is door het SRE een voorkeursalternatief vastgesteld. Momenteel is

het SRE bezig met de nadere uitwerking daarvan. Realisatie is voorzien na

2010.

Studie Hoofdwegenstructuur

Aanleidingen voor de Studie Hoofdwegenstructuur waren in juni 1999 de

vele stedelijke ambities waarin de problematiek van de bereikbaarheid en

de ontsluiting een cruciale rol spelen, alsmede de doorgaande groei van het

autoverkeer. De bereikbaarheid dient gewaarborgd te blijven en Helmond

dient zijn stedelijke ambities mogelijk te kunnen maken. Een belangrijke

constatering uit de analyse van de verkeerssituatie in 1999 en het prognos-

ticeren van de verkeerssituatie zoals die in 2010 en 2015 verwacht kan

.f Grontmij

150656-Toelichting 23 mei 2006

blad 68 van 143

worden, is dat de toename van het gemotoriseerd verkeer niet meer over

het regionale en lokale wegennet kan worden afgewikkeld.

Vervolgens zijn er binnen de studie naar de Hoofdwegenstructuur zeven

scenario' s opgesteld, die vanuit alle relevante disciplines zijn getoetst. Op

basis van deze toetsing bleek het mogelijk het aantal scenario's te beper-

ken tot twee kansrijke. In juni 2004 heeft de gemeenteraad besloten uit te

blijven gaan van het Scenario 'Hoofdlijn', waarin de groei van het lokale

verkeer geconcentreerd wordt op de as die wordt gevormd door de Euro-

paweg en de Deurneseweg. Het is de bedoeling dat de verkeersstromen

door Helmond gereguleerd worden op basis van Verkeersmanagement.

Onder Verkeersmanagement wordt een samenhangende aanpak verstaan

van bouw- en benuttingsmaatregelen, monitoring en bijsturing en mobili-

tietsbeleid. Voor de periode 2005-2015 is een totaalpakket aan maatregelen

opgesteld.

Voor de groei van het regionale, doorgaande verkeer moet een oplossing

gegeven worden vanuit de BaSE-studie van het SRE.

I

i

Verkeersveiligheidsplan gemeente Helmond

Het gemeentelijk verkeersveiligheidsplan is in maart 2005 vastgesteld. In

het plan staan de doelstellingen en activiteiten beschreven om de verkeers-

veiligheid in Helmond te verbeteren. De uitgangspunten van dit verkeers-

veiligheidsplan - waaronder de wegcategorisering - zijn van toepassing op

dit bestemmingsplan.

"'

Fietsbeleidsplan 2004

De doelstelling van het Fietsbeleidsplan 2004 richt zich op: "Het zorgdra-

gen voor een veilig en comfortabel fietsnetwerk en stallingsvoorzieningen,

waardoor het fiets gebruik aantrekkelijk wordt en blijft en daarmee het

fietsaandeel in de modal split minimaal op hetzelfde niveau blijft".

Doorwerking verkeers- en vervoerbeleid in "Brandevoort 11"

V oor de inrichting van Brandevoort II wordt gestreefd naar de totstandko-

ming van een doelmatig, v~ilig en duurzaam functionerend verkeers- en

vervoerssysteem. Er wordt uitgegaan van en aangesloten op de beschikbare

infrastructurele capaciteit, zodat extra mobiliteit zoveel mogelijk wordt

voorkomen. Een heldere en veilige fietsinfrastructuur in Brandevoort, met

directe verbindingen beantwoordt aan het fietsbeleid. Op deze manier

wordt een invulling gegeven aan het verkeers- en vervoerbeleid van de

verschillende overheden.

6.9

Economisch beleid

Beleidsbrief Bedrijventerreinen, zelfstandige kantoorvestigingen, de-

tailhandel en voorzieningen

In juli 2004 is door de Provincie Noord-Brabant de beleidsbrief 'Bedrij-

venterreinen, zelfstandige kantoorvestigingen, detailhandel en voorzienin-

gen" vastgesteld. Doel van dit provinciale detailhandelsbeleid is de be-

staande verzorgingstructuur te versterken. Voor Helmond geldt dat in een

.s Grontmij

. 150656-Toelichting 23 mei 2006

blad 69 van 143

aantal branches zich winkels met een minimale omvang van 1.500 m2 bvo

buiten de bestaande of te ontwikkelen winkelconcentratiegebieden mogen

vestigen. Het gaat daarbij om detailhandel in specifieke branches die bij-

zondere vestigingseisen stellen in verband met de aard en de omvang van

de goederen, zoals bijvoorbeeld: detailhandel in auto's, caravans, tenten,

boten; grove bouwmaterialen, keukens, badkamers en sanitair. Ook

bouwmarkten en detailhandel in woninginrichting waaronder meubelen

kunnen hier onder vallen.

De provincie geeft aan dat dergelijke detailhandel zich bij voorkeur gecon-

centreerd dient te vestigen; bijvoorbeeld op een specifiek daartoe aange-

wezen gebied, dat goed ontsloten en gelegen is binnen of direct aansluitend

aan het bestaand stedelijk gebied. Overigens worden tuincentra aange-

merkt als een bijzondere vorm van detailhandel, die specifiek bestemd

dienen te worden. Vestiging op een bedrijventerrein is vanuit zuinig ruim-

tegebruik ongewenst, de voorkeur verdient vestiging in een kernrandzone.

Sociaal Economisch Beleidsplan 2004-2010

Het Sociaal Economisch Beleidsplan 2004-2010 richt zich op het verster-

ken en uitbouwen van de economische structuur van de stad in al zijn fa-

cetten, een evenwichtige groei van de werkgelegenheid en de bestrijding

van de werkloosheid. De positie en het profiel van Helmond is, zeker waar

het de economie betreft, afhankelijk van de regio en de geografische lig-

ging. Samen met Eindhoven vormt Helmond de thuisbasis van zowel

hoogwaardige, sterk internationaal georiënteerde clusters in de maakindu-

strie als technologische, op innovatie gerichte kennisinstellingen en zake-

lijke dienstverlening. Helmond ziet hier dan ook haar kansen en wil blij-

vend inzetten op de stuwende economische activiteiten.

Eén van de belangrijkste instrumenten is het creëren van ruimte voor be-

drijvigheid in met name het hoogwaardige segment met bijbehorende

voorzieningen. De gunstige ligging ten opzichte van Eindhoven én het

aantrekkelijke woonklimaat dat de woonwijk Brandevoort samen met de

toeristisch-recreatieve omgeving van Gulbergen biedt, brengen met zich

mee dat het businesspark ~randevoort bij uitstek drager kan zijn van de

beoogde transitieambitie 'van industriestad naar een centrum voor kennis-

georiënteerde fabricagetechniek'. Voor Brandevoort worden echter geen

zelfstandige kantoorvestigingen voorzien.

Werk maken van detailhandel

De kadernotitie Werk maken van detailhandel uit november 2004 is gericht

op het zorgdragen voor de kwaliteit van de detailhandelsvoorzieningen in

de wijken, zodat de leefbaarheid voor bewoners gewaarborgd blijft. De

huidige beleidskoers, die uitgaat van de bestaande balans van goed functi-

onerende centra die dicht bij de consument zijn gelegen, zal worden voort-

gezet. Er is onvoldoende distributieve ruimte om op basis van de voorziene

bevolkingsgroei in de komende tien jaren om het aantal vierkante meters

aan detailhandel uit te breiden in de bestaande buurt- en wijkwinkelcentra.

De voorziene 8.000 m2 detailhandel voor de uitbreiding van de winkel-

voorzieningen in de wijk Brandevoort vormt hier een uitzondering op. In

deze sterk groeiende wijk zal uiteindelijk een wijkwinkelcentrum komen

.f Grontmij

150656-Toelichting 23 mei 2006

blad 70 van 143

.-- .

passend bij de omvang van de bevolking in deze wijk. Al deze voorzienin-

gen maken deel uit van het reeds gerealiseerde deel van Brandevoort. Voor

Brandevoort II zijn detailhandelsvoorzieningen niet aan de orde.

Deze kademotitie actualiseert ook het beleid uit de nota Het perifere de-

tailhandelsbeleid in Helmond uit 1997. V oor Brandevoort II betekent dit

dat er geen perifere detailhandelsvestigingen zijn voorzien.

Op weg naar een leis ure-beleid voor de gemeente Helmond

In het rapport Op weg naar een leisure-beleid voor de gemeente Helmond

uit juni 2002 komt naar voren dat Helmond in 2010 een volwaardige,

complete centrumstad wil zijn voor haar eigen inwoners en voor de inwo-

ners van het oostelijk deel van de regio. Leisure-voorzieningen zijn hierbij

een essentiële schakel en zijn qua omvang, kwaliteit en variëteit passend

bij een stad van 100.000 tot 120.000 inwoners en een regio van meer dan

125.000 inwoners2. Voor Helmond liggen er niet alleen kansen op het ge-

bied van bovenlokale toeristisch-recreatieve voorzieningen, van gec1uster-

de en innovatieve (gericht op beleving en interactiviteit) kunst- en cultuur-

voorzieningen, maar ook op het gebied van entertainment en vermaak.

De gemeente Helmond heeft enkele doelstellingen voor leisure geformu-

leerd. Deze beogen naast een versterking van de positie van Helmond als

centrumgemeente van de Peel ook een verbreding van het economische

profiel en een verbetering van de werkgelegenheid. Er zal een meerwaarde

- leefbaarheid en aantrekkelijkheid - gecreëerd worden voor bewoners en

bezoekers. De doelstellingen hebben ook betrekking op het zorgen voor

een juiste invulling van nieuwe en bestaande (leisure )locaties en het creë-

ren van samenhang en segmentering in het bestaande leisure-aanbod.

)

Horecabeleidsplan Helmond 2000-2010

In het Horecabeleidsplan Helmond 2000-2010 komt duidelijk naar voren

dat het integrale horecabeleid dient ter verhoging van de aantrekkelijkheid

van de stad - en met name het centrum - ter ondersteuning van het toeristi-

sche beleid en ter versterking van Helmond als centrum van de regio. Het

algemene streefbeeld is dat er rond 2010 een zodanig functionele en ruim-

telijke structuur van de ho:r:ecavoorzieningen in Helmond is, dat daardoor

de ontplooiingskansen voor de sector maximaal zijn toegenomen en de

sector een kwalitatieve bijdrage levert aan met name het centrum van de

stad en aan de overige wijken.

In de centra buiten de binnenstad draagt de horeca bij tot de kwalitatieve

diversiteit van wijkfuncties. In de wijken buiten het centrum zal rond 2010

vooral horeca met een functie voor de inwoners van de wijk zelf gevestigd

zijn. De horeca in de woonwijken is zoveel mogelijk geconcentreerd in de .

wijkcentra, waardoor detailhandel en horeca elkaar zoveel mogelijk ver-

sterken en mogelijke overlast veroorzaakt door horeca - zoals parkeerpro-

blemen of geluidsoverlast - wordt beperkt. Nieuwe vestiging van horeca op

bedrijventerreinen is alleen toegestaan als deze duidelijk bedrijfsonder-

steunend of -gerelateerd is. Nieuwvestiging van gokgelegenheden is niet

toegestaan.

2 Inwoneraantal regio De Peel, exclusief Helmond op I januari 2000

.f Grontmij

150656-Toelichting 23 mei 2006

blad 71 van 143

Kantorenbeleid gemeente Helmond

De Richtlijn Kantoren uit 2003 is ten tijde van het opstellen van het be-

stemmingsplan Brandevoort II het vigerende beleidskader voor kantoor-

ontwikkeling in de gemeente Helmond. Nieuwe inzichten zijn sindsdien

ontwikkeld, zij het dat deze nog niet vastgelegd zijn in nieuw beleid. De

gemeente Helmond richt zich wat betreft kantoren op een concentratie van

kantoorlocaties met prioriteit op Centrum en Suytkade. Ook Groot

Schooten komt in beeld, zij het niet prioritair. In de Richtlijn wordt de

verwachting uitgesproken dat Brandevoort ruimte biedt aan kleinschalige

kantoren in de directe nabijheid van het station en op het Businesspark

Brandevoort.

Doorwerking economisch beleid in "Brandevoort 11"

De realisatie van het bedrijventerrein Brandevoort levert een belangrijke

bijdrage aan de transitieambitie 'van industriestad naar een centrum voor

kennisgeoriënteerde fabricagetechniek' , zoals verwoord in het Sociaal

Economisch Beleidsplan 2004-2010. Businesspark Brandevoort zal geen

ruimte bieden aan perifere detailhandel. Een kleinschalige kantoorvesti-

ging behoort tot de mogelijkheden. Binnen het plangebied van "Brande-

voort lI" zijn geen detailhandelsvoorzieningen of grootschalige leisure

voorzieningen voorzien. Wel behoort wijkgebonden leisure tot de moge-

lijkheden, evenals een kleinschalige kantoorvestiging in de directe nabij-

heid van Station Brandevoort.

Overeenkomstig het Horecabeleidsplan Helmond 2000-2010 is eventuele

nieuwe vestiging van horeca zoveel mogelijk geconcentreerd in het wijk-

winkelcentrum van Brandevoort. In de directe nabijheid van het station (in

de Marke) kan lichte horeca worden toegestaan. Nieuwe vestiging van

horeca op het bedrijventerrein is alleen toegestaan als deze duidelijk be-

drijfsondersteunend of -gerelateerd is. In bovenlokale toeristisch-

recreatieve voorzieningen wordt voor Brandevoort grotendeels voorzien

door het westelijk gelegen Gulbergen.

I

I

J

\

/

.s Grontmij

150656-Toelichting 23 mei 2006

blad 72 van 143

7

Relatie met MER

7.1

Inleiding

Wanneer meer dan 2.000 woningen in een aaneengesloten gebied buiten de

bebouwde kom worden gerealiseerd, is deze activiteit m.e.r.-plichtig.

Brandevoort II heeft dan ook de m.e.r.3 doorlopen. Ter onderbouwing van

het Uitwerkingsplan Stadsregio Eindhoven-Helmond Streekplan 1992 is

hiervoor al de m.e.r. doorlopen. Aangezien een milieueffectenrapport

(MER4) op streekplanniveau onvoldoende gedetailleerd is voor een be-

stemmingsplan, is voor Brandevoort II een nieuw MER opgesteld.

}

Het MER Brandevoort II is parallel aan de actualisatie van het masterplan

en de opstelling van het voorontwerpbestemmingsplan opgesteld. In het

MER zijn de effecten op het milieu van de inrichting, aanleg, het gebruik

en het beheer van Brandevoort II in beeld gebracht. Hiermee is het milieu-

aspect volwaardig meegewogen in het planvormingsproces.

Het Masterplan Brandevoort II heeft het programma (tenminste 3.000 wo-

ningen en 34 hectare bedrijventerrein) vastgelegd. De variatiemogelijkhe-

den beperken zich tot de inrichting van het plangebied van Brandevoort 11.

De inrichting is echter ook niet geheel 'vrij' te ontwikkelen, aangezien

Brandevoort I een aantal beperkingen oplegt:

. In Brandevoort I isb.et oostelijk deel van De Veste ontwikkeld,

waarmee ook de locatie van het treinstation is vastgelegd;

Voor een optimaal gebruik van het treinstation en de voorzieningen

in De Veste, dient aan de noordzijde van het treinstation ook in ho-

ge dichtheden gebouwd te worden;

In het Masterplan Brandevoort is de ontsluitingsstructuur al vastge-

legd en reeds ten dele ten uitvoering gebracht. Zo vormt de Bran-

devoortse Dreef de hoofdontsluiting en worden de Buitens ontslo-

ten via De Voort.

.

.

7.2

Drie alternatieven

Tijdens de milieueffectenrapportage zijn drie alternatieven tegen het licht

gehouden: een nul alternatief waarbij Brandevoort II niet ontwikkeld wordt,

een Meest Milieuvriendelijk Alternatief en een Voorkeursalternatief.

3 ffi.e.f. =ïnilieueffectrapportage

. 4 MER = milieueffectenrapport

.f Grontmij

. 150656-Toelichting 15 mei 2006

blad 73 van 107

7.2.1 Meest Milieuvriendelijk Alternatief

Tijdens de milieueffectenrapportage is gestart met het ontwikkelen van een

Meest Milieuvriendelijk Alternatief (MMA) op grond van uitgangspunten

op het gebied van natuur en milieu. Bij dit alternatief is voldaan aan de

doelstellingen van de initiatiefnemer, waarbij tegelijkertijd uitgegaan is

van de best bestaande mogelijkheden ter bescherming van het milieu. Dit

alternatief maakt voor de ontwikkeling van Brandevoort II gebruik van het

bestaande reliëf en de bodemopbouw. Zo zijn de locaties voor waterber-

ging gesitueerd in de vier natuurlijke laagten binnen het plangebied. De

natuur in Brandevoort II wordt met name gekoppeld aan de waterlopen en

bergingsgebieden, waardoor natte ecologische verbindingszones en na-

tuurgebieden ontstaan.

. )

In het MMA is de bebouwing gesitueerd op de hogere, drogere gronden en

wordt ze doorsneden door de water- en groenstructuren. In afwijking met

het oorspronkelijke Masterplan Brandevoort is ten noorden van het spoor

een tweede veste (De Marke) geprojecteerd, die een hogere bebouwings-

dichtheid kent dan de overige Buitens. Dit is gedaan om het vervoerspoten-

tieel van het toekomstige treinstation Brandevoort te vergroten. In het

MMA ligt de nadruk op de langzaam verkeersroutes en het openbaar ver-

voer. De Marke wordt vanuit het noordelijk gelegen bedrijventerrein door-

sneden door een langzaam verkeersroute naar het treinstation. Door deze

korte verbinding wordt het gebruik van het openbaar vervoer gestimuleerd.

Verder lopen er twee doorgaande fietsverbindingen in oostwestrichting. In

het MMA wordt géén tweede ontsluiting vanuit de A270 aangebracht.

De volgende elementen van het MMA komen ook terug in het Voorkeur-

salternatief (die in de volgende paragraaf behandeld wordt):

. de Marke aan de overzijde van het spoor ten behoeve van vervoer-

spotentieel van het toekomstige station Brandevoort;

hogere dichtheden aan de overzijde van het spoor; De Marke onge-

veer 40 woningen per hectare;

handhaving karakteristieke stedenbouwkundig planconcept Bran-

devoort: een kern ~et hogere dichtheden (De Marke) en Buitens

met lagere dichtheden (20-25 woningen per hectare. De Buitens

hebben een dorps karakter met losse vrijstaande, halfvrijstaande en

geschakelde woningen);

Papenvoortse Loop als ecologische verbindingszone.

voortzetting van De Voort als ontsluitingsring rondom De Veste en

Buitens.

.

.

.

.

7.2.2 Voorkeursalternatief

Het hierboven beschreven Meest Milieuvriendelijk Alternatief is op basis

van gezamenlijk met de opdrachtgever op enkele toetsingscriteria geanaly-

seerd:

.

programma (aantallen woningen, aantal hectare bedrijvigheid, uit-

geefbaar gebied);

stedenbouwkundig planconcept Brandevoort;

financieel resultaat.

.

.

i Grontmij

150656-Toefichting 23 mei 2006.

blad 74 van 143

.. .

Het voorkeursalternatief is op de volgende onderdelen aangepast ten op-

zichte van het Meest Milieuvriendelijk Alternatief:

1. Om het financiële resultaat te optimaliseren is er voor gekozen om in

het voorkeursalternatief extra uit te geven terrein te realiseren. Dit ex-

tra ruimtebeslag gaat ten koste van andere functies in het plangebied.

2. De waterbergingsgebieden zijn in omvang teruggebracht. Vanwege het

benodigde ruimtebeslag is er voor gekozen om niet geheel uit te gaan

van de natuurlijke laagten voor waterberging, maar om deels te gaan

vergraven. Er zijn waterbergingsgebieden geprojecteerd rond De Veste

en rond De Marke, die op elkaar worden aangesloten. Hiervoor dient

de zone naast De Voort ontgraven te worden. De waterberging rond De

Veste staat rechtstreeks in verbinding met de Schootense Loop en de

waterberging bij De Marke met de Papenvoortse Loop. Rondom De

Marke en De Veste is een groengebied gesitueerd waar een combinatie

tussen natuur en waterberging tot stand kan komen

3. Het bedrijventerrein is opgebouwd uit compacte segmenten, van elkaar

gescheiden door twee groene scheggen. Door deze scheggen wordt een

visuele relatie gelegd tussen de snelweg en de woonbebouwing van De

Marke en Kranenbroek. Daarnaast vormen deze scheggen extra zicht-

locaties en kunnen fungeren voor waterinfiltratie en berging. Er ont-

staat zo een structuur van gesloten clusters ingebed in een groene om-

geving. De clusters worden verbonden door een interne bedrijfsontslui-

tingsweg, die zowel op De Voort als op de Papenvoortse Dreef aan-

sluit. Elk cluster benut deze interne ontsluitingsweg en heeft eventueel

een ringweg buitenom afhankelijk van het type en het aantal bedrijven

binnen de cluster. De ruimtewinst die dit oplevert, wordt in de noord-

west hoek van het plangebied (bij de Papenvoortse Loop) gebruikt om

een groter waterbergingsgebied te kunnen realiseren.

4. De Brandevoortse Dreef met een aansluiting op de A270 in het noor-

den en een aantakking op de Geldropseweg in het zuiden, vormt de be-

langrijkste verkeersstructuur. In de huidige situatie is er al een grote

druk op het bestaande kruispunt van de Brandevoortse Dreef en de

A270. Dit zal in de toekomst verder toenemen. Door middel van een

nieuwe verbinding langs de Papenvoortse Loop wordt een extra aan-

sluiting op de A270 gerealiseerd om de bereikbaarheid van Brande-

voort in de toekomst optimaal te houden. De nieuwe ontsluiting wordt

gecombineerd met een ontsluiting voor Gulbergen. Daarmee kan een

extra ontsluiting ter hoogte van Nuenen komen te vervallen. De nu

voorgestelde ontsluiting wordt planologisch geregeld in het bestem-

mingsplan Gulbergen van de gemeente Nuenen c.a. De oude landweg

Stepekolk blijft gehandhaafd, evenals de Medevoort ten noorden van

het spoor. Het fietsnetwerk en het treinstation nemen een belangrijke

plaats in het netwerk van infrastructuur in.

7.3

Alternatieven met elkaar vergeleken

Zoals aangegeven is het voorkeursalternatief afgeleid van het Meest Mili-

euvriendelijk Alternatief. In het voorkeursalternatief is op enkele onderde-

len beperkt afgeweken van het MMA om in grotere mate tegemoet te ko-

.f Grontmij

150656-Toelichting 23 mei 2006

blad 75 van 143

men aan het programma van eisen voor Brandevoort 11. Gezien de relatief

beperkte verschillen tussen de alternatieven wijken ook de effecten van de

alternatieven slechts in beperkte mate van elkaar af. De ontwikkeling van

een nieuwe woonwijk betekent per definitie een verlies aan ruimte voor

natuur. Het MMA geeft in vergelijking met het voorkeursalternatief meer

ruimte aan natuur.

Beide alternatieven tasten de Groene Hoofd Structuur (GHS) aan. Het

MMA verstoort de directe omgeving van het GHS-gebied; in het voorkeur-

salternatief wordt daarnaast een deel van het GHS-gebied bebouwd. In het

MMA gaat ongeveer 1,9 hectare verloren, bij het voorkeursalternatief on-

geveer 12,3 hectare. Dit verschil is voor een belangrijk deel toe te schrij-

ven aan het agrarisch gebied ten noorden van de Mierlosedijk dat deel gaat

uitmaken van Brandevoort 11. Dit betreft een agrarisch gebied ten westen

van Kranendonk en is binnen de EHS aangewezen als beheersgebied en

heeft binnen de GHS de aanduiding leef gebied voor kwetsbare soorten

gekregen. Het gaat hier om vrij intensief gebruikte agrarische percelen,

waarbij zowel sprake is van grasland als bouwland.

Het belangrijkste onderscheid wordt veroorzaakt door de keuze voor meer

uitgeefbaar terrein in het voorkeursalternatief ten opzichte van het MMA.

Op de aspecten geomorfologie, bodem en water en vegetatie, fauna en eco-

systemen scoort het MMA relatief beter. Het voorkeursalternatief scoort

enigszins beter op het aspect geluid en trillingen vanwege de betere sprei-

ding van het autoverkeer over het plangebied.

De toename van de verkeersproductie is een gevolg van de extra woningen

en bedrijven. De verschillen tussen alternatieven zijn echter relatief be-

perkt. Op het criterium bereikbaarheid scoort het voorkeursalternatief beter

dan het MMA doordat de hoofdwegenstructuur in het MMA gelijk is ge-

bleven met het nulalternatief. Het voorkeursalternatief scoort op het crite-

rium 'aandeel openbaar vervoer en fiets' iets minder goed dan het MMA.

Het voorkeursalternatief scoort op het aspect geluid en trillingen het best.

De verkeersafwikkeling op' basis van dit alternatief is vanuit akoestisch

oogpunt gezien de gunstigste. Dit omdat de afwikkeling van het autover-

keer wordt verspreid over twee ontsluitingroutes. Ook de invloed van de

A270 neemt daardoor af.

Voor fijn stof (PMI0) en stikstofdioxide (NO2) worden de grenswaarden

voor de jaargemiddelden nergens overschreden. De verschillen in concen-

traties tussen het MMA en het voorkeursalternatief zijn gering op de be-

staande wegen. Voor nieuwe wegen zijn de concentraties eveneens verge-

lijkbaar. De normen van het Besluit luchtkwaliteit worden in de toekomst

niet overschreden, behalve de norm voor etmaal gemiddelde concentratie

van PMlO. Dit is in de huidige situatie ook al het geval en is het gevolg

van een relatief hoge achtergrondconcentratie.

De ontwikkeling van Brandevoort 11 heeft een positief effect op het aspect

geur. Bijna alle veehouderijen die een geurcirkel over Brandevoort 11 heb-

.f Grontmij

150656-Toelichting 23 mei 2006

blad 76 van 143

.' .

ben liggen, worden aangekocht en geamoveerd. Hiermee verdwijnt de geu-

roverlast voor het plangebied. Beide alternatieven scoren goed op het as-

pect geur. Wel leidt het realiseren van Brandevoort II sowieso tot een ver-

hoging van het groepsrisico. Alleen bij het aardgastransport leidt deze ver-

hoging naar verwachting tot een overschrijding van de oriëntatiewaarde.

Er zijn drie alternatieven onderzocht voor de aanwezige hoogspanningslei-

dingen in het plangebied:

1. verplaatsing van een deel van 150 kV-lijn tot vlak naast 380 kV-lijn;

2. combineren van beide lijnen op één mast (combinatiemast);

3. verkabeling van de 150 kV-lijn of van beide lijnen.

Door KEMA zijn voor deze drie alternatieven de magnetische veldsterkten

berekend (inclusief effectbeperkende maatregelen) en is een kostemaming

gemaakt. In zowel het MMA al het voorkeursalternatief is rekening ge-

houden met de verplaatsing van een gedeelte van de 150 kV-lijn tot vlak

naast de 380 kV-lijn. In beide alternatieven wordt rekening gehouden met

de aanbevolen zonebreedte. In alle alternatieven is het mogelijk om onder

de advies grenswaarde te blijven.

7.4

Vervolgprocedure

Het MER Brandevoort II wordt samen met het bestemmingsplan Brande-

voort II ter inzage gelegd. Het MER, de inspraakreacties en het toetsings-

advies wordt gebruikt bij de besluitvorming over het bestemmingsplan

Brandevoort lI. De volgende fase in de m.e.r.-procedure is de uitvoering

van de voorgenomen activiteit, de aanleg en de ingebruikname. Daarna

vindt de evaluatie plaats, waarin de daadwerkelijk optredende milieueffec-

ten worden vergeleken met de in het MER beschreven effecten.

~;

- :': '~....

oe:: ij

.sGrontmij

150656-Toelichting 23 mei 2006

blad 77 van 143

8

Milieu- en waardenaspecten

8.1

Inleiding

In het kader van Brandevoort 11 is uitgebreid onderzoek gedaan naar diver-

se milieu- en waardenaspecten die van invloed (kunnen) zijn op de plan-

ontwikkeling. Daarbij dient uiteraard rekening te worden gehouden met de

geldende wet- en regelgeving. Dit hoofdstuk gaat in op de onderzochte

thema's, waarbij de belangrijkste conclusies zijn opgenomen. Een belang-

rijk deel van dit hoofdstuk is ontleend aan de rapportage 'Gebiedsinventa-

risatie Brandevoort'. Bij een aantal onderwerpen wordt verwezen naar se-

parate rappporten, waar een uitgebreide studie van het betreffende onder-

werp is opgenomen. Aan de orde komen achtereenvolgens cultuurhistorie

en archeologie, ecologie en natuurcompensatie, water, bodem, lucht, geur-

hinder, geluidhinder, duurzaam bouwen, bedrijven en hun zonering, exter-

ne veiligheid, sociale veiligheid, kabels en leidingen en GSM-masten.

~;

8.2

Cultuurhistorie en archeologie

Landschap

De locatie Brandevoort ligt in de zogenaamde Centrale slenk, een dek-

zandlandschap dat wordt doorsneden door de beekdalen van de Dommel

en de Aa. Het landschap is afwisselend met open landbouwgronden, klein-

schalige landschapselementen en verspreide boerderijen. Verspreid over

het gebied ligt een aantal percelen met boom- en struiklaag of grote tuinen.

Een aantal wegen wordt begeleid door eiken van ongeveer veertig jaar oud.

Het stroomgebied van de Aa en Dommel is een gebied waar veel intensie-

ve veeteelt aanwezig is. Dit brengt in het gebied een hoge milieubelasting

met zich mee. In het gebied bevinden zich verspreid enkele droge naald-

bossen met een beperkte natuurwaarde.

He landschap behoort tot het landschapstype 'hoeven- en kampenland-

schap' . Dit type is gerelateerd aan de voor de zandgebieden kenmerkende

esdorpen. Het landschapstype hoeven- en kampenlandschap laat een varia-

tie zien in het reliëf, de bodemgesteldheid en het (plaatselijk) gevarieerde

landschapsbeeld met verschillen in openheid, beslotenheid en bebou-

wingspatroon. De ontginningsgeschiedenis is voor de vorming van dit

landschapstype de bepalende factor geweest.

Het wegenpatroon heeft in het hoeven- en kampenlandschap een kronkelig

karakter. In de buurt van kernen heeft het wegenpatroon een diffuus, ster-

. vormig karakter. Een meer rechtlijnig patroon is te zien bij recentere ont-

ginningen. Het plangebied heeft' een blokvormig verkavelingpatroon. In

..s Grontmij

150656-Toelichting 23 mei 2006

blad 79 van 14;3

het landschapsbeeld speelt het watergangenpatroon een ondergeschikte rol.

Het bebouwingspatroon in het plangebied is afwisselend en laat twee ken-

merkende typen zien, namelijk het open esdorp en de statige boerderijen

gelegen aan een oude ontginningsas. Het beplantingspatroon wordt ge-

kenmerkt door erfbeplantingen met boomgaarden en - rond de hooggele-

gen velden - laanbeplantingen en houtwallen.

Buurtschappen en bebouwing

Binnen het gebied bevinden zich de drie buurtschappen Berenbroek, Kra-

nenbroek en Stepekolk. Deze dateren mogelijk uit de Late Middeleeuwen.

Van de oorspronkelijke cultuurhistorische bebouwing in deze buurtschap-

pen resteert echter niets meer. Het huidige buurtschap Kranenbroek blijft

net als Stepekolk deels behouden. Het is vrijwel zeker dat de esdekken in

het plangebied zijn ontstaan vanuit deze buurtschappen. Het bestaande

wegenpatroon wordt zoveel mogelijk geïntegreerd in stedenbouwkundige

plannen. De namen van de buurtschappen zullen voortleven in de naamge-

ving van de woongebieden.

In maart 2005 zijn de boerderijen in het plangebied onderzocht en beoor-

deeld op de cultuurhistorische waardes. Voor de in het onderzoek betrok-

ken boerderijen geldt dat deze diverse keren wijzigingen hebben onder-

gaan, waardoor hun oorspronkelijke karakteristiek is aangetast. Een uit-

zondering daarop vormt de langgevelboerderij aan de Doomweg 18. Deze

verdient zonder twijfel de status als gemeentelijk monument. Binnen het

kader van de ontwikkeling van Brandevoort II is het streven dan ook ge-

richt op behoud van de boerderij. Gelegen aan de buitenrand van Stepekolk

is dit goed in te passen.

Archeologie

Een deel van de potentieel archeologisch relevante terreinen in Brande-

voort is in de jaren 1997-1999 in kaart gebracht door opgravingen in het

plangebied van Brandevoort. Dit betrof in alle gevallen vondsten die op

dekzandgronden lagen en worden afgedekt door esdekken. Het gaat om

nederzettingsterreinen uit ~chtereenvolgens de IJzertijd, de Romeinse tijd,

de dertiende eeuwen de vijf- of zestiende eeuw.

Aan de hand van zowel kaart- en literatuuronderzoek als een veldbezoek

aan het bestaande landschap in november 2003, is een beeld verkregen van

de cultuurhistorische overblijfselen in het plangebied. De grootste ver-

wachting betreft die op de dekzandruggen, in het bijzonder wanneer deze

zijn afgedekt door esdekken. De resterende cultuurhistorische waarden in

het plangebied beperken zich hoofdzakelijk tot een aantal wegen, waarvan

de routes tenminste uit de negentiende eeuw dateren. Sommige zijn veel

ouder en kunnen zelfs uit de Late Middeleeuwen dateren.

5 Gemeente Helmond. Inventarisatie, beschrijving en cultuurhistorische waardenbepaling van de

boerderijen in gebied Brandevoort 11 Helmond, maart 2005.

i Grontmij

150656-Toelichting 23 mei 2006

blad 80 van 143

Er is een fout opgetreden tijdens het OCR'en van dit image.

!;-:.

---

Afbeelding: strnctuur omgeving Gulbergen - Brandevoort

Bij de uitwerking van het Masterplan voor Brandevoort II kan niet worden

voorkomen dat een aantal elementen behorend tot de EHS/GHS wordt

aangetast. Uit natuuronderzoek komt bovendien naar voren dat mogelijk

sprake zal zijn van aantasting van enkele volgens de Flora- en faunawet

beschermde soorten. Hiervoor zal ontheffing moeten worden aangevraagd

en moet compensatie plaatsvinden. (Ten behoeve van het MER is onder-

zoek verricht naar de beschermde flora en fauna in het plangebied; Na-

tuurbalans - Limes Divergens, juli 2004)

Mitigerend~ maatregelen

Voor de verdere, concretere planontwikkeling is het van belang om mitige- ;

rende maatregelen uit te werken om de negatieve effecten van de realisatie

van Brandevoort II te minimaliseren. Hierbij moet in ieder geval gedacht

worden aan de realisatie van faunapassages en een geleidingssysteem dat

voorkomt dat dieren vanuit de groenzones de weg kunnen bereiken, zone-

ring van de nieuwe natuur, het voorkomen van verstoring door verlichting

e.d.. Deze maatregelen zijn noodzakelijk bij de uitwerking van de concrete

plannen en het opstellen van de noodzakelijke ontheffingsaanvraag Flora-

en faunawet.

Natuurcompensatie

In een separaat opgesteld Natuurcompensatieplan6 is de natuurcompensatle

uitgewerkt. Dit plan bevat een overzicht van de mogelijke aantasting van

natuurwaarden in het plangebied Brandevoort II, de omvang van de com-

pensatieverplichting die daaruit voortvloeit en de wijze waarop die ver-

plichting wordt nagekomen.

Met de realisatie van Brandevoort II gaan natuur- en landschapswaarden

verloren. Ten behoeve van de ontwikkeling van Brandevoort II moet in

6 Gemeente Helmond. Natuurcompensatie Brandevoort 11, juli 2005. Grontmij Zuid.

ti Grontmij

150656-Toelichting 23 mei 2006

blad 82 van 143

totaal 12,5 ha natuur gecompenseerd worden. Dat vraagt een oppervlak

van in totaal ca. 18 ha. Daarnaast is voor de realisatie van de Ecologische

Verbindingszone Papenvoortse Loop ca. 3 ha benodigd. In totaal moet dus

circa 21 ha nieuwe natuur worden gerealiseerd. Deze opgave wordt gro-

tendeels (16,5 ha) binnen het plangebied uitgevoerd. In de nieuwe woon-

wijk wordt een duurzame en goed functionerende, samenhangende

groenstructuur aangelegd. Deze groenstructuur geeft invulling aan de eco-

logische doelstellingen van de provincie. Het gaat onder andere om de rea-

lisatie van een ecologische verbindingszone en het verbeteren van de hy-

drologische situatie van verdroogde bosgebiedjes. Per saldo zal de natuur-

kwaliteit door Brandevoort 11, gezien de bestaande situatie en de autonome

ontwikkeling (EHS), er op vooruitgaan. De groenstructuur van Brande-

voort sluit aan op de groenstructuren van Vaarle (natuurbouwproject in

voorbereiding) en Landgoed Gulbergen, Eindhovens Kanaal en Schootense

Loop. In het plan voor Gulbergen is voorzien in het op grote schaal om-

vormen van landbouwgrond naar bos en natuur.

Uitwerking natuurcompensatie

Voor Brandevoort 11 is berekend dat de natuurcompensatie circa 18 ha

vraagt, voortvloeiend uit het Provinciaal Natuurcompensatiebeginsel. Er is

ook gekeken naar de aanwezigheid van beschermde soorten in het kader

van de Flora- en faunawet. De compensatie die daaruit voortvloeit, kan

binnen deze 18 ha worden opgenomen. Hiervoor zullen specifieke habitats

binnen de nieuwe groenstructuur worden gerealiseerd.

f'

Binnen Brandevoort 11 is sprake van in totaal circa 35 ha groen. Verschil-

lende functies leggen echter beslag op de groenstructuur binnen Brande-

voort 11, zodat niet al het groen tot de compensatieopgave kan worden ge-

rekend. Functies die een beslag leggen op het beschikbare groen zijn in

hoofdzaak natuur, waterberging en wijk- en buurtgroen. Afzonderlijk be-

draagt binnen de groenstructuur de benodigde ruimte

. voor natuurcompensatie: 18 hectare

. voor de ecologische verbindingszone Papenvoortse Loop: 3 ha

. voor waterberging: 8 hectare

. voor wijk- en buurtgroen: 9 hectare

Voor waterberging en buurt- en wijkgroen geldt daarbij dat een spreiding

over het plangebied gewenst is. Met name natuur en waterberging zijn.

functies die te combineren zijn en elkaar kunnen versterken, zeker gelet op

de natuurdoeltypen waarop de natuurcompensatie zich richt. Daar is in het

bestemmingsplan dan ook rekening mee gehouden.

Natuurcompensatie mag in principe niet plaatsvinden binnen de 50 dB (A)

geluidscontour. Doordat ook wijk- en buurt groen binnen het groen gereali-

seerd moet worden kan de noodzakelijke compensatie van 19 ha niet vol-

ledig in het groen buiten de geluidscontour worden opgenomen. Bovendien

is het, gezien de relatieve ongevoeligheid voor geluid, natuurlijk voor plan-

ten maar ook voor amfibieën verantwoord om een deel van de compensatie

te laten plaatsvinden binnen de 50dB(A) contour.

.f Grontmij

150656-Toelichting 23 mei 2006

blad 83 van 143

De natuurcompensatie in de groenstructuur als voorgesteld in het bestem-

mingsplan leidt voor amfibieën tot de ontwikkeling van een ideaalleefge-

bied, ook binnen de geluidscontour. Er kan in een aantal deelgebieden

open water, ruige graslanden en struweel ontwikkeld worden. De bestaan-

de bosjes worden vemat. Dat kan omdat er geen landbouwkundige afwate-

ring meer nodig is. Hierdoor is herstel van (grond)waterafhankelijke vege-

tatie mogelijk zowel ter plaatse van de bosjes als in de nieuwe groenstruc-

tuur. Er kunnen poelen worden aangelegd die niet in contact staan met

watergangen en die vrij blijven van inundatie (waterberging). Op die ma-

nier blijven poelen vrij van vis en hebben amfibieën meer kans.

Planten, dagvlinders en sprinkhanen kunnen gedijen in relatief smalle stro-

ken zoals bermen); ze zijn ongevoelig voor verstoring en vooral afhanke-

lijk van een goed beheer. Brandevoort II biedt daar mogelijkheden voor.

Kortom: de situatie voor planten en amfibieën zal sterk verbeteren ten op-

zichte van de huidige situatie en ten opzichte van de mogelijkheden die er

zijn binnen het 'Leefgebied kwetsbare soorten' in de GHS Landbouw.

Het berekende compensatieoppervlak is 18 ha. In totaal is er binnen het

plangebied ca. 14,5 ha voor natuur beschikbaar, buiten wijk- en buurtgroen

en wegen. Binnen dit programma moet het mogelijk zijn een inrichtings-

plan te maken dat waarborgt dat in het feitelijke natuurcompensatiegebied

verstoring, onder meer door betreding, tot een minimum beperkt blijft. Het

resterende deel van de compensatie-opgaven wordt buiten het plangebied

gesitueerd. Hiervoor zijn aangewezen het gebied bij het Oud Ven, tussen

Stepekolk en Eindhovens Kanaal, en de noordelijke planrand van Dier-

donk. Dit zijn gebieden waar realisatie van natuurontwikkeling door de

gemeente Helmond is gewaarborgd. Belangrijk daarbij is, dat de gemeente

de betreffende agrarische gronden in eigendom heeft, en dat natuurontwik-

keling planologisch vrij eenvoudig te regelen is. Financiële waarborgen

voor inrichting en beheer van de natuurcompensatie maken deel uit van de

exploitatie-opzet van het bestemmingsplan Brandevoort lI.

\

J

J

",,"'",

",

,,- ..,

",',

~

"~

i.",,' ,

NATUURCOMPENSATIE BUITEN BRANOEVOORT 11

Afbeelding: Natuurcompensatie buiten Brandevoort

~ Grontmij

150656-Toelichting 23 mei 2006

blad 84 van 143

Navolgende tabel bevat een overzicht van de verdeling van het ruimtege-

bruik in de groenstructuur van Brandevoort lI. De deelgebieden zijn aan-

geduid op het overzichtskaartje. Er is rekening gehouden met ruimte voor

natuurcompensatie, waterberging, buurt- en wijkgroen en ruimte voor in-

frastructuur. De tabel laat zien waar sprake is van dubbelgebruik na-

tuur/waterberging ofverblijfsgroenlwaterberging. De combinatie van ver-

blijfsgroen (buurt- en wijkgroen) met natuur is vermeden. Het ruimtebe-

slag van deze functies binnen de deelgebieden van de groenstructuur is

doorvertaaid naar de voorschriften van het bestemmingsplan.

rondom

de Marke

Hoogspanningszone

Afbeelding: Natuurcompensatie

tG Grontmij

150656-Toelichting 23 mei 2006

blad 85 van 143

timc- functie I dubbelfunctie

totaal tie Natuur- functie functie I

We- compensatie Waterberging V erb lijfsgroen j

opper- I

vlak gen (N) (W) (V) I N/W WIV

------ --",---,--,,-- --- -----,-,,--- -""-"-1"-'---

ha ha ha % Ha % ha % i ha %

(berging I

I

onder- !

I

hoogspanningszone- gronds, ,

I

west 5,4 0,6 3,2 60 2,7) - 1,6 30 I - -

rondom de Veste 4,3 0,1 1,3 30 1,1 20 2,2 50 I 0,3 -

rondom de Marke 5,5 0,2 1,7 30 2,8 40 3,6 65 1,3 1,3

oostelijke scheg 2,5 0,2 2,1 85 1,0 60 0,2 10 0,8 -

westelijke scheg 3,9 0,3 3,3 85 1,0 25 0,3 10 0,7 -

Papenvoortse Loop

excl. evz 4,7 0,2 2,9 60 1,7 20 1,5 35 - -

I

boven- I

grond se I

!

berging) I

I

Totaal 26,3 1,6 14,5 7,6 9,4 I

Voor de inrichtingseisen vanuit natuurcompensatie wordt verwezen naar

de rapportage Natuurcompensatie Brandevoort 11.

8.4

Water

Inleiding

In vervolg op de eerste fase van de Vinex-Iocatie Brandevoort heeft de

gemeente Helmond de tweede fase van Brandevoort opgepakt. In deze

tweede fase zal 216 ha. landbouwgebied worden omgevormd tot een stede-

lijk gebied met ruimte voor woningen en bedrijven.

Als gevolg van de functieverandering zal ook de waterhuishouding in het

gebied worden aangepast. In deze rapportage worden de belangrijkste.

kenmerken van en uitgangspunten voor het nieuwe watersysteem beschre-

ven. De rapportage is onderdeel van het masterplan Brandevoort fase lI.

De rapportage wordt gebruikt voor de waterparagraaf in het bestemmings-

plan op hoofdlijnen voor Brandevoort fase lI.

Huidige situatie

In dit hoofdstuk wordt de huidige situatie in het plangebied Brandevoort II

beschreven. Eerst wordt ingegaan op de bodem en het grondwater (2.1). In

paragraaf 2.2 komt de waterhuishouding aan de orde.

~ Grontmij

150656-Toelichting 23 mei 2006

blad 86 van 143

Bodem en grondwater

Het plangebied maakt deel uit van de Centrale Slenk. De Centrale Slenk is

een dekzandlandschap, doorsneden door de beekdalen van De Dommel en

de Aa. De deklaag is ter plaatse van Brandevoort fase 11 circa 25 meter dik.

Onder de deklaag bevindt zich het eerste watervoerende pakket.

Ten behoeve van de planontwikkeling Brandevoort is een uitgebreide ge-

biedsinventarisatie uitgevoerd. In dat kader is op een groot aantal plaatsen

de bodem opbouw onderzocht en zijn peilbuizen geplaatst om inzicht te

krijgen in de freatische grondwaterstanden en de stijghoogte van het

grondwater in het eerste watervoerende pakket.

De kaarten op de volgende pagina' s tonen de maaiveldhoogte en de ge-

middeld hoogste grondwaterstand van het plangebied. Deze kaarten zijn

afkomstig uit de rapportage die is gemaakt in het kader van de gebiedsin-

ventarisatie.

Uit de gebiedsinventarisatie blijkt dat de opbouw van de ondiepe bodem

zeer heterogeen is. In het algemeen is de deklaag opgebouwd uit zand- en

leemlagen. De leemlagen komen echter verspreid in het hele gebied op

wisselende diepte en in wisselende diktes voor.

In het plangebied komen in de huidige situatie vrij ondiepe grondwater-

standen voor. De gemiddeld hoogste grondwaterstand ligt in een groot deel

van het plangebied tussen de 0,4 en 0,8 meter onder maaiveld. De dek-

zandruggen kennen diepere grondwaterstanden.

~,

Uit de gebiedsinventarisatie blijkt dat in een groot gedeelte van het plan-

gebied de stijghoogte van het diepe grondwater hoger is dan de freatische

grondwaterstand en de oppervlaktewaterstand. Het grond- en oppervlakte- ;

water wordt daarom in een groot gedeelte van het plangebied aangevuld .

vanuit het diepe grondwater (kwel).

In het hele plangebied treedt verkleuring op van het oppervlaktewater als

gevolg van toestromend grondwater met hoge ijzergehaltes. Zodra het ijzer

met zuurstof in aanraking komt wordt roest gevormd. Het oppervlaktewa-

ter krijgt hierdoor een roodbruine kleur. Dit is een natuurlijk verschijnsel.

De combinatie van leemlagen, een ondiepe grondwaterstand en het voor-

komen van kwel maken het plangebied in het algemeen minder geschikt -

voor infiltratie van regenwater. Uit infiltratiemetingen die zijn gedaan in

het kader van de gebiedsinventarisatie Brandevoort 11 blijkt dat op de dek-

zandruggen plaatselijk wel mogelijkheden bestaan voor infiltratie.

Waterhuishouding

Een volgende kaart toont de waterhuishouding van het plangebied in de

huidige situatie weergegeven.

.s Grontmij

150656-Toelichting 23 mei 2006

blad 87 van 143

~

~

~

0

::J

...

3

.:::

-"

(]I

0

0)

(]I

0)

~

0

!R.

0'

:::r

C" =:

- ::J

ti) cc

a. N

Cl) W

Cl) 3

Q3 ~,

::J N

-" 0

.j>. 0

wO)

c---.-._~

$

~

~

~

~'

~

~

....

"lc,."""(,,,,1

s'

~

~

;:;

~

~

c

c

::t

:::::

';"".0

~

~

~'

~

~

c

~

~

;k,":;rml'.

-.._"_00'

0 .

oe

N,;"(II';[

.~..

'"

.....-....--.............-.--...---

LEGENDA

D

D

0

m..NAP

",..NAP

1B,5-19,0 ",..NAP

19,0-19,5 ",.+NAP

19,5-20,0 ",.-NAP

- 20,50021,0 ",.-NAP

- -21,0 m.-NAP

-.- Pl.ANGRENS

-

.

-

-

16,5-17,0

17.0-17,5

17,5-18,0

18.0-18,5

",-.NAP

m.-NAP

20,0-20.5 ",-!NAP

."h__""""""U'

V"t9', """""

z","""'" fI

P""'" VhS

~.wl oc; r..I"""

~~~~;~;~:~I~:~u:"'~I~~g..,~.~;j~~~ ~~~~.==..: '.'h'..'::~~:.:=:.:=.:..u ..

.f Grontmij

.,.,.

lJl

,--"_'___'00_'

GemHdmoJrl.J

..00. h.. h.U'U"U""""""---"'"

DIENST STEDELIJKE ONlWIKKELlNG & BEHEER

....-----......--

. ,...' Afdeling Grondzaken I T earn Geo-inforrnatie

--..".-.-.--"'--"""--- ....----..-----

lJI.&,tlevoorl 11

HOOGTEKAART

f~~;~;L;;i1;~~:::~~!:~P_"-~]]!:!:~=': ~;,:~~":~r.. .j~ o""';O9nr.:

2004002

~e'\

C\

..

0

::::I

...

3

.:::

.....

Ot

0

0>

Ot

0>

~

0

~

(',

:T

2: g-

O) cc

0.",

(X)W

cc 3

QJ ~.

::J '"

..... 0

./:> 0

wo>

"

1<..,:",.,

" "

"",

,,",

',,'

!'

; ,

'$

'"

'"

ê:

~.

~

...

Si'

~

:::s

~

<::

c

c

;:;

~

0

C)

'"

~

&

~

~

~

c

~

'"

~

c

:::s

~

t:)

~

iS'

:::s

~

"""";':""":

4

16.5,.16,7 m,+NAP lil

~ 16.7-16,9 m"NAP -

lil 16,9-17,1 IIl+NAP -

- 17,1-17) m,NAP ..

-.- PLANGRENS

, "

17,3,-17,5 m,+NAP

17,5..17,7 m,+NAP

17,7-17,9 m,+NAP

17,9-18,1 m,+NAP

-----_u- '" ",...-..,--...i

v""",-

"",""',,a' "

""d"" ~65

560llJG ,....."',

-,,_.u.""',"--'-"-----

-~

":JÓ f)":,,h

I

Gewijl~~~.L~!;;;,~:J-'A~;d",,;~;~",.rQ _u--.-

..... Ge!1l1leeaulf:e H(>JmoJt1lJ

~ I DIENST STEDELIJKE ONTWIKKElING&-13EHEER

,f/in

'""

.--.-

Grondzaken I Team Geo-inforrni)~ie

--"'--'-'

,-..--".,,----...,,--..

""",""-,-

,'"

lJliJndevoart 11

ONDIEPE (il"

""""""

.",:"'"

2004013

---'

- T~'ening"',:

Gel,',oru . AS,h", '"

taaiste wijz9 '

.....

Ot

0

0)

Ot

0)

~

0

Q!..

o'

::T

2: g-

a> CC

Co N

c.o UJ

03

~ ~.

:J N

..... 0

~ 0

UJ 0)

t"'.'\

Cl

...

0

::s

3

.:::

$

00

00

1:i:

~.

~

ii:"

...

S.

~

t5

;:s

1}

~

C)

C)

:t

:::::

2004020

.;.

-'~-,

. -,.,.

;';;"'l'!",

~~~:

"... .

...

, ",

.'"i"10""

"..

4

1qo

290 ....:JOL-"9~~~o M.

~

ii:"

~

c;;.

;:s-

2

ss.

~.

;:s-

~

S5:

~.

~.

~

~.

----

---..---

LEGENDA

SLOOT

NEVENWATERGANG

WA TERLOOP

PLANGRENS

GRENS SmOmnBHJ

WA TERSCHAPSGRENS

LOCA TIE

- 2 BEREKEND DEBIET

l' INI.M r

DUIKER

. STUI,/

--.--..-...-_.

---

v""..;~_o""

z""""".." "

Pmlh", ~"

"Ol eG f,,",",,"

: -~~h:~:::~f A«d ,., '~i'~~_o~:- - -----

Gelt1lH:)elt1ll~{': Hdm-l;]1Jl:(l

-.-- .. """.0..""__-_.. . .

DIENST STEDELIJKE ONTWIKKELING & BEHEER

.s GrontmiJ

\J~;.c-~~--~~ . .

. . \

"(jé;"jj,igd .

...,~

~:

---

Grondzaken / Team Geo-informatie

------

----...-

Br',IIIIJcvuor~ 11

OPPEfNI.AKTLWATERS TRUCTUUR EN WA rERSCHEIOINGEN

............"

Getekend

Laal'sle wïi

Brandevoort II ligt voor een deel binnen het beheers gebied van waterschap

De Dommel en voor een deel binnen het gebied van waterschap Aa en

Maas.

In het deel van waterschap De Dommel verzorgen drie watergangen de

afvoer richting de westelijk van het plangebied gelegen Hooidonksche

Beek of Luchensche Wetering. De belangrijkste watergang is de Papen-

voortse Loop (DL95). De andere watergangen liggen parallel aan het

spoor. Aan de noordzijde van het spoor ligt DL93, aan de zuidzijde DL91.

In het gedeelte van Brandevoort dat binnen het beheers gebied van water-

schap Aa en Maas ligt wordt de afvoer door de Schootense Loop (34-35)

verzorgd. Vanuit het gebied ten zuiden van de spoorlijn komt het water in

de Schootense Loop via de Brandevoortse Loop (34-35-9). Het gedeelte

rond Diepenbroek takt via een aantal sloten direct aan op de Schootense

Loop. Het gebied ten noorden van de Nuenensedijk watert via watergang

34-35-5 af op de Schootense Loop.

De waterpeilen zijn niet overal bekend. In tabel 1 wordt een inschatting

gegeven van de waterpeilen. De inschatting is gebaseerd op de bodem-

hoogte van de watergangen, hoogteligging van de duikers, stuwhoogtes en

de hoogteligging van het maaiveld langs de watergangen.

Uit tabel 1 blijkt dat de waterpeilen in de huidige situatie niet veel van el-

kaar verschillen. In het zuidelijke deel van Brandevoort II is het waterpeil

hoger.

f'

Tabel 1. Inschatting van de huidige "normale" waterpeilen in Brandevoort

11.

Watergang Bodemhoogte (m. +

.........................~A~l.....

DL95 (Papenvoortse 15,5-16,0

Loop)

DL93

DL91

34-35 (Schootense

Loop)

waterpeil (m. + NAP)

"""""""",,""..'."".""""""""'.""'"

........ .

::I: 16,0 - 16,2

15,9-16,0

.16,0-16,2

15,7 bij spoorlijn

::I: 16,0 - 16,2

::1:16,3

15,9 (zomer) - 16,2

(winter) bij gaspomp-

station

16,7 (hele jaar) ten zui-

den ecozone

::I: 16,7 -17,0

34-35-9 (Brandevoortse 16,5-16,9

Loop)

1~__,_~?_--_~___~16 ,Q-_._.~_._--

In het kader van de realisatie van Brandevoort fase I is rond de Schootense

Loop een ecozone gerealiseerd. Bij waterpeil stijgingen biedt de ecozone

extra ruimte voor waterberging. Met de ecozone is invulling gegeven aan

de inrichting van dit gedeelte van de Schootense Loop als ecologische ver-

bindingszone.

.s Grontmij

150656-Toelichting 23 mei 2006

blad 91 van 143

In fase I van Brandevoort wordt het regenwater van vrijwel al het verhard

oppervlak verwerkt via een verbeterd gescheiden rioolstelsel.

Beleidsuitgangspun ten

Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moet op een duurzame manier wor-

den omgegaan met water. De belangrijkste beleidsuitgangspunten hierbij

ZIJn:

schoon regenwater in volgorde van prioriteit hergebruiken, infiltreren,

rechtstreeks naar open water of als dat niet kan via een verbeterd geschei-

den stelsel verwerken;

vuil water naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie;

voorkomen van vervuiling van het regenwater;

voorkomen van overschrijding van de landbouwkundige afvoer in een si-

tuatie met 42,9 mmo regen in 4 uur tijd;

voorkomen van verlaging van de gemiddeld hoogste grondwaterstand.

Ter voorkoming van watergerelateerde ziekten en plagen zijn stagnerende

wateren en kunstwerken in het water ongewenst.

Deze beleidsuitgangspunten volgen uit de waterbeheersplannen van water-

schap Aa en Maas en van De Dommel en uit het waterplan Helmond.

Toekomstige situatie

In dit hoofdstuk wordt het te realiseren watersysteem op hoofdlijnen be-

schreven. Eerst wordt ingegaan op het hoofdwatersysteem. In paragraaf 4.2

komt de verwerking van regenwater in de verschillende uitwerkingsgebie-

den aan de orde. Met andere woorden: Hoe komt het regenwater in het

hoofdwatersysteem terecht? In paragraaf 4.3 worden de beleidsuitgangs-

punten zoals die in hoofdstuk 3 zijn weergegeven langsgelopen en wordt

aangegeven in hoeverre aan de uitgangspunten wordt voldaan.

Hoofdwatersysteem

Beschrijving hoofdwatersysteem

De kaart op de volgende pagina geeft het toekomstige hoofdwatersysteem

in Brandevoort II weer.

De afvoer van water uit Brandevoort II vindt voor het grootste deel plaats

via de Papenvoortse Loop en de Schootense Loop. Daarnaast vindt in be-

perkte mate afvoer plaats via DL91, DL93 en watergang 34-35-5.

Er zijn waterpartijen of groene laagtes geprojecteerd rond De Veste en

rond De Marke. In tegenstelling tot wat in het waterhuishoudingsplan voor

Brandevoort fase I is opgenomen, wordt er direct ten zuiden van de spoor-

lijn en ten noorden van de Veste geen verbinding gemaakt tussen de nieu-

we waterpartij om De Veste en de Schootense Loop.

De waterpartijen bij De Veste en bij De Marke worden via een groene

laagte en een kunstwerk onder de spoorlijn op elkaar aangesloten. De wa-

terpartij rond De Veste staat rechtstreeks in verbinding met de Schootense

Loop en de waterpartij bij De Marke met de Papenvoortse Loop.

.f Grontmij

150656-Toelichting 23 mei 2006

blad 92 van 143

""-'\

C\

..

0

='

3

.:::

~

'"

'"

ti:

~.

~

;;;

"

s.

~

~

;:s

~

~

(;)

(;)

::t

::::

->

(]I

0

0)

(]I

0)

~

0

~

o'

;;T

cr =

- ::!

11) (C

0.",

<0 V>

V> 3

~ !!1.

::! '"

->0

.\>.0

V> en

~

'"

;>0;-

(;)

~

'"'

&.

'"

~

~

;;;

"

~

!::

0;'

~

(;)

!::

~

~.

./

Schootense Joop

De groene laagte ligt net boven het toekomstige oppervlaktewaterpeil in de

Papenvoortse Loop en de Schootense Loop. In normale omstandigheden

functioneren de watersystemen van De Dommel en van Aa en Maas sepa-

raat. Zodra er een peilstijging optreedt in het oppervlaktewater vindt er

uitwisseling plaats tussen beide systemen.

De koppeling van beide watersystemen in geval van een waterpeilstijging

heeft verschillende voordelen. De koppeling biedt meer flexibiliteit aan het

ontwerp. De ruimte voor waterberging kan verspreid over het hele cen-

trumdeel van het plangebied worden gezocht en hoeft niet opgesplitst te

worden in een deel voor waterschap De Dommel en een deel voor water-

schap Aa en Maas.

De mogelijkheid wordt gecreëerd om (bijvoorbeeld in geval van calamitei-

ten) water uit het Eindhovens kanaal in te laten in de Schootense Loop en

dit naar de Papenvoortse Loop te leiden.

Tenslotte ontstaan er meer mogelijkheden om het water te sturen. Als zich

waterhuishoudkundige problemen voordoen in het gebied van waterschap

Aa en Maas kan er voor gekozen worden om het water uit Brandevoort

grotendeels via De Dommel af te voeren en andersom.

De koppeling tussen de waterpartij bij De Marke en die bij de Veste wordt

gelegd in de vorm van een groene laagte om zo min mogelijk grond te

hoeven afgraven. Het betreft een doorsnijding van een dekzandrug, waar

zeker in geval van een open water verbinding diep zou moeten worden

ontgraven.

Met behulp van kunstwerken in de Papenvoortse Loop en in de Schootense

Loop kan de afvoer gestuurd worden. De verdeling van het af te voeren

regenwater blijft hierbij gelijk aan de verdeling van de huidige landbouw-

kundige afvoer. Zo wordt voorkomen dat de afvoer in één van beide wa-

tergangen groter wordt dan in de huidige situatie. Het afvoersturende

kunstwerk in de Papenvoortse Loop wordt geplaatst ter hoogte van de

kruising met de snelweg. Hierdoor kan de ruimte net bovenstrooms van die

kruising (grondgebied van de gemeente Nuenen c.a.) ook benut worden

voor het realiseren van voldoende waterberging in Brandevoort 11.

In de uitwerkingsfase moet nader onderzocht worden hoe de afvoer via

Schootense Loop en Papenvoortse Loop precies moet worden gereguleerd.

In deze fase zal ook aandacht besteed worden aan randvoorwaarden om de

verbinding tussen Schootense Loop en Papenvoortse Loop goed te laten

functioneren. Hierbij denken we aan een voldoende ruime dimensionering

van het kunstwerk onder het spoor en voldoende onderhoud aan de groene

laagte, opdat geen geleidelijke ophoging van de groenzone ontstaat. Een

goede verbinding is noodzakelijk om onevenredig grote peilstijgingen in

één van beide deelgebieden te voorkomen.

Zowel de Schootense Loop als de Papenvoortse Loop ontspringen in of

nabij het plangebied. Het reguleren van de afvoer in de hoofdwatergangen

heeft daarom geen invloed op bovenstrooms gelegen gebied.

.s Grontmij

150656-Toelichting 23 mei 2006

blad 94 van 143

De kleinere watergangen (DL93, DL91 en 34-35-5) wateren niet africh-

ting het watersysteem rond De Veste, maar blijven net als in de huidige

situatie afvoeren richting de Hooidonksche beek respectievelijk Schooten-

se Loop. De afvoer via de kleinere watergangen zal zoveel mogelijk be-

perkt worden tot de huidige afvoer, zodat er geen problemen beneden-

strooms optreden.

Benodigde ruimte voor waterberging

De benodigde ruimte voor waterberging is bepaald met de volgende uit-

gangspunten:

T=25 (42,9 mmo in 4 uur) is bepalend

Landbouwkundige afvoer is 2,1 mmo in 4 uur (uitgaande van een maatge-

vende afvoer van 0,9 llslha bij T= 1)

Bedrijventerrein (34,2 ha.) is 80% verhard

Veste I De Marke (41 ha.) is 90% verhard

Infrastructuur (8,3 ha.) 100% verhard

Buitens (83,9 ha.) 45% verhard

Op basis van deze uitgangspunten is berekend dat ongeveer 45.000 m3

extra regenwater geborgen moet kunnen worden in Brandevoort fase lI. Bij

het accepteren van een peilstijging van 40 cm. (dit is vergelijkbaar met de

maximale peilstijging die geaccepteerd wordt in Brandevoort fase I) bete-

kent dit een ruimtebeslag van 11,2 ha.

De benodigde ruimte voor waterberging wordt voornamelijk gevonden in

het hoofdsysteem zoals dat in paragraaf 3. 1 is beschreven.

In het hoofdsysteem wordt ruimte gecreëerd voor het bergen van ongeveer

35.000 m3 water.

In het bevloeiingsgebied bij Kranenbroek zal ongeveer 5.000 m3 water

kunnen worden geborgen. De overige 5.000 m3 wordt gevonden langs

DL91 (ongeveer 1.000 m3), 34-35-5 (2.000 m3) en in de groenzone onder

het hoogspanningstracé (2.000 m3).

De genoemde verdeling van de waterberging over het plangebied is indica-

tief en zal verder geoptima.liseerd worden bij de uitwerking van het plan.

In de uitwerkingsfase kan ook bekeken worden of de bergingsopgave nog

wat naar beneden kan worden bijgesteld door rekening te houden met een

vertraagde afvoer uit de woonwijken en locale infiltratie.

Waterkwaliteit

In het algemeen geldt dat zoveel mogelijk voorkomen moet worden dat

regenwater vervuild raakt. Dit kan door het gebruik van uitlogende bouw-

materialen te beperken en beperkingen op te leggen aan het gebruik van

bestrijdingsmiddelen, strooizout, auto wassen, etc.

Als gevolg van de kwel zal er het hele jaar door enige stroming optreden in

het watersysteem in Brandevoort. Stroming is in het algemeen positief

voor de waterkwaliteit.

.s Grontmij

150656-Toelichting 23 mei 2006

blad 95 van 143

Ecologische Verbindingszone

In het streekplan Noord-Brabant zijn de Schootense Loop en de Papen-

voortse Loop aangewezen als ecologische verbindingszone. Het water-

schap De Dommel heeft in 2002 een inrichtingsvisie opgesteld voor de

ecologische verbindingszone langs de Hooidonksche Beek (EVZ langs de

Hooidonksche Beek, Inrichtingsvisie) en doet daarin ook uitspraken over

de zones langs de Papenvoortse Loop. In deze inrichtingsvisie staat als

streefbeeld opgenomen dat de verbindingszone een corridor is langs de

beekoever van gemiddeld 25 meter breed. Voor de inrichting betekent dit

een aaneensluitende structuur van vegetatie bestaande uit ruigte, grasland

en struweel met bomen. De ecologische verbindingszone zal gecombineerd

worden met ruimte voor waterberging.

Hoewel er vanuit het beleid geen noodzaak bestaat tot het verbinden van

de ecologische verbindingszone langs de Schootense Loop en die langs de

Papenvoortse Loop, wordt de verbinding wel mogelijk gemaakt. Aange-

zien de verbinding tussen Papenvoortse Loop en Schootense Loop onder

normale omstandigheden droog is, kan het kunstwerk onder de spoorlijn

normaliter dienst doen als faunapassage.

Bij de uitwerking van het masterplan zal rekening gehouden worden met

de aanwijzing van beide watergangen als ecologische verbindingszone.

Zie in dit verband ook paragraag 8.3

Uitwerking

Het hoofdwatersysteem zal verder in detail uitgewerkt worden in de ver-

volgfase. Hierbij moet het waterhuishoudkundig systeem van Brandevoort

in zijn geheel in beschouwing genomen worden.

In de uitwerking zal ook bekeken worden welk deel van het verhard op-

pervlak op de kleinere watergangen wordt aangesloten en of er in deze

watergangen maatregelen moeten worden getroffen om de afvoer te ver-

tragen. Hierbij wordt rekening gehouden met de capaciteit van die water-

gangen.

Regenwater inde uitwerkingsgebieden

In deze paragraaf wordt vo~r de verschillende uitwerkingsgebieden op

hoofdlijnen beschreven hoe het regenwater verwerkt wordt. De uitwer-

kingsgebieden zijn De Marke, het bedrijventerrein, Kranenbroek, Liver-

donk en Hazenwinkel (in bijlage 5 staat de ligging van de gebieden weer-

gegeven).

De Veste en Stepekolk zijn grotendeels al gerealiseerd in fase I. De ver-

werking van regenwater in het nog resterende deel van deze woongebieden

zal daar op dezelfde wijze (verbeterd gescheiden stelsel) plaatsvinden als

in het al gerealiseerde deel. Waar mogelijk zal rechtstreeks worden afge-

koppeld richting droge sloten of open water.

De Marke

De Marke wordt zo dicht bebouwd dat daar geen ruimte is voor boven-

grondse verzameling van schoon regenwater. Er wordt een gescheiden

rioolstelsel gerealiseerd. Het vuile water wordt naar de rwzi geleid. Het

regenwater komt uit op de groene laagtes om De Marke. Via de groene

.s G~ontmij

150656-Toelichting 23 mei 2006

"blad 96 van 143

laagtes komt het regenwater in de Papenvoortse Loop. De groene laagtes

doen dienst als bodempassage.

Het gescheiden stelsel wordt verder uitgewerkt in de uitwerkingsfase.

Bedrijventerrein

Ook op het bedrijventerrein wordt het regenwater via een gescheiden stel-

sel verwerkt. Het regenwater wordt via een bodempassage naar het opper-

vlaktewater geleid. Hierbij doet de groene laagte tussen het bedrijventer-

rein en de Marke dienst als bodempassage en zullen delen van de groene

scheggen als bodempassage worden ingericht. Het afstromende regenwater

ondergaat dus altijd een zuiveringsslag voor het in het oppervlaktew;ater

(Papenvoortse Loop of34-35-5) terecht komt.

Buitens (Hazewinkel, Liverdonk, Kranenbroek)

De woongebieden rondom de Veste en De Marke worden de Buitens ge-

noemd. De ligging van de verschillende buitens staat weergegeven in bij-

lage 5. Het regenwater in de Buitens wordt zoveel mogelijk oppervlakkig

afgevoerd. Het regenwater dat op de daken valt wordt naar de straat geleid.

Van daaruit wordt het water waar mogelijk oppervlakkig naar laagtes in de

groenzones in de woongebieden, naar greppels of naar waterpartijen ge-

leid.

Figuur 5. Detail watersysteem Liverdonk (woonblok net ten zuiden van spoorlijn)

Vanuit de groenzones en de greppels wordt het regenwater afgevoerd naar

de waterpartijen rond de Veste en De Marke en naar de watergangen ten

noorden en ten zuiden van het spoor (DL93 en DL91). Met behulp van

knijpconstructies wordt het regenwater zoveel mogelijk vastgehouden in

de groenzones en greppels. De afvoer uit de buitens wordt hierdoor ver-

traagd, waardoor de belasting van het hoofdwatersysteem meer geleidelijk

plaatsvindt.

Het regenwater in de buitens wordt grotendeels via groenvoorzieningen

naar het oppervlaktewater geleid. De stroming door de groenvoorziening

leidt tot een verbetering van de waterkwaliteit (voornamelijk als gevolg

van bezinking van slibdeeltjes).

Lokaal zal er vanuit de groenzones wat aanvulling van het grondwater

plaatsvinden. Dit zal zich vooral voordoen in de zone onder het hoogspan-

ningstracé. .

.f Grontmij

150656-Toelichting 23 mei 2006

blad 97 van 143

Het is denkbaar dat locaal verhoogde schijngrondwaterspiegels optreden

als gevolg van leemlagen in de bodem. Dit kan voorkomen worden door de

bovenste anderhalve meter van de bodem los te maken.

)

Figuur 6. Detail watersysteem Hazewinkel (meest zuidelijke woonblok)

Figuur 7. Detail watersysteem Kranenbroek (woonblok ten noorden van spoorlijn)

Kranenbroek kent een tweetal aanvullende aandachtspunten.

Er worden een aantal bestaande woningen gehandhaafd. In de verdere

planvorming moet rekening gehouden worden met de hoogteligging van

deze woningen.

Daarnaast wordt de zone langs de Papenvoortse Loop ingericht als bevloei-

ingsgebied. Het regenwater uit het woongebied Kranenbroek wordt via

greppels en laagtes naar het bevloeiingsgebied geleid. Dit kan naar ver-

wachting onder vrij verval, omdat het woongebied Kranenbroek wordt

opgehoogd. In het bevloeiingsgebied kan het water over het maaiveld uit-

stromen.

De uitstroom uit het bevloeiingsgebied naar de Papenvoortse Loop wordt

beperkt met behulp vaneen kunstwerk, zodat er in het bevloeiingsgebied

water kan worden vastgehouden. Dit beperkt de benodigde ruimte voor

waterbergingjn het hoofdwatersysteem.

~ Grontmij

150656-Toelichting 23 mei 2006

blad 98 van 143

Bijkomend voordeel van het bevloeiingssysteem is dat er waterberging op

maaiveld plaatsvindt en er daarom ter plekke geen grond hoeft te worden

afgegraven om ruimte te creëren voor waterberging. Er kan meer variatie

in het ontwerp voor de groengebieden worden aangebracht en het systeem

biedt kansen voor de realisatie van een ecologisch interessant gebied.

Op historische kaarten van Brandevoort en omgeving zijn bevloeiings-

systemen te herkennen. Ook vanuit cultuurhistorisch oogpunt is het inte-

ressant om weer ruimte te bieden aan een dergelijk bergings- en bevloei-

ingssysteem.

Q LJ:.,bG ~ "tjER G II-"G ?

WOO/UGEB.\E.D

\-\.Q%, ~ /~G\~

LIY>.G

\V~

Figuur 8. Principe van bevloeiingssysteem

Langs de doorgaande wegen worden greppels of waterpartijen gereali-

seerd. Vanaf deze wegen kan het water conform het beleid van de water-

schappen via een bermstrook naar de greppels stromen. De bermstroken

zijn 3 tot 5 meter breed en hebben een zuiverende werking op het afstro-

mende regenwater. Het gebruik van zout voor gladheidsbestrijding of het

effect daarvan op de waterkwaliteit moet in ieder geval op deze wegen

zoveel mogelijk beperkt worden. Strooien van nat zout voorkomt bijvoor-

beeld verwaaiing naar de watergangen.

Toetsing aan het beleid.

In hoofdstuk 2 worden de belangrijkste beleidsuitgangspunten weergege-

ven. In deze paragraaf worden de beleidsuitgangspunten nagelopen en

wordt aangegeven in hoeverre aan de uitgangspunten wordt voldaan.

Schoon regenwater hergebruiken, infiltreren, rechtstreeks naar open water

of als dat niet kan via een verbeterd gescheiden stelsel verwerken.

In het kader van het waterplan Helmond is een onderzoek uitgevoerd naar

de mogelijkheden voor hergebruik van water in Brandevoort lI. De conclu-

sie is dat de enige mogelijkheid het gebruik van regenwater in de omge-

ving (bijvoorbeeld Stiphoutse Bossen) is. De wenselijkheid van hergebruik

van het regenwater buiten het plangebied wordt afgewogen in het kader

van de milieueffectrapportage.

Hergebruik door particulieren ofbedrijven kan gestimuleerd worden door

de gemeente. Hierbij kan gedacht worden aan het promoten van regenton-

nen.

De grondwaterstanden, het vóórkomen van kwel en de bodemgesteldheid

in Brandevoort II beperken de kansen voor infiltratie. Locaal kan er in de

.f Grontmij

150656-Toelichting 23 mei 2006

blad 99 van 143

groenzones buiten de woongebieden wat infiltratie plaatsvinden (bijvoor-

beeld in de zone onder het hoogspanningstracé). Toch zal het overgrote

deel van het regenwater vertraagd of rechtstreeks naar het oppervlaktewa-

ter afgevoerd worden.

Omdat niet gegarandeerd kan worden dat het regenwater uit de woonwij-

ken en het bedrijventerrein schoon is wordt het water waar mogelijk via

groenzones naar het oppervlaktewater geleid. In de groenzones kunnen

slibdeeltjes bezinken wat een gunstig effect heeft op de kwaliteit van het

afstromende water.

Vuil regenwater naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie.

Alleen in de delen van de Veste en Stepekolk die rechtstreeks aansluiten

op fase I van Brandevoort wordt een verbeterd gescheiden systeem gereali-

seerd. Verder wordt geen regenwater naar de rwzi geleid.

Echt vuil water ( afvalwater) wordt via een vuilwaterriool naar de R WZI

geleid.

Voorkomen van vervuiling van het regenwater.

Er zal zoveel mogelijk voorkomen worden dat het water in de woonwijken

en in het bedrijventerrein vervuild raakt door de projectontwikkelaars mee

te geven dat er geen uitlogende bouwmaterialen moeten worden gebruikt

in Brandevoort lI. Dit kan echter niet wettelijk worden voorgeschreven.

Bij het uitwerken van de waterhuishouding zal richting gemeente geadvi-

seerd worden om bij het beheer en onderhoud in Brandevoort II geen ver-

vuilende stoffen (bestrijdingsmiddelen en zout) te gebruiken. Ook zal het

advies worden gegeven om speciale locaties inte richten waar auto's ge-

wassen kunnen worden. Daarnaast is voorlichting vanuit de gemeente rich-

ting de bewoners van belang.

Voorkomen van overschrijding van de landbouwkundige afvoer in een

situatie met 42,9 mmo regen in 4 uur tijd.

Met behulp van kunstwerken in de Schootense Loop en in de Papenvoortse

Loop wordt voorkomen dat de afvoer uit Brandevoort II groter is dan de

afvoer uit het gebied in de huidige situatie met een landbouwkundig ge-

bruik. Ook in de overige watergangen (DL91, DL93 en 34-35-5) zal met

behulp van (aanpassingen aan) kunstwerken de afvoer beperkt worden.

Voorkomen van verlaging van de Gemiddeld Hoogste Grondwaterstand.

Om een goede ontwateringsdiepte te krijgen in Brandevoort II zal het -

maaiveld waar nodig opgehoogd worden. Er wordt geen gebruik gemaakt

van drainage om het grondwater kunstmatig diep te houden.

In de zone rondom de Veste en De Marke zal worden gegraven. Dit zal

locaalleiden tot een verlaging van de GHG. Op andere locaties in het

plangebied (bijvoorbeeld Kranenbroek) zullen bestaande kavelsloten wor-

den gedempt, wat locaal tot een verhoging van de GHG zal leiden. In de

uitwerkingsfase moet voldoende aandacht besteed worden aan de invloed

van het plan op het grondwater. Bij het bepalen van de gewenste hoogtes

van de groene berging, van de waterbodems en van de te voeren waterpei-

len moet er voor gezorgd worden dat de invloed op het grondwater zo ge-

aS Grontmij

150656-Toelichting 23 mei 2006

blad 100 van 143

ring mogelijk is. In ieder geval mag de grondwaterstand buiten Brande-

voort 11 niet negatief beïnvloed worden.

Vervolg

Deze rapportage kan gebruikt worden voor de waterparagraaf van het be-

stemmingsplan op hoofdlijnen voor Brandevoort 11. Het watersysteem

wordt nog verder uitgewerkt de vervolgfase. Hierbij zullen onder meer de

volgende onderwerpen aan bod komen:

Dimensionering van het hoofdwatersysteem en de kunstwerken (inclusief

relaties met de omgeving, waterretentie benedenstrooms langs de Papen-

voortse loop, infiltratie in de Stiphoutse bossen);

. Waterpeilen in het hoofdwatersysteem;

Waterkwaliteit in het hoofdwatersysteem;

Beheer en onderhoud van het hoofdwatersysteem;

Dimensionering van het regenwaterafvoersysteem in de uitwerkingsgebie-

den;

Grondwater in de woonwijken en het bedrijventerrein (welke invloeden

heeft het plan op de grondwaterstanden, GHG);

Dimensionering en ontwerp van het rioolstelsel;

Beheer en onderhoud van het regenwaterafvoersysteem in de uitwerkings-

gebieden;

Beheer en onderhoud van de waterbergingslocaties (groene laagtes);

Eisen en randvoorwaarden aan het materiaalgebruik (gladheidsbestrijding,

beheer groenvoorzieningen, bouwmaterialen, etc.).

Watertoets

In het kader van de watertoets hebben verschillende overleggen met de

waterbeheerders plaatsgevonden. In een eerste overleg op 18 maart 2004

zijn de randvoorwaarden voor het watersysteem besproken. Zowel ge-

meente als waterschap hebben een aantal aandachtspunten voor de water-

huishouding meegegeven.

In een tweede overleg op 27 mei 2004 is het eerste concept van deze wa-

terparagraaf besproken. Omdat het waterschap De Dommel niet aanwezig

kon zijn op 27 mei 2004 is. de waterparagraaf op 17 juni 2004 apart met

hen doorgesproken. De waterparagraaf is aangepast naar aanleiding van

het tweede overleg en het overleg met De Dommel. De aangepaste versie

is nogmaals aan de gemeente en de waterbeheerders voorgelegd en de ver-

kregen opmerkingen zijn verwerkt.

Op 8 september 2004 zijn de verschillen tussen deze rapportage en het

meest milieuvriendelijke altematiefuit de Mer besproken. Waar dit aanlei-

ding gaf tot aanpassing van deze rapportage is dit gebeurd.

Op 31 januari 2005 heeft een afsluitend gesprek met het Waterschap Aa en

Maas plaatsgevonden in het kader van het vooradvies inzake de watertoets

voor Brandevoort 11. In deze bijeenkomst heeft de vertegenwoordiger van

het Waterschap Aa en Maas de opmerkingen van het Waterschap De

Dommel ingebracht.

Vanzelfsprekend zullen de waterbeheerders in de verdere procedure (arti-

kei 10 Bro) en bij de uitwerking van het watersysteem nauw betrokken

blijven.

.,.",.

ti Grontmij

150656-Toelichting 23 mei 2006

blad 101.van 143

8.5

Bodem

In het plangebied "Brandevoort 11" is de bodemopbouw zeer heterogeen.

In het algemeen is de deklaag opgebouwd uit zand- en leemlagen. De ho-

ger gelegen gebieden in het plangebied bestaan uit enkeerdgronden en hu-

muspodzolgronden. Beekeerdgronden komen voor in het lager gelegen

gebied.

De enkeerdgronden zijn ontstaan als gevolg van een eeuwenlange bemes-

tingsmethode, waarbij materiaal uit de potstal werd gebruikt. Dit resulteer-

de uiteindelijk in een dikke humeus mestdek. De bodems bestaan uit

leemarm en zwak lemig fijn zand en zijn met name in gebruik als bouw-

land en grasland. De humuspodzolgronden betreffen de lagergelegen pod-

zolgronden die voornamelijk in gebruik zijn als bouwland en grasland. De

gronden bestaan uit leemarm tot lemig fIjn zand. De beekeerdgronden zijn

kalkloze gronden die met name in beekdalen voorkomen, op de overgang

tussen veengronden en enkeerd- en podzolgronden. De gronden bestaan uit

een humeuze bovenlaag en leemlaag tot lemig fijn zand.

Op basis van de ophoogkaarten is het totaaloppervlak en benodigde en

beschikbare hoeveelheden grond berekend. Hierbij is ervan uitgegaan dat

de aangegeven 'overhoogten' maximaal beschikbaar zijn voor gebruik als

ophooggrond in de ophooggebieden. In werkelijkheid zal enkel een gelei-

delijk en binnen de omgeving passende maaiveldverlaging toelaatbaar zijn.

,..I!!..':el: Globale grondbalans wegen en bebouwing

Ophogen 'Overhoogte'

Totale oppervlakte (ha) 105 111

Hoeveelheid (m3) - 415.500 575.500

Totaal

216

160.000

Tabel:G/obale flrondbalans openbaar flroen

Ophogen 'Overhoogte'

Totale oppervlakte (ha) 62 . 154

Hoeveelheid (m3) - 167.000 975.000

Totaal

216

808.000

Voor zowel wegen en bebouwing als voor openbaar groen is de grondba-

lans positief. Dit betekent dat het plangebied op hoogte kan worden ge-

bracht met 'eigen' grond. Een en ander is afhankelijk van de kwaliteit van

de vrijkomende grond. Zo zal bijvoorbeeld zand voor de aanleg van de

wegen van buiten het plangebied aangevoerd moeten worden. Op basis van

de globale grondbalans voor wegen en bebouwing moeten de ophoogge-

bieden gemiddeld 40 centimeter worden opgehoogd om aan de minimale

benodigde aanleghoogten te voldoen. Een nadere uitwerking van de

grondbalans dient plaats te vinden in de ontwerpfase, waarbij onder ander

onderscheid gemaakt zal moeten worden in grondsoorten. Als gevolg van

ophogingen met grond kunnen zettingen in de ondergrond optreden. In het

plangebied dient er maximaal 80 centimeter te worden opgehoogd om de

minimaal benodigde aanleg~~ogten te bereiken.

.f Grontmij

150656-Toelichting 23 mei 2006

blad 102 van 143

Voor het plangebied is nagegaan op welke locaties mogelijk sprake is van

verontreiniging van de bodem (potentieel verontreinigde locaties). Feitelijk

bodemonderzoek zal in een later stadium van de planontwikkeling plaats-

vinden; een en ander afhankelijk van de faseringstermijnen. In het plange-

bied komt een aantallocaties van voormalige ondergrondse tanks en dem-

pingen voor en een aantal voormalige bedrijven en enkele locaties met

bodemvreemd materiaal. Bij realisatie zal hier gericht onderzoek naar

worden verricht.

Door de Milieudienst Regio Eindhoven is een bodeminformatiekaart ge-

maakt. Op de kaart is de bodemkwaliteit weergegeven zoals bekend bij de

Miliedienst regio Eindhoven. Op de kaart staan de uitgevoerde onderzoe-

ken binnen het plangebied aangegeven. De bodemkwaliteitskaart is in de

bijlage opgenomen.

8.6

Lucht

Voor de luchtkwaliteit zijn de concentraties van stoffen als stikstofdioxide

(NO2) en fijn stof (PMl 0) de meest maatgevende stoffen om te beoordelen

of er overschrijdingen van grenswaarden zijn. Als gevoelige bestemmin-

gen worden bestemmingen aangemerkt waar personen twaalf uur of langer

verblijven, waar gevoelige groepen (kinderen, bejaarden, zieken) aanwezig

zijn en waar fysieke inspanning wordt verricht, waardoor meer verontrei-

nigde lucht wordt ingeademd.

Om aan de Dochterrichtlijnen Luchtkwaliteit van de Europese Unie te kun-

nen voldoen, mag de jaargemiddelde concentratie voor fijn stof (PMl 0)

niet hoger zijn dan 40 microgram per kubieke meter. De 24-

uursgemiddelde waarden mogen niet hoger zijn dan 50 microgram per ku-

bieke meter. Deze waarde mag dan niet meer dan 35 keer per jaar over-

schreden worden. Het Besluit Luchtkwaliteit verplicht gemeenten om bij

ruimtelijke plannen de grenswaarden in acht te nemen.

In het MER Brandevoort II komt naar voren dat de grenswaarden voor de

jaargemiddelden voor PMl 0 en NO2 nergens worden overschreden. Noch

op de locaties waar woningen aanwezig zijn (meer dan dertig meter uit

meter van de wegas), noch op een afstand van vijf meter. Op deze kortste

afstand worden de grenswaarden wel genaderd. Op deze afstand zijn echter

(nog) geen kwetsbare bestemmingen aanwezig. De nonnen van het Besluit

luchtkwaliteit worden in de toekomst niet overschreden, behalve de norm

voor etmaal gemiddelde concentratie van PMlO. Dit is in de huidige situa-

tie ook al het geval en is het gevolg van een relatief hoge achtergrondcon-

centratie.

Het terugdringen van deze achtergrondconcentratie ligt buiten het bereik

van de gemeente: de verantwoordelijkheid daartoe ligt bij het Rijk. Om te

voorkomen dat de luchtkwaliteit verslechtert, zijn niettemin de volgende

maatregelen genomen:

.f Grontmij

150656-Toelichting 23 mei 2006

blad 103 van 143

.

de snelheid op de A270 wordt teruggebracht (wat leidt tot een af-

name in de uitstoot van uitlaatgassen);

er is voorzien in twee (in plaat van één) ontsluitingen op de A270.

Hiermee wordt voorkomen dat het autoverkeer op één punt Bran-

devoort binnenkomt, wat zou kunnen leiden tot opstoppingen en zo

tot extra uitstoot en concentratie van uitlaatgassen;

de sanering van de agrarische bedrijvigheid leidt tot een verbete-

ring van de luchtkwaliteit;

de gemeente Helmond werkt aan een luchtkwaliteitsplan.

.

.

.

8.7

Geurhinder

i

Algemeen

Geurgevoelige objecten moeten worden beschermd tegen geuroverlast.

Een functie is geurgevoelig wanneer er sprake is van:

. een min of meer permanente verblijfsbestemming waarbij de dage-

lijkse verblijfsduur meer is dan 12 uur;

bestemmingen waar een risicogroep (zoals kinderen) verblijft;

bestemmingen waar mensen een bovengemiddelde fysieke inspan-

ning leveren.

Woningen, bejaardentehuizen, dagverblijven (zoals scholen, zieken- en

verpleeghuizen), objecten voor dag- en verblijfsrecreatie en "open lucht"

sportaccommodaties worden in ieder geval aangemerkt als geurgevoelige

functies.

.

.

In- en rond het plangebied van Brandevoort 11 ligt een aantal agrarische

bedrijven, waarvan de geurhinder het plangebied beïnvloedt. Binnen het

plangebied zijn dat een drietal grote intensieve varkenshouderijen:

. Gebroeders van Gennip, Broekstraat 94-95;

. Maatschap van Gennip, nabij Broekstraat 94;

. C.V. ASV AM (van Asten); Nuenensedijk 21.

Daarnaast liggen, net buiten het plangebied, in de gemeente Geldrop -

Mierlo, de volgende bedrijven:

. Broekstraat 79-83;

. Broekstraat 58;

. Broekstraat 64

waarvan ook geurhinder binnen het plangebied te verwachten is.

Voor het bepalen van de geurhinder van de bedrijven (uitgezet in geurcon-

touren) is uitgegaan van de verleende vergunningen in het kader van de

wet milieubeheer.

Berekening geurcontouren.

Enkelvoudige geurcontouren

De veehouderijen die op het grondsgebied van de gemeente Geldorp-

Mierlo zijn gelegen (buiten het plangebied) behoren tot het reconstructie-

gebied dat in het reconstructieplan Q.e Peel is benoemd als verwevingsge-

bied. Hierop is de Wet en de Regeling Stankemissie van toepassing. Op 27

.,s Grontmij

150656-Toelichting 23 mei 2006

blad 104 van 143

juli 2005 zijn de Minister goedgekeurde reconstructieplannen gepubli-

ceerd. Op 28 juli 2005 zijn deze plannen in werking getreden en is de Wet

stankemissie en daarbij behorende Regeling van toepassing geworden.

De veehouderijen die zijn gelegen binnen het plangebieden behoren even-

eens tot het gebied dat in het Reconstructieplan De Peel is opgenomen. Het

gebied valt echter buiten de integrale zonering. Dat wil zeggen dat het ge-

bied niet valt onder een extensiveringsgebied, landbouwontwikkelingsge-

bied of verwevingsgebied als bedoeld in de Reconstructiewet. Het gebied

is benoemd als stedelijk gebied. Als gevolg daarvan is niet de Wet en Re-

geling stankemissie veehouderijen en landbouwontwikkelings- en verwe-

vingsgebied (hierna: de Wet en Regeling stankemissie) van toepassing. In

deze situatie moet uitgegaan worden van het toetsingskader dat gebruike-

lijk wordt ingevuld met toepassing van de Richtlijn veehouderij en stank-

hinder in combinatie met de brochure Veehouderij en Hinderwet

Een geurcontour (stankcirkel) geeft in meters de minimale afstand aan tus-

sen een bedrijf en een geurgevoelig object. Geurgevoelige objecten zijn,

afhankelijk van de van toepassing zijnde wet of regelgeving, gedifferenti-

eerd in categorieën I tot en met IV dan wel V. Het plangebied Brandevoort

II is als bebouwde kom met stedelijk karakter (het meest geurgevoelig) in

hoofdlijnen aan te merken als categorie 1.

Op basis van de vergunde hoeveelheden vee (en informatie met betrekking

tot de toegepaste emissie beperkende stal systemen) zijn door DL V Bouw,

milieu en Techniek BV de representatieve hoeveelheden mestvarkenseen-

heden (mve's) per bedrijf berekend. Het aantal mve's en de omgevingsca-

tegorie vormen de basis voor het bepalen van de geurcontour in meters.

fJ

Cumulatieve geurcontouren

Bij de beoordeling of op een specifieke plaats kan worden gebouwd' moet,

echter alleen bij de bedrijven die binnen het plangebied zijn gelegen ook

worden gekeken naar de cumulatie van geur van verschillende bedrijven

die dichtbij elkaar zijn gelegen. Bij het bepalen van cumulatie wordt geke-

ken vanuit een gevoelig object. De cumulatie wordt bepaald door de rela-

tieve bijdragen van bedrijven te sommeren. De totale cumulatieve geurhin-

der mag niet hoger zijn dan een waarde 1,5 voor alle bedrijven gelegen

binnen 1000 meter van het gevoelige object, in specifieke gevallen moet

ook worden getoetst aan de waarden 1,25 en 1,0 (afhankelijk van de mate

van overlap van individuele geurcontouren).

Conclusies

Als gevolg van de veehouderijen die zijn gelegen binnen het plangebied

zijn er binnen het bestemmingsplan Brandevoort II gebieden die vallen

binnen de enkelvoudige geurcontouren en/ofwaar een overschrijding geldt

van de cumulatieve geurcontouren.. Deze gebieden staan aangegeven op

de kaart "Wonen binnen geurcontouren Brandevoort II (tijdelijk)".

Als gevolg van de veehouderijen die zijn gelegen buiten het plangebied

zijn er binnen het bestemmingsplan Brandevoort II gebieden die vallen

~ Gro~tmij

150656-Toelichting 23 mei 2006

blad 105"van 143

"" "

binnen de enkelvoudige geurcontouren. Deze gebieden staan aangegeven

op de kaart "Wonen binnen geurcontouren Brandevoort 11 (blijvend)"

In beide gevallen liggen delen van het plangebied binnen geurcontouren.

Het gaat daarbij om twee situaties:

1. De drie genoemde bedrijven gelegen binnen het plangebied, waar-

van de activiteiten echter op termijn zullen worden beëindigd. Voor

de planontwikkeling rond deze bedrijven is van belang in hoeverre

woningbouw en bewoning mogelijk is zolang deze bedrijven nog in

bedrijf zijn.

De bedrijven gelegen in Geldrop - Mierlo, juist buiten het plange-

bied. Voor de planontwikkeling rond deze bedrijven is van belang

in hoeverre met een Stad- en Milieubenadering het wonen binnen

de geurcontouren acceptabel kan zijn. .

2.

Toepassing interimwet Stad en Milieubenadering.

Wat betreft de te volgen procedure moet onderscheid worden gemaakt in

voornoemde twee situaties.

De officiële besluitvorming is per situatie verschillend. Op grond van de

Interimwet kan alleen een afwijkingsbesluit worden genomen waar het

gaat om het afwijken van de normen die zijn neergelegd in de Wet stan-

kemissie en derhalve alleen voor de onder ad. 2 beschreven, blijvende situ-

atie.

Voor de tijdelijke situatie, zoals onder 1 beschreven, gelden de richtlijnen

die zijn neergelegd in de Richtlijn veehouderij en stankhinder in combina-

tie met de brochure Veehouderij en Hinderwet. Afwijking daarvan is niet

opgenomen in de Interimwet Stad & Milieu. Dit is verklaarbaar omdat de

richtlijn en brochure slechts richtlijnen zijn, hetgeen inhoudt dat er gemo-

tiveerd van kan worden afgeweken. Een wettelijke grondslag om afte wij-

ken, zoals tot stand is gekomen met de Interimwet Stad & Milieu, is om

die reden dan ook niet nodig.

De benadering van de problematiek zal echter dezelfde zijn, via het door-

lopen van de stappen 1 en 2 van de Interim-wet Stad & Milieu.

Bij dit bestemmingsplan is er voor gekozen om geen stankgevoelige objec-

ten te projecteren op het gedeelte van het plangebied Brandevoort 11 dat

invloed van geur ondervindt vanwege de veehouderijen gelegen op het

grondgebied van de gemeente Geldrop-Mierlo. Dit gedeelte van het plan-

gebied zal eerst bij partiële herziening van het bestemmingsplan verder

worden ontwikkeld.

De procedure voor het volgen van de Stad & Milieu-benadering houdt het

volgende in.

Stap 1

Het in een zo vroeg mogelijk stadium van de ruimtelijke planvorming op

lokaal niveau integreren van milieubelangen, in combinatie met het zoveel

mogelijk treffen van brongerichte maatregelen.

.f Grontmij

150656-Toelichting 23 mei 2006

blad 106 van 143

Stap 2

Het maximaal benutten van de ruimte die de bestaande wetgeving reeds

biedt.

Deze twee stappen hebben geen specifieke wettelijke basis omdat ze juist

het beter benutten van het bestaande juridische instrumentarium behelzen.

Deze twee stappen moeten doorlopen zijn voordat met de voorbereiding

om te komen tot een stap 3 besluit begonnen wordt.

Stap 3

Deze stap betreft het mogelijk afwijken van de geldende normering op

basis van vigerende wetgeving. Hiertoe dient een voorbereidingsbesluit te

worden genomen vóórdat het besluitvormingsproces voor het vaststellen

van de partiële herziening van het bestemmingsplan Brandevoort 11 begint.

Aan die besluitvorming dient namelijk de besluitvoorbereiding om te ko-

men tot een stap 3-besluit (hierna ook genoemd: afwijkingsbesluit) parallel

te lopen, zodanig dat een voorbereiding, het nemen, de goedkeuring en de

ter inzage legging gelijktijdig plaatsvinden.

Bij dit alles (stap 1 t/m 3) dient een open planproces gevolgd te worden om

voldoende draagvlak te creëren . Daarbij wordt bij het afwijkingsbesluit

betrokkenen de gelegenheid gegeven hun visie daarop kenbaar te maken.

Ook de motivering om afte wijken van de Richtlijn veehouderij en stank-

hinder en de brochure Veehouderij en Hinderwet dient in de bestemmings-

planvoorbereiding meegenomen te worden. Het hierover te nemen besluit

betreft geen formeel afwijkingsbesluit als bedoeld in de Interimwet Stad &

Milieu. Het "afwijkingsbesluit" (onderbouwing en motivering) wordt al-

leen in het bestemmingsplan opgenomen.

f;

Motivatie voor afwijking van degeurcontouren

De gemeente Helmond heeft aan de Milieudienst Regio Eindhoven en de

GGD Zuidoost-Brabant gevraagd, om een milieu- en gezondheidskundig

advies uit te brengen ten.a~ien van de geurhinder door intensieve vee-

houderijen in het plangebied Brandevoort 11. Dit advies is verwoord in een

afzonderlijke rapportage, welke bij dit bestemmingsplan is gevoegd.

Om vast te stellen hoeveel hinder en ernstige hinder te verwachten zijn ter

plekke van de stankcirkels en op diverse afstanden binnen deze cirkels, is

gebruik gemaakt van het rapport "Geurhinderonderzoek stallen intensieve

veehouderij" (PRA, maart 2001), Dit onderzoek legt de link tussen de wet-

telijke benadering van geurhinder rond veehouderijen op basis van stank-

cirkels en de benadering gevolgd voor de industrie op basis van gemeten

en berekende geurbelasting van de omgeving. Deze "vertaal slag" van

stankcirkels, via de geurbelasting in geureenhedenJrn3, naar te verwachten

hinder, maakt het mogelijk in dit kader een uitspraak te doen over de te

verwachten invloed op de gezondheid van toekomstige bewoners.

Voor de gezondheidskundige beoordeling is de benadering van de Ge-

zondheids Effect Screening Stad en Milieu gevolgd (hier verder GES ge-

noemd).

.f Grontmij

150656-Toelichting 23 mei 2006

blad 107 van 143

.- .

Toepassing van bovengenoemde infonnatie en beoordelingskader op het

plangebied leidt tot het volgende beeld, aangegeven op kaart "Wonen bin-

nen geurcontouren Brandevoort U (tijdelijk)" en kaart "Wonen binnen

geurcontouren Brandevoort U (blijvend)":

Voor de tijdelijke situatie (zie 8.7.2. ad 1):

Overwegende dat

het woningen betreft die gedurende maximaal I jaar bewoond zul-

len worden terwijl een agrarisch bedrijf geheel of gedeeltelijk nog

in werking is;

het bewoners betreft die (bewust) niet de keuze gemaakt hebben om

aan de rand van c.q. in een agrarisch gebied te gaan wonen en

uitgaande van goede voorlichting aan toekomstige bewoners over

de mogelijkheid dat gedurende een beperkte periode (maximaal I

jaar) landbouw geur kan optreden.

wordt als grens de omgevingscategorie UI (geur)contour afkomstig van de

bedrijven aan de Broekstraat 94-95, nabij de Broekstraat 94 en de Nuenen-

sedijk 21 gehanteerd bij bewoning gedurende maximaal I jaar.

In het gebied tussen de categorie IU en IV contour kan maximaal geduren-

de zes maanden bewoning toegestaan worden. Wonen binnen de grens van

categorie IV contouren wordt niet acceptabel geacht, aangezien de kans op

ernstige hinder dan aanzienlijk toeneemt, en concentraties van ammoniak

en (organisch) stof duidelijk verhoogd zijn ten opzichte van de achter-

grondconcentratie.

Voor de tijdelijke situatie geldt dat de cumulatieve geurcontouren uit-

gangspunt zijn.

In het algemeen wordt de bestemming bedrijven niet als geurgevoelig aan-

gemerkt en kunnen bedrijven binnen de geurcontouren worden gereali-

seerd. Voor geurgevoelige bedrijfsactiviteiten (c.q. bedrijfsactiviteiten met

een high-tech uitstraling) kan de grens van de categorie IV contour, zolang

het agrarisch bedrijf nog in werking is, ook worden aangemerkt als de

grens voor het realiseren eI). benutten van bedrijfs-bestemmingen. Dit be-

hoeft echter niet in het bestemmingsplan te worden geregeld.

Voor de blijvende situatie (zie 8.7.2. ad 2):

Er van uitgaande dat:

Voorlichting zal plaatsvinden aan toekomstige bewoners van het

woongebied, binnen de oorspronkelijke geurcontouren, met betrek-

king tot mogelijke geurhinder;

Het daarmee bewoners betreft die ervoor kiezen aan de rand van

agrarisch gebied te gaan wonen;

gezien het feit dat de fysieke afstand tussen de 2 bedrijven met een

cat.l-stankcirkel over het plangebied en het plangebied meer dan

ca. 200 m bedraagt (daarmee geen relevante verhoging van concen-

traties aan biologisch stof en ammoniak in de lucht);

wordt voor pennanente bewoning een geurbelasting behorende bij de en-

kelvoudige stankcirkel voor omgevingscategorie U afkomstig van de be-

drijven aan de Broekstraat 58 en de Broekstraat 79-83 acceptabel geacht.

i Grontmif .

.150656-Toelichting 23 mei 2006

blad 108 van 143

Voor het bedrijf Broekstraat 64, met uitsluitend 30 schapen in de wei, op

ca. 20 m afstand tot grens plangebied, worden geen problemen verwacht

vanwege stank of andere stoffen die negatieve invloed op de gezondheid

hebben. Het betreft een zeer geringe dierbezetting in de open lucht (geen

stof zoals in stallen door gebruik droge voeders, stro en andere droge, stof-

fige materialen), waardoor de emissies zeer gering zijn en in sterk verdun-

de vorm vrijkomen (verdeeld over weilandgebied). De volgens de af-

stands grafiek geldende afstand van 100 m is veel ruimer dan vanuit ge-

zondheids oogpunt nodig wordt geacht

Te allen tijde geldt dat gestreefd moet worden een geurbelasting beneden

het niveau overeenkomend met de geurcontour voor categorie I te bereiken

via de Stad en milieubenadering stap 1 en 2.

In de rapportage "Helmond, Brandevoort II, Stad & Milieu, Wonen in de

nabijheid van tijdelijk of permanent aanwezige geurbronnen van agrarische

bedrijven" is nagegaan in hoeverre een geurcontour voor categorie I tot

buiten het plangebied kan worden teruggebracht. In principe bestaan de

volgende opties:

1. Het opkopen / beëindigen van de bedrijven die aan de contouren bij-

dragen

2. Het reduceren van de contouren door het toepassen van geurreduceren-

de stalsystemen.

f'

Aan beide opties zijn aanzienlijke kosten verbonden. Het kan daarom op

financieel economische gronden noodzakelijk zijn om een stap 3 oplossing

te realiseren. In dat geval dienen compenserende maatregelen genomen te

worden.. Extra kosten van deze compensatie worden betrokken in de be-

sluitvorming.

Het realiseren van extra grote kavels in de rand van het plangebied kan

bovendien het aantal potentieel gehinderden reduceren.

8.8

Geluidhinder

Geluid beïnvloedt in belangrijke mate de kwaliteit van de leefomgeving. In

wetgeving is vastgelegd welke mate van geluid acceptabel wordt geacht,

afhankelijk van specifieke omstandigheden. Deze omstandigheden zijn

bijvoorbeeld de aard van het geluid en de functie van het geluidsbelaste

object. Het volgende is gebaseerd op de resultaten van het uitgevoerde

akoestisch onderzoee dat is uitgevoerd. Voor het plangebied zijn de vol-

gende geluidsbronnen relevant:

. de A270;

. de Brandevoortse Dreef;

. de Voort;

. de spoorlijn Helmond - Eindhoven;

. geluid van bestaande bedrijven.

- '<.

7 Akoestisch onderzoek Ie fase, wegverkeerslawaai, Grontmij.

.f Grontmij

150656-Toelichting 23 mei 2006

blad 109 van 143-

Er is dus sprake van 3 soorten geluid, te weten wegverkeerslawaai, spoor-

weglawaai en industrielawaai. Deze drie geluidsoorten worden in de vol-

gende paragrafen nader uitgewerkt.

Wegverkeerslawaai

Voorkeursgrenswaarde

Akoestisch onderzoek en toetsing aan de nonnering is verplicht, indien er

woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen liggen binnen de wet-

telijke geluidszone. Deze bedraagt voor:

. A270 met 2x2 rijstroken: 400 meter uit kant verharding;

. hoofdontsluitingsweg binnen de bebouwde kom met 2 rijstroken

(Brandevoortse Dreef, Papenvoortse Dreef en de Voort): 200 me-

ter.

Voor het wegverkeerslawaai worden de woningen conform de regels uit de

Wet geluidhinder (Wgh) getoetst aan de voorkeursgrenswaarde van 50

dB(A). Indien deze nonn wordt overschreden, zijn er in principe aanvul-

lende maatregelen noodzakelijk om deze overschrijding teniet te doen. Is

dit niet mogelijk of doelmatig uit oogpunt van financiën, landschap, ste-

denbouwen dergelijke, dan kan er een hogere grenswaardenprocedure

worden gevolgd en ingediend bij Gedeputeerde Staten. Voor de A270

geldt ten aanzien van woningen een wettelijk plafond van 55 dB (A) en

voor de Brandevoortse Dreef een plafond van 65 dB(A). Boven deze pla-

fondwaarden kunnen geen woningen worden gerealiseerd.

Uitgangspunten geluidberekeningen

Per woningbouwlocatie is de geluidsbelasting berekend. Hiervoor zijn

waarneempunten gelegd op de rooilijn of het bouwblok van de nieuwe

locaties. Bij De Veste en Stepekolk is de ligging van de toekomstige wo-

ningen bekend, zodat hier sprake is van rooilijnen. Op de overige locaties

is alleen het bestemmingsvlak bekend. Hier kan door de keuze voor een

tussenliggende woonstraat, groenstrook of tuin de woning verder van bron

af komen te liggen en het geluidniveau dus navenant lager uitkomen.

De geluidberekeningen zijn uitgevoerd met behulp van de Standaard Re-

kenmethode 2 (SRM 2) op 5 meter hoogte (dit komt overeen met 2 bouw-

lagen). De geluidberekeningen zijn gebaseerd op etmaalintensiteiten voor

het planjaar 2020, inclusief een tweede, meer westelijke aansluiting van

Brandevoort op de A270 (Papenvoortse Dreef).

Resultaten geluidberekeningen

Per deelgebied is de geluidsbelasting berekend. De resultaten worden per

geluidbron beschreven.

Brandevoortse Dreef

Er is voor de woningen langs de Brandevoortse Dreef geen overschrijding

van de nonn van 50 dB(A).

:';

.f Grontmij

150656-Toelichting 23 mei 2006

blad 110 van 143

2e ontsluitingsweg op de A270 (Papenvoorste Dreef)

Er is voor de woningen langs de Papenvoortse Dreef geen overschrijding

van de norm van 50 dB(A).

De Voort

De bouwblokken van Hazenwinkel en Kranenbroek hebben aan de oostzij-

de een overschrijding van de norm van 50 dB(A), tot maximaal 53 dB(A).

Dit is op te lossen door:

. de woningen niet op de rand van het bestemmingsvlak te projecte-

ren, bijvoorbeeld door de aanleg van een woonstraat, groenstrook

of voortuin;

het plaatsen van schermen of geluidswallen. Voor 3 bouwlagen is

een maatregel nodig van ca. 3 meter hoog;

het aanvragen van hogere waarden.

.

.

De rooilijn van Stepekolk heeft net een overschrijding van de norm van 50

dB(A). Dit is op te lossen door:

. bijvoorbeeld de groenstrook of voortuin iets dieper te maken;

. het plaatsen van schermen of geluidswallen. Voor 4 bouwlagen is

een maatregel nodig van ca. 2 meter hoog;

het aanvragen van hogere waarden.

.

Er is bij de gesignaleerde overschrijdingen van de voorkeursgrenswaarde

voor gekozen om de oplossing te zoeken in het projecteren van woonstra-

ten, voortuinen en/ofgroenstroken in deze zone. De geluidsbelasting op de

gevel van de woningen voldoen daarmee aan de voorkeursgrenswaarde. In

de voorschriften van het bestemmingsplan is hiermee rekening gehouden.

,,'

Spoorverkeerslawaai

Voorkeursgrenswaarde

De voorkeursgrenswaarde voor railverkeerslawaai bedraagt conform het

Besluit Geluidhinder Spoorweglawaai 57 dB(A) en de maximale geluidbe-

lasting (waarvoor onder bepaalde omstandigheden ontheffing kan worden

verleend) bedraagt 70 dB(A). Ten opzichte van het Masterplan voor Bran-

devoort I van Brandevoort is dit een aanscherping van de voorkeursgrens-

waarde met 3 dB (A). In Brandevoort I is al voorzien in de aanleg van ge-

luidsschermen langs de spoorlijn. Om eenheid, beeldmerk en ruimtelijke

beleving te bewaren is ervoor gekozen om met vergelijkbare afstandmaten

ten opzichte van het spoor te werken. Dit houdt in een aan te houden af-

stand van 43 m uit de as van het spoor. Vanwege de scherpere normen

zullen aanvullende akoestische maatregelen moeten worden getroffen, bij-

voorbeeld door de aanleg van een hoger geluidsscherm of voorzieningen

aan de rails.

Uitgangspunten geluidberekeningen

Per woningbouwlocatie is de geluidsbelasting berekend met behulp van de

Standaard Rekenmethode 2 (SRM 2). Hiervoor zijn waarneempunten ge-

legd op de rooilijn of het bouwblok van de nieuwe locaties. Bij De Veste

en De Marke (aan de zijde van het spoor) is de ligging van de toekomstige

.s ~rontmij

150656-Toelichting 23 mei 2006

. . blad 111 van 143

woningen bekend, zodat hier sprake is van rooilijnen. Op de locaties Kra-

nenbroek en Hazenwinkel is gebruik gemaakt van de schetsontwerpen,

waar met een forse groenstrook of tuin de woningen verder van bron af

komen te liggen en het geluid dus navenant lager is.

Bij de realisatie van Brandevoort I is voor De Veste uitgegaan van de

'oude' norm van 60 dB(A). Het hiervoor noodzakelijke scherm is 2,5 meter

hoog t.O.V. bovenkant spoor. Formeel loopt deze door tot de overgang van

Brandevoort I naar 11. De volgende maatregel dimensies zijn opgenomen

in het model (van west naar oost):

. scherm 2,5 meter hoog en 235 meter lang op 4,5 meter uit spoor;

. scherm 2,5 meter hoog en 160 meter lang op 3,5 meter uit spoor; .

. wal 2,5 meter hoog en 720 meter lang op 4,5 meter uit spoor.

Van de halte Brandevoort is het perron in het model opgenomen, met aan

de achterzijde het scherm. In dit stadium van het onderzoek was de gede-

tailleerde invulling van de halte nog niet mogelijk/bekend.

Geluidsschermen worden volgens de "richtlijn voor de uitvoering van ge-

luidsschermen"( uitgave Regionale Brandweer Zuid-Oost Brabant) gereali-

seerd.

Resultaten geluidberekeningen

Eerst is het spoor 'onaf geschermd' doorgerekend, alleen het 2,5 meter hoge

scherm voor Brandevoort I is opgenomen in de geluidsberekening. Ver-

volgens is aan weerszijden van het spoor een scherm van 2,5 meter hoog

geplaatst, dat stapsgewijs met een 0,5 m is verhoogd tot het maximum van

4 meter (groeischerm).

Bij De Veste (waarneempunten 29 en 31) is zonder scherm bouwen van

woningen niet mogelijk. Met een scherm van 4 m hoog en 470 m lang

(aansluitend op het bestaande scherm van Brandevoort I) wordt voldaan

aan de norm van 57 dB(A) (voor het gedeelte Brandevoort 11).

Bij De Marke is zonder scherm bouwen van woningen niet mogelijk. Met

een scherm van 4 m hoog en 660 m lang en ter plaatse van de kruising met

de Brandevoortsedreefvan 2,5 m hoog en 85 m lang wordt voor de 3e

woonlaag bijna voldaan aan de norm van 57 dB(A). Voor de 4e woonlaag

moet ontheffing worden aangevraagd, tenzij in het Bestemmingplan wordt

aangegeven dat de 4e woonlaag niet geluidgevoelig mag zijn of een hoger

scherm dan 4 meter mogelijk is.

Bij Hazenwinkel wordt met een scherm van 2,5 m hoog en 870 m lang

voldaan aan de norm van 57 dB(A).

Bij Kranenbroek wordt met een scherm van 2,5 m hoog en 1050 m lang

voldaan aan de norm van 57 dB(A).

Ten tijde van het opstellen van het bestemmingsplan wordt nog onderzocht

in hoeverre toepassing van een demper op de spoorstaven (Rail Tuned

Damper) tot een geluidsreductie kan leiden. Ervaring met het toepassen

van deze dempers leert dat een reductie van 3 dB (A) en meer tot de moge-

aS Grontmij

150656-Toelichting 23 mei 2006

blad 112 van 143

lijkheden behoort. Toepassing van de demper zou dan ook tot aanmerkelijk

lagere geluidschermen kunnen leiden. In dit kader voert de gemeente Hel-

mond overleg met onder meer de provincie Noord Brabant en de leveran-

cier van de dempers. Onder meer op basis van dat overleg zal over de toe-

passing van de dempers en het effect op het geluidsniveau worden beslo-

ten. Indien ontheffing van de voorkeursgrenswaarde alsdan aan de orde is

zal moeten blijken voor welke waarde ontheffing noodzakelijk is.

Geluid ten gevolge van bedrijven

Onderzocht is welke beperkingen er bestaan als gevolg van geluid gepro-

duceerd door bedrijven in het plangebied. Geconstateerd wordt dat dit be-

drijven zijn die op grond van bijvoorbeeld geurhindercirkels gesaneerd

worden. Daarmee speelt dit aspect feitelijk geen rol meer in de planvor-

mIng.

8.9

Duurzaam bouwen en energie

)

Duurzaam bouwen

Het Samenwerkingsverband Regio Eindhoven stimuleert duurzaam bou-

wen. Daartoe heeft het de brochure Duurzaam en comfortabel wonen met

de Basislijst Duurzaam Bouwen gepubliceerd. Deze lijst is gebaseerd op

het zogenaamde Nationaal Pakket Duurzaam Bouwen, maar is korter en

handzamer. Sommige maatregelen zijn verplicht, andere aanbevolen.

f'

\

/

De Gemeente Helmond heeft, voortvloeiend uit het Nationaal Pakket

Duurzaam Bouwen, haar eigen beleid vastgesteld met betrekking tot duur-

zaam bouwen. Tevens heeft de gemeente in 1996 het Convenant duurzaam

bouwen Regio Eindhoven ondertekend. In Bouwen & Wonen in Helmond

is een basispakket opgenomen voor duurzaam bouwen binnen de gemeen-

te. Het basispakket kent thema's als: energie, water, materialen, binnenmi-

lieu en diversen (zoals afval en omgevingsniveau). Er wordt gestreefd naar

duurzame (nieuw)bouw, waarbij het energieverbruik zoveel mogelijk

wordt teruggedrongen. De .versie van januari 2003 van dit basispakket be-

vat 18 (voor projectbouw 22) vaste maatregelen die verplicht zijn en 38

(voor projectbouw 42) variabele maatregelen die aanbevolen worden. Voor

de particuliere bouwer geldt dat 18 vaste én ten minste 23 van de 38 varia-

bele maatregelen worden toegepast. De te realiseren woningbouw dient

minimaal te voldoen aan de eisen op grond van de Bouwverordening. Hier-

op zal in het kader van de afgifte van een bouwvergunning worden ge-

toetst.

'0,

In Brandevoort II wordt gestreefd naar een energieprestatie op locatie

(EPL) van 7,0 door toepassing van een EPN waarde van 0,8 oflager en het

realiseren van energiezuinige proefprojecten. In overeenkomsten met indi-

viduele bouwers en projectontwikkelaars worden hier afspraken over ge-

maakt. Daarnaast worden individuele bouwers met gerichte informatiever-

strekking gestimuleerd om duurzame individuele systemen voor energie-

opwekking toe te passen. Bij de utiliteitsbouw in Brandevoort II wordt het

gebruik van individuele of collectieve warmteleveringssystemen, zoals d~

.f Grontmij

150656-Toelichting 23 mei 2006

blad 113 van 143

.' .

toepassing van zonne-energiepanelen of warmtekrachtcentrales / warmte-

pompen, zoveel mogelijk gestimuleerd en toegepast.

Naast het vastleggen van de normen voor de EPL en EPN wil de gemeente

Helmond een tweetal proefprojecten in Brandevoort II realiseren. Het gaat

om projecten met een omvang van 250-300 woningen. Bij deze projecten

wordt gestreefd naar energiezuinige woningen, die de bewoner ook extra

comfort bieden. Bij het bepalen van locaties voor deze proefprojecten

wordt rekening gehouden met de oriëntatie van de woningen en de doel-

groep. Het is de bedoeling dat de proefprojecten ook als voorbeeld dienen

voor andere bewoners en dat (pakketten) van maatregelen zoals toegepast

in de proefprojecten ook gekozen kunnen worden bij andere woningen.

De gemeente Helmond heeft, op basis van het Nationaal Pakket Duurzaam

Bouwen, haar eigen beleid vastgesteld met betrekking tot duurzaam bou-

wen.

Dit beleid is vertaald naar het basispakket duurzaam bouwen. Dit basis-

pakket kent thema's als: energie, water, materialen, binnenmilieu en diver-

sen ( zoals afval en omgevingsniveau).

Ook het toepassen van vormen van domotica speelt hierbij een rol. Er

wordt gestreefd naar duurzame(nieuw)bouw, waarbij het energieverbruik

zoveel mogelijk wordt teruggedrongen. Het basispakket duurzaam bouwen

bevat 14 vaste maatregelen die verplicht zijn en 33 (voor projectbouw 44)

variabele maatregelen die aanbevolen worden.

Voor particuliere bouwers geldt dat tenminste 23 van de 33 aanbevolen

maatregelen worden toegepast. De projectbouwers dienen minimaal 31 van

de 44 aanbevolen maatregelen toe te passen. '

Energie

Voor Brandevoort II wordt een beknopte energievisie opgesteld, waarin

met name een duidelijk en realistisch ambitieniveau zal worden vastge-

legd. Op basis daarvan worden in een vroegtijdig stadium met projectont-

wikkelaars en particulieren afspraken gemaakt.

8.10

Bedrijven en hun zonering

Om te komen tot een ruimtelijk relevante toetsing van bedrijfsvestigingen

op milieuhygiënische aspecten wordt het begripmilieuzonering gehan-

teerd. Onder milieuzonering wordt verstaan een voldoende ruimtelijke

scheiding tussen enerzijds milieubelastende bedrijven of inrichtingen en

anderzijds milieugevoelige gebieden zoals woonwijken. Om het begrip

hanteerbaar te maken, is gebruik gemaakt van de VNG-publicatie Bedrij-'

ven en milieuzonering8. Bedrijven zijn opgenomen in een tabel die is inge-

deeld in milieucategorieën, waarbij per bedrijf is aangegeven welke mini-

male afstand tot een rustige woonwijk de voorkeur verdient.

:'."

8' Bedrijven en rnilieuzonering, derde geheel herziene uitgave, VNG, maart 1999 (geactualiseerd ,J,

in 2002).

.: Grootmij

150656-Toelichting 23 mei 2006

blad 114 van 143

Bij de voorschriften is als bijlage een Lijst van bedrijfsactiviteiten opge-

nomen. In deze lijst is een indeling van bedrijfsactiviteiten en bedrijven

vastgelegd, waarin de diverse aspecten van de bedrijven (geur, stof, geluid

en gevaar) in normatief opzicht zijn weergegeven. Per bedrijfsactiviteit is

aangegeven wat de gewenste afstand tot woongebieden is:

Milieucategorie

1

2

3.1

3.2

Aan te houden afstand (in m)

0-10

~30

~50

~ 100

Betekenis voor Brandevoort

Toegelaten

Toegelaten

Alleen toegelaten binnen bepaalde zone

Alleen via vrijstelling

8.11

Externe veiligheid

Externe Veiligheid heeft betrekking op situaties waarin iets mis kan gaan

met gevaarlijke stoffen, waardoor mensen om het leven kunnen komen.

Doelstelling achter externe veiligheid is het realiseren van een veilige

woon- en leefomgeving door het beheersen van risico' s van industriële

activiteiten met opslag en transport van gevaarlijke stoffen. Daarbij gaat

het om het begrip risico als combinatie van kans en effect. Als er geen

mensen in de buurt van risicovolle activiteiten aanwezig zijn, is er dus

géén extern veiligheidsrisico. Omdat via de ruimtelijke ordening de be-

stemmingen van gronden worden geregeld en daarmee in principe ook

hoeveel mensen ergens aanwezig kunnen zijn, is er een duidelijk verband

tussen externe veiligheid en ruimtelijke ordening. Bij nieuwe ruimtelijke

ontwikkelingen is het dus belangrijk om de kansen op, en effecten van een

mogelijk ongeval in beeld te brengen.

Het beleid is verwoord in de "Nota omgaan met risico's". Dit is verder

uitgewerkt in het hoofdstuk 'Beleidsvernieuwing externe veiligheid' van

het Nationaal Milieubeleidsplan 4 en het "Kabinetsstandpunt Externe Vei-

ligheid'' .

Centraal staat het beschermen van individuen en de samenleving alsmede

het vastleggen van de omvang van de risico' s. Deze worden aangeduid

door de begrippen Plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR).

Het plaatsgebonden risico drukt de kans per jaar uit dat een gemiddeld

persoon op een bepaalde afstand komt te overlijden door een ongeval. et

groepsrisico geeft de kans per jaar weer dat een groep van een bepaalde

omvang het gevaar loopt te overlijden door een ongeval met een aanwezi-

ge gevaarlijke stof.

.f Grontmij

150656-To.elichting 23 mei 2006

blad .115 van 143

Plaats gebonden risico (PR)

Het plaats gebonden risico beschrijft de kans per jaar dat een (gemiddelde)

persoon, die nabij een risicohoudende activiteit (met gevaarlijke stoffen)

aanwezig is, komt te overlijden als direct gevolg van een calamiteit door

deze activiteit. Hierbij wordt er van uitgegaan dat die persoon onbe-

schermd en permanent op die plaats aanwezig is. Het plaatsgebonden risi-

co kan worden weergegeven door een lijn op een kaart die punten met een

gelijk risico met elkaar verbindt (iso-contouren).

Voor nieuwe situaties geldt dat het PR moet voldoen aan de grenswaarde

van 10-6 per jaar. Voor bestaande situaties is dit een streef waarde. Het PR

van een bepaald gebeid of bepaalde locatie kan goed inzichtelijk gemaakt

door middel van een contour op een kaart .

Groepsrisico (GR)

Bij het groepsrisico zijn contouren als bij het PR niet mogelijk; het GR is

niet ruimtelijk weer te. geven. Dit maakt het groepsrisico tot een moeilijker

te bevatten begrip. Omdat de ruimtelijke invloed van het groepsrisico veel-

al de afstanden van de PR-contouren ruim te buiten gaat, is de omgang met

het groepsrisico ook gecompliceerder.

Voor het GR geldt geen norm zoals wel voor het PRo Om toch objectief

met het groepsrisico om te kunnen gaan wordt deze vastgelegd in een zo-

genaamde "fn-curve": de kans op een ongeluk versus het aantal mensen

dat hierbij omkomt. De getalswaarde die kan worden berekend is geen

norm of grenswaarde. Wel wordt algemeen de oriënterende waarde (GR =

1) gehanteerd. Overschrijding van de oriëntatiewaarde (GR > 1) is alleen

onder stringente condities en adequate argumentatie! verantwoording aan-

vaardbaar.

In de praktijk blijkt dat "de ruimte" tot de oriëntatiewaarde (0,1< gr < 1)

nog door ruimtelijke ontwikkelingen kan worden opgevuld. Dit mits bij G

> 0,1 hiervoor een goede verantwoording voor wordt gegeven met deugde-

lijke argumenten.

Bij de uitwerking! imichting van plannen binnen de 1 % letaliteitgrens

(groepsrisico) wordt speciale aandacht besteed aan fysieke kenmerken;

voor bijzondere bestemmingen worden in deze zone nadere eisen tot ge-

volg met betrekking tot de veiligheid gesteld.

Groepsrisico (nader beschouwd)

Het voorgaande impliceert dat twee hoofdpunten (rechtstreeks) invloed

uitoefenen op de hoogte van het groepsrisico:

1. De jaarlijkse kans dat z!ch een ongeval voordoet met gevaarlijke stof-

fen.

Deze grootheid is op zichzelf weer afhankelijk van:

de aard en omvang van de gevaarlijke stoffen (opslagen, transpor-

ten);

de daarmee verrichte handelingen (bedrijven);

de wijze waarop met de totale veiligheidsketen van ontwerp tot

ingebruikname en onderhoud/inspectie van opslag en transport zijn

geregeld.

2. Het aantal potentiële slachtoffers in de omgeving van de activiteit. Dit

hangt af van:

. de samenstelling (hoeveelheid én spreiding) van de bevolking bin-

nen het invloedsgebied;

de mogelijkheid van zelfredzaamheid van de bevolking;

de effecten van een stof in geval van een ongeluk;

de mogelijkheid van bestrijding van de gevolgen.

.

.

.

.

.

.

.s Grontmij

150656-Toelichting 23 mei 2006

blad 116 van 143

Een goede inventarisatie van de bevolking (personendichtheid, aard van de

bevolking zoals bejaardenhuisvesting, scholen) is hierbij minstens zo be-

langrijk als de inventarisatie van de kans op een ongeval.

Zoals hiervoor aangegeven geldt voor GR een verantwoordingsplicht.

Hiermee wordt in beeld gebracht of en in welke mate het bevoegd gezag

het berekende groepsrisico aanvaardbaar vindt. De verantwoording heeft

tot doel belanghebbenden en belangstellenden op een inzichtelijke manier

te informeren over de keuzes, afwegingen, alternatieven, etc. die het be-

voegd gezag (het gemeentebestuur) heeft gemaakt.

Inzicht wordt verkregen door het uitvoe.ren van GR berekeningen:

- bepalen van de effectafstand / invloedgebied;

-bepalen van de afstanden van kwetsbare objecten tot de risicobron;

- . bepalen van het GR in de uitgangssituatie en in de nieuwe situatie.

Er kan sprake zijn van een toename of afname van het GR ten op-

zichte van de uitgangssituatie.

)

Aa rdgas trans po rtl ei dingen

Door Gastransport Services, district Zuid, zijn gegevens ter beschikking

gesteld met betrekking tot de aardgastransportleidingen die zich in het

plangebied bevinden. Aangezien dit hogedrukaardgastransportleidingen

zijn, bestaat er het risico van een lekkage of leidingbreuk, waarbij dodelij-

ke ongelukken kunnen voorkomen. Er zijn dan ook minimale afstanden tot

de leidingen die in acht genomen moeten worden.

?'

De leiding A-521 ligt op en nabij de grens van het plangebied tussen Be-

renbroek en Medevoort. Ze geeft binnen het plangebied een bebouwings-

beperking tot 115 meter ten westen van de leiding. In de zone tussen de

minimale bebouwingsafstand en de toetsingsafstand van 115 m worden

waar mogelijk veiligheidsmaatregelen genomen. In het Masterplan Bran-

devoort II is reeds de toekomstige bebouwing op tenminste 35 meter van

de leiding gesitueerd. Dit wordt mogelijk gemaakt door een ontheffing van

de toetsingsafstand 115 meter bij de Gasunie. Bij nadere functionele invul-

ling van de plannen, zal indien aan de orde, onderzoek moeten worden

gedaan naar het groepsrisico ter plaatse. De leidingen Z-514-01 en Z-514-

06 lopen naast elkaar parallel aan de spoorlijn. De bebouwingsbeperking is

tot dertig meter ten noorden van Z- 514-06 en tot dertig meter ten zuiden

van Z-514-0 1. Aangezien hier ook de spoorbaan loopt is er feitelijk geen

begrenzing aan de zuidzijde. De leiding Z-514-03 loopt vanuit het zuiden

dwars (in zuidnoordelijke richting) door het plangebied tot aan de spoor-

baan (bij Diepenbroek). De bebouwingsbeperking geldt tot twintig meter

ter weerszijden van de leiding. Door Gastransport Services, district Zuid is

aangegeven dat de belemmeringenzone voor het gasverdeelstation buiten

het plangebied van "Brandevoort II" valt.

.: Grontmij

150656-Toelichting 23 mei ;2006 .

blad 117 van 143

Leiding Minimumafstand9 Bebouwingsafstand I 0 Toetsingsafstand II

A-521 5 35 115

2-514-01 4 9 30

2-514-06 4 9 30

2-514-03 4 4 20

Spoorlijn

Voor Brandevoort II is in het bijzonder de veiligheid nabij het spoorweg-

traject Eindhoven - Venlo van belang, aangezien over dit traject tevens het

vervoer van diverse soorten gevaarlijke stoffen plaats vindt. Het vervoer

vindt plaats in hiervoor speciaal bedoeld materieel.

Plaats gebonden risico (PR) .

De uitgevoerde berekeningen, welke zijn gebaseerd op de momenteel be-

kende gegevens van het plangebied Brandevoort II, blijkt dat voor alle

berekende situaties en omstandigheden de 10-6 -contour van het Plaatsge-

bonden risico op 20 meter van het spoor ligt. Buiten deze contour ligt het

PR lager als de geldende norm; binnen dit gebied worden geen (beperkt)

kwetsbare objecten gepland. Het PR kan derhalve hier verder buiten be-

schouwing worden gelaten.

Groepsrisico (GR)

Het groepsrisico in Brandevoort II blijkt in essentie bepaald door de gebie-

den de Veste en de Marke. Deze hebben de hoogste woning-

/personendichtheid en liggen op de kortste afstand tot het spoortracé Eind-

hoven - Venlo. De hoogste waarde voor het GR wordt dan ook op dit deel

van de spoorweg bepaald. De maximale effectafstand, de afstand waarbij

de effecten merkbaar kunnen zijn, bedraagt ca. 550 meter. Uit de verdere

berekeningen volgt dat de overige gebieden en objecten hierbij onderge-

schikt zijn.

Op basis van diverse kenmerken van de transporten met gevaarlijke stoffen

over de spoorweg is het groepsrisico berekend. Het groepsrisico voor

Brandevoort II wordt in essentie enkel bepaald door de gebieden de Veste

en de Marke als gevolg van hun hoge woning-/personendichtheden en af-

standen tot het spoor.

Bij de huidige (peildatum 2003) verkeersintensiteiten en stoffentransport

ligt het groepsrisico voor Brandevoort op een theoretische waarde van

3,35. In de praktijk kan deze waarde lager zijn. De huidige rekenmethodie-

ken houden (nog) geen rekening met specifiek locale omstandigheden zo-

las afscherming, viaducten, etc.. Het is echter reëel uit te gaan van de

9 Binnen deze afstand ter weerszijde van de leiding is feitelijk niets toegestaan.

JO Binnen deze afstand ter weerszijde van de leiding en buiten de minimumafstand is alleen inci-

dentele bebouwing (verspreid staande vrijstaande woningen, lintbebouwing loodrecht op de lei-

ding) en objecten van categorie Il (o.a. sporthal, kleine kantoren, productiehallen, werkplaatsen)

toegestaan.

II Binnen deze afstand ter weerszijde van de leiding en buiten de bebouwingsafstand zijn wonin-

gen, flatgebouwen en objecten van categorie I (o.a. verpleeginrichtingen, schplen, winkels, gro-

te kantoren enzovoorts) toegestaan, mits het groepsrisico aanvaardbaar is. Buiten de toetsingsaf-

stand is er geen enkele beperking aan de bebouwing.

.s Grontmij

150656-Toelichting 23 mei 2006

blad118van143.

prognose voor 2010 zoals Prorail deze momenteel hanteert. In 2007/2008

is namelijk de Betuwelijn in gebruik genomen en is het transport langs

Helmond aanzienlijk afgenomen. In 2009 zullen de eerste huizen in Bran-

devoort II wordenopgeleverd.

Wordt de prognose als basis voor de berekeningen meegenomen, dan is de

theoretische waarde van het groepsrisico 1,56. Dit is hoger dan de waarde

voor het GR van 0,1. Een verantwoording is noodzakelijk. Aangezien deze

waarde boven de 1,0 ligt, moet de verantwoording tevens veiligheidsover-

stijgende argumenten (maatschappelijk belang, stedenbouwkundige motie-

ven, etc.) bevatten.

Verantwoording groepsrisico Brandevoort II

\

.I

Algemene uitgangspunten gemeente:

De gemeente Helmond wil zorgdragen voor een veilige woonomgeving

voor haar bewoners. De gemeente wil een zo laag mogelijke waarde voor

het groepsrisico bereiken, zonder echter een relatie te leggen met de oriën-

terende waarde. Per locatie wordt de situatie beoordeeld, wat kan inhouden

dat plaatselijk hogere waarden acceptabel worden geacht. Het bevoegd

gezag heeft in deze haar eigen verantwoordelijkheid en bevoegdheid

Beleid t.a. v. te nemen maatregelen:

De gemeente Helmond gaat er in haar veiligheidsbeleid van uit dat zoveel

mogelijk risico's moeten worden voorkomen door het treffen van bronge-

richte maatregelen. Indien dat niet mogelijk of niet kosteneffectief is, zul-

len zodanige, effectgerichte maatregelen worden genomen dat het uiteinde-

lijke groepsrisico zo laag mogelijk blijft.

f'

Woningbouw taakstelling en stedenbouwkundige onderbouwing

De gemeente Helmond heeft een woningbouwtaakstelling volgend uit de

gemaakte Vinex-afspraken en de opgaven voor Brabantstad (Nota Ruim-

te). In haar gemeentelijke Nota Wonen heeft Helmond deze taakstelling

vastgelegd. Brandevoort II levert met de bouw van ongeveer 3.000 wonin-

gen een kwalitatieve en kwantitatieve bijdrage aan deze woonopgave.

"Brandevoort lI" is hierbij de uitwerking van het al in 1997 vastgestelde

"Masterplan Brandevoort J". Brandevoort J is inmiddels grotendeels gerea-

liseerd en de realisatie Brandevoort II sluit hier stedenkundig naadlos op

aan. De Veste (gelegen in zowel Brandevoort I als lI) vormt een steden-

bouwkundige eenheid en kan slechts als éen geheel functuineren. Het ene

plangedeelte heeft geen bestaansrecht zonder het andere.

De beoogde inrichting van het woongebied sluit tevens aan op het provin-

ciale en regionale ruimtelijk beleid van het Streekplan Noord-Brabant en

het Regionaal Structuurplan regio Eindhoven (tevens Uitwerkingsplan

Zuidoost-Brabant).

Op nationaal niveau hanteert men beleid ter stimulering van het gebruik

van openbaar vervoer. De grootste woningdichtheden worden hierdoor

gepland nabij spoorwegstations. In Brandevoort is geconformeerd aan deze

doelstelling, waar binnen de Vinex-normstelling met zeer hoge woning-

dichtheden wondt gebouwd in de Veste en de Marke. Op deze wijze ont-

.s Gron.tmij .

150656-Toelichting 23 mei 2006

blad 119 van 143

staat bovendien meer "ruimte" in de "buitens" voor twee-kappers en vrij-.

staande woningen.

Een groter groepsrisico in de Veste en de Marke is, gezien het bovenstaan-

de, aanvaardbaar.

Hardheid van rekenresultaten / toekomstige ontwikkelingen:

De huidige rekemesultaten gaan uit van aannamen op basis van thans be-

kende gegevens. Deze kunnen in de tijd wijzigen, wat betekent dat ook het

berekende groepsrisico zal wijzigen. Bijvoorbeeld wanneer de Betuwelijn

meer goederenverkeer trekt dan nu wordt voorzien, zal het groepsrisico

afnemen. In het berekende groepsrisico konden niet alle omgevingsfacto-

ren (afscherming e.d.) worden meegenomen, zodat de werkelijke waarde

lager zal zijn dan de berekende.

Ondanks de verbeterde veiligheidssituatie in de toekomst zullen waar mo-

gelijk veilheidverhogende maatregelen worden genomen.

Omvang risico en potentiële slachtoffers

De kans op een ongeval is mede afhankelijk van het aantal gevaarlijke

transporten. Hierop heeft de gemeente nauwelijks invloed. Het aantal mo-

gelijke slachtoffers is niet het gevolg van de kansgrootte, maar alleen van

het effect van één ongeval. Een verhoogde waarde van het groepsrisico

betekent dus, in geval van een calamiteit, een groter aantal slachtoffers.

De kans dat er slachtoffers vallen wordt echter minimaal geacht. Op het

spoorwegtraject ter plaatse van Brandevoort (met recht spoor, zonder wis-

sels en weinig overwegen) heeft in het verleden nog nooit een ongeval

plaatsgevonden.

Preventie / schade / zelfredzaamheid bevolking

Als randvoorwaarde voor het plan Brandevoort 11 geldt, dat kwetsbare ob-

jecten en bevolkingsgroepen niet op korte afstand van de spoorlijn zullen

worden gesitueerd.

Parallel aan de spoorweg wordt aan weerszijde een geluidsscherm gereali-

seerd. Door hun aard en omvang zullen ze zeker bijdragen aan de totale

afscherming van het woongebied ten tijde van een calamiteit. Het effect-

gebied zal hierbij (aanzienlijk) worden beperkt. Het groepsrisico en daar-

mee het mogelijke aantal slachtoffers zal daarmee ook lager uitvallen.

De vormgeving van de woningen in het gebied van de Marke en de Veste,

dat wil zeggen bouwmassa' s in gesloten en afgeschermde blokken, draagt

zeker ook bij aan een goede afscherming van de bewoners. Daarnaast wor-

den hier voornamelijk grondgebonden woningen gerealiseerd waardoor

voldoende vluchtmogelijkheden aanwezig zijn.

De aard en omvang van de infrastructuur is zodanig vormgegeven, dat per-

sonen zich bij een calamiteit op een snelle wijze van de spoorweg af kun-

nen begeven.

Hulpverlening / bestrijdbaarheid / bereikbaarheid

In Brandevoort is een afzonderlijke brandweerkazerne gerealiseerd. Eerste-

lijnshulp kan zeer snel ter plaatse zijn. De infrastructuur (o.a. spoorweg-

tunnel) vormt hierbij geen belemmering. -

.s Grontmij

150656-Toelichting 23 mei 2006

blad 120 van 143

De gemeente Helmond beschikt over een rampenplan, dat regelmatig

wordt geoefend. Evenals de rest van de gemeente Helmond beschikt Bran-

devoort over een alarmeringssysteem bij rampen e.d..

Verdere optimaliseringmogelijkheden.

De gemeente Helmond streeft er naar, in overleg met de grote Brabantse

steden (het B5-overleg), het transport van gevaarlijke stoffen door de be-

bouwde kommen over de bestaande spoorwegen geheel te beëindigen! Het

overleg hieromtrent met alle betrokkenen is gaande.

Een van de bepalende factoren bij de berekeningen van het groepsrisico is

de snelheid van het goederenvervoer. Prorail hanteert (sinds 2003) baan-

vaksnelheden voor goederentreinen tot 90 km/u en is van zins deze in de

jaren 2010 - 2015 te verhogen naar 100 km/u (bron: Akoestisch spoor-

boekje 2004). Prorail heeft theoretische rechten op het traject Eindhoven-

Venlo 130 km/u te rijden.

In de praktijk blijkt echter uit diverse observaties dat de feitelijke snelheid

van de transporten, mede door de diverse stations langs het spoortraject en

de kromming van het spoor nabij het station Helmond-Centraal, aanmerke-

lijk lager ligt.

Samenvatting en conclusie

Uit de berekende plaatsgebonden risico' s langs de spoorweg blijkt dat bin-

nen de geldende veiligheidscontour van 10-6 geen bebouwing plaatsvindt.

Voor Brandevoort II speelt het plaatsgebonden risico derhalve geen rol.

~,

De berekende waarde voor het groepsrisico voor Brandevoort II is door de

gebieden de Marke en de Veste bepaald. De overige gebieden en objecten

spelen een ondergeschikte rol. Het op basis van de momenteel beschikbare

informatie gebaseerde groepsrisico bedraagt 1,56. Er geldt een verant-

woordingsplicht. Aangezien de berekende waarde groter is dan de oriënta-

tiewaarde (GR = 1) dienst de verantwoording bestaan uit veiligheids- en

veiligheidsoverstijgende argumenten (maatschappelijk belang, steden-

bouwkundige motieven, etc.).

De gemeente Helmond ziet het aspect externe veiligheid alsmede de vei-

ligheid van haar bewoners als een grote verantwoordelijkheid. Zij vindt

zich hiervoor verantwoordelijk, maar heeft hierin tevens haar eigen be-

voegdheid. In de verantwoording van het groepsrisico voor Brandevoort II

worden diverse situaties en omstandigheden beschouwd. Daarnaast worden

in het plan preventieve maatregelen getroffen en is speciale aandacht voor

hulpverlening. De gemeente is bevoegd om haar eigen veiligheidsbeleid

vorm te geven en op basis van afwegingen te bepalen of ontwikkelingen

verantwoord zijn. De invloed van de deze veiligheidsbevorderde maatrege-

len is moeilijk te kwantificeren, het uitwerken van concrete maatregelen

blijft daarom noodzakelijk.

Kijkend naar alle beschouwde argumenten en de reële opties voor de (na-

bije) toekomst waardoor een aaninerkelijke daling van het groepsrisico

mogelijk wordt, vindt de gemeente Helmond het groepsrisico (gebaseerd

op de momenteel bekende plannen voor Brandevoort II) acceptabel.

n..,

'",,-

.f Grontmij

- 150656-Toelichting 23 mei 2006

blad 121 van 143 -

".,,"

A270

Gelet op het wegtransport over de A270 kan redelijkerwijs verwacht wor-

den dat het transport op die weg een lokale bestemming heeft. Het betreft

afleveringen op lokale industrieterreinen en (LPG- )autotankstations. In het

rapport Risico's wegtransport gevaarlijke stoffen uit 1997 zijn tellingen

van het wegtransport gevaarlijke stoffen gepresenteerd. Een telpunt daarbij

was het eindpunt van de A270. Het telresultaat was dat daar alleen 270

wagens met diesel passeerden. Overige stofcategorieën kwamen niet voor.

Rekening houdend met een autonome groei van het transport zijn de trans-

portrisico's berekend als nihil en vormen dus geen beperking voor de in-

vulling van het plangebied.

8.12

Sociale Veiligheid

De Gemeente Helmond is met de Politie Brabant Zuid-Oost een overeen-

komst aangegaan met betrekking tot het bevorderen van de veiligheid in en

om de woning. Getracht wordt de kleine criminaliteit terug te dringen en

de sociale veiligheid in semi-openbare ruimten en de directe woonomge-

ving te verbeteren. Het Politiekeurmerk Veilig Wonen@ stelt veiligheids-

eisen op planologisch en stedenbouwkundig niveau, aan de openbare ruim-

te, kavels, complex en aan de woning zelf. Het betreft bijvoorbeeld eisen

met betrekking tot de verlichting in een wijk, de groenvoorziening en par-

keerplaatsen. Het hele pakket zorgt uiteindelijk voor een veilige buurt, een

veilig complex en goed beveiligde individuele woningen. Daarbij zijn or-

ganisatorische maatregelen erg belangrijk, zoals het onderhoud van en het

juist omgaan met de aangebrachte voorzieningen. Het Politiekeurmerk

Veilig Wonen@ zal bij de toetsing van zowel de stedenbouwkundige als

bouwkundige plannen worden toegepast.

8.13

Kabels en leidingen

Binnen het plangebied ligg.en enkele kabels en leidingen waarmee in de

verdere uitwerking van het plan rekening dient te worden gehouden:

Elektriciteitskabels (Essent, TenneT bv);

. Telecom (UPC);

. Waterleidingen;

. Riolering;

. Gasleidingen 12.

Dwars door Brandevoort lopen twee bovengrondse hoogspanningslijnen

(hs-lijnen), deel uit maken van de elektrische verbinding van het landelijk

elektriciteitstransport- en distributienet. Door de zakelijk rechtstroken van

deze hs-lijnen wordt het woongebied in tweeën gedeeld. De 150 kV hs-lijn

is van Essent en de 380 kV hs-lijn is in beheer van TenneT bv. De lijnen

zijn gedimensioneerd voor de volgende vermogenstransporten:

12 De vier aardgastransportleidingen zijn vanwege de bijbehorende groeps- en plaatsgebonden

risico' s behandeld in 9 8.11

.f Grontmij

150656-Toelichting 23 mei 2006

blad 122 van 143

.,

.

150 kV lijn twee circuits van 325 MVA (geschikt voor 1250A I

circuit) van Eindhoven naar Helmond-Zuid;

380 kV lijn twee circuits van 1645 MVA (geschikt voor 2500A

Icircuit) van Maasbracht naar Eindhoven.

.

De gemiddelde jaarbelastingstroom die over de lijnen wordt getranspor-

teerd bedraagt voor de 150 kV hs-lijn 325 A en voor de 380 kV hs-lijn 600

A Gaargemiddelden van 2003). Het voornemen van de gemeente is om de

twee tracés te combineren, opdat het gebied maar één keer doorsneden

worden en er daardoor minder ruimte verloren gaat voor bebouwing. De

gemeente is reeds met Essent, de beheerder van de 150 kV hs-lijn over-

eengekomen dat deze lijn gedeeltelijk wordt verplaatst. De hs-lijn zal in

Brandevoort parallel aan de noordzijde, direct naast de 380 kV hs-lijn

worden gesitueerd.

Bij de planning van Brandevoort zijn de zakelijk rechtstroken (de door de

hs-lijn belaste strook) van beide lijnen zoveel mogelijk vrijgehouden van

bebouwing. Er worden echter huizen gebouwd op ongeveer dertig meter

afstand vanaf de buitenste fasegeleiders: dus direct buiten de zakelijk

rechtstrook. In de periode van april tot juni 2004 is onderzoek uitgevoerd

naar de situatie rond de hoogspanningslijnen in Brandevoort, met betrek-

king tot magnetische velden van die hoogspanningslijnen. Nabij de twee

elkaar kruisende hoogspanningslijnen zijn magnetische veldsterkten geme-

ten. De hoogste gemeten veldsterkte was 8,9 ~T, direct onder de kruising.

Deze waarde ligt ruimschoots beneden de advies grenswaarden voor bloot-

stelling van de bevolking aan magnetische velden, zoals opgesteld door

ICNIRP en de Gezondheidsraad. Dit houdt in dat het optreden van acute

biologische of gezondheidseffecten is uitgesloten.

~,

De gemeten en berekende magnetische veldsterkten als gevolg van de

aanwezigheid van de hs-lijnen zijn overal in Brandevoort ruim lager dan

de adviesgrenswaarden. De maximaal berekende magnetische veldsterkte

bij de huidige jaargemiddelde belasting treedt op indien beide verbindin-

gen worden verkabeld. Deze waarde ligt overigens nog ruim beneden de

adviesgrenswaarde van ICNIRP en bedraagt ongeveer 19 ~T. Daarentegen

is bij verkabeling de zonebreedte relatief klein ten opzichte van de andere

alternatieven, namelijk ongeveer 42 meter en zijn de kosten het hoogst.

Inmiddels zijn ook de zonebreedten berekend op basis van de huidige jaar-

gemiddelde stroombelastingen. Essent heeft voor de 150 kV hs-lijn een

verwachte jaargemiddelde stroombelasting op korte termijn opgegeven.

Daarnaast is ook een gtoeiprognose op langere termijn bekend. De toena-

me van de jaargemiddelde belasting van de 150 kV lijn kan leiden tot een

toename van de zonebreedte:

. Verplaatsing 150 kV lijn: op korte termijn maximaal 4,4 procent

toename in zonebreedte (lange termijn maximaal 1 0,4 procent toe-

name);

Combinatiemasten: op korte termijn maximaal 16,5 procent toena-

me in zonebreedte.(lange termijn maximaal 38,5 procent toename);

.

~ Grontmij

150656-Toelichting 23 mei 2006

blad 12.3 van 143

.

Verkabelen: op korte en lange termijn maximaal 4,8 procent toe-

name in zonebreedte.

Ten tijde van het opstellen van het bestemmingsplan loopt een onderzoek

naar de mogelijkheden naar het verkabelen van de lijnen.

8.14

GSM/UMTS-masten

Per 1 januari 2004 geldt het besluit bouwvergunningvrije en licht bouw-

vergunningsplichtige bouwwerken (artikel 43 lid 1 c van de Woningwet).

Antenne-installaties ten behoeve van mobiele telecommunicatie zijn hier-

mee in veel - en dus niet alle - gevallen vergunningvrij te realiseren. De

antenne-installatie moet dan áan in het besluit genoemde voorwaarden

voldoen.

In de nota Nationaal Antennebeleid is onder meer bepaald dat voor anten-

ne-installaties tot en met vijf meter geen bouwvergunning nodig is. Om

een hogere antenne-installatie te mogen plaatsen, moet de operator een

bouwvergunning aanvragen. De minimale afstand tot de antennes in hori-

zontale richting en recht voor de bundel moet drie meter zijn en in vertica-

le richting, dus buiten de bundel van een halve meter.

Wanneer vergunningsplichtige GSMIUMTS-masten geplaatst worden bin-

nen het plangebied van "Brandevoort lI", dient dit zoveel mogelijk te ge-

beuren langs of nabij het spoor of op elektramasten. Plaatsing van op zich-

zelf staande masten en masten op woningen dient zoveel mogelijk voor-

komen te worden.

8.15

Radarverstoringsgebied

Het plangebied is gelegen binnen het radarverstoringsgebied van de vlieg-

basis VolkeI. Dit houdt in dat om het ongestoord functioneren van radar-

en communicatieapparaat ~e waarborgen en rond deze vliegbasis een cirkel

met een straal van 15 nautische mijl (=27.8 km)geldt,gemeten vanaf de

positie van de radar. Binnen dit gebied dient voor ieder obstakel dat hoger

is dan 65 meter boven NAP, te worden berekend of er verstoring van de

radar optreedt. De mate van verstoring is afhankelijk van o.a. hoog-

te,breedte en opstelling van objecten.

Aangezien artikel 14 van de voorschriften hoogspanningsmasten toelaat tot

een hoogte van 60 m en het maaiveld ter plaatse op ongeveer 20m NAP

ligt, zou strijdigheid met het bovengenoemde belang kunnen optreden.

Om die reden zijn een kaart met het nieuwe combitracé van de hoogspan-

ningsleidingen met de bijbehorende masttekeningen voorgelegd aan de

Dienst Gebouwen Werken en Terreinen van het Ministerie van Defensie.

Andere of nog hogere objecten zijn in het plan niet toegestaan.

li Grontmij

150656-Toelichting 23 mei 2006

blad 124 van .143

9

Financiële uitvoerbaarheid

Binnen het plangebied is

Uitgeefbaar

Openbaar en overig

Totaal plangebied

het volgende ruimte gebruik opgenomen:

106,4 ha (51 %)

104.1 ha (49 %)

210,5 ha

Het uitgiftepercentage is relatief laag en wordt veroorzaakt door de hoog-

spanningszone, de geluids- en veiligheidszones rond het spoor, de beno-

digde ruimte voor waterberging, de overige geluidscontouren en de groen-

en ecologische zones.

De grondexploitatie laat een contant tekort per 1-1-2006 zien van ¿ 22,5

miljoen op basis van de thans bekende programma's qua uitgifte en de in

het plan opgenomen kosten.

Het financiele overzicht van de grondexploitatie ziet er als volgt uit:

t'

Opbrengsten: Grondverkopen

Opbrengststij ging

Totale opbrengsten

Mln.¿

241.1

26.9

268.0

Kosten:

Grondverwerving 118.0

Civieltechnische kosten 97.8

Toeslagkosten,fondsstortingen 32.1

Kostenstijgingen/rentekosten 56.7

Totale kosten 304.6

Exploitatiesaldo op 31-12-2015

Contante waarde op 1-1-2006

negatief

negatief

36.6

22.5

Het tekort wordt naast de ongunstige verhouding uitgeefbaar/ openbaar

onder andere veroorzaakt door de excessieve verwervingskosten (agrari-

sche bedrijven), geluidsschermen langs het spoor, een tweetal tunnels en

een extra aansluiting op de A 270

In de jaarrekening 2004 van het Grondbedrijf is reeds een Voorziening

getroffen van ¿ 14,3 miljoen om een deel van het tekort afte dekken.

Voor het resterende tekort ad ¿ 8,2 mln. zijn een aantal mogelijkheden om

dit op termijn te dekken:

. De subsidiemogelijkheden van het plan (voorlopig P.M.).

. Gedeeltelijke de14:ing uit het jaarrekeningresultaat van het Grond-

bedrijf over 2005 ëil volgende jaren.

ts. Grontmij

150656-Toelichting 15 mei 2006

. blad 125 van 107

.'. .

De in het plan te realiseren scholen en welzijnsvoorzieningen zullen via

het investeringsprogramma gerealiseerd worden.

Op grond van bovenstaande gegevens en verwachtingen wordt realisatie

van Brandevoort II binnen de mogelijkheden van de gemeente Helmond

mogelijk geacht, waarmee de financieel-economische haalbaarheid van het

plan voldoende is aangetoond.

.f Grontmij

150656-Toelichting 23 mei 2006

blad 126 van 143

10

Vooroverleg en zienswijzen

10.1

Overleg

In het kader van het wettelijk overleg ex artikel! 0 BRO hebben een aantal

instanties inhoudelijk gereageerd op het voorontwerpbestemmingsplan. De

reacties worden hieronder samengevat en besproken. Ook het toetsingsad-

vies van de Commissie voor de milieueffectrapportage wordt daarbij be-

handeld.

1) Commissie voor de milieueffectrapportage.

a. Het voorontwerpbestemmingsplan zal pas in de loop van 2006 in procedure

worden gebracht. De commissie heeft dus niet kunnen nagaan of de al-

ternatieven uit het MER met de daarbij horende milieueffecten voldoende on-

derbouwing kunnen bieden voor het te nemen besluit. Het betekent dat de

gemeente bij het in procedure brengen van het plan zal moeten nagaan of

het MER nog voldoende actueel is. Desgevraagd kan de commissie worden

verzocht om hierover een aanvullend toetsingsadvies uit te brengen.

b. De commissie adviseert de verstrekte aanvullende informatie over de lucht-

kwaliteit ter inzage te leggen bij het in procedure brengen van het ontwerpbe-

stemmingsplan.

c. In afwijking van de richtlijnen is in de MER niet ingegaan op het ecohydrolo-

gisch functioneren van de beekdalen. De commissie adviseert om bij de ver-

dere planuitwerking na te gaan op welke wijze bestaande en potentiële kwel-

afhankelijke natuurwaarden door het creëren van bufferzones zo veel moge-

lijk behouden dan wel ontwikkeld kunnen worden.

d. Het natuurcompensatieplan voorziet onvoldoende in compensatie voor kwel-

afhankelijke natuur. De commissie adviseert om bij de verdere planuitwerking

na te gaan op welke wijze in het dal van de Papenvoortse loop kwelafhanke-

lijk broekbos gerealiseerd kan worden.

e. De commissie adviseert om bij de besluitvorming nadere informatie te ver-

strekken over de effecten op de verkeersveiligheid van de 2e aansluiting op

de N270 en deze te baseren op het aantal reizigerskilometersof aantal reizi-

gersuren.

~)

Commentaar:

Ad a.

Naar het oordeel van de gemeente sluiten het voorkeursalternatief (VKA) uit de

MER en het ontwerpbestemmingsplan inhoudelijk nagenoeg naadloos op elkaar

aan. De MER wordt derhalve voldoende actueel geacht.

Ad b.

Het aangevulde luchtkwaliteitsrapport zal met het ontwerpbestemmingsplan ter

inzage worden gelegd.

.f Grontmij

150656-Toelichting

bla.d 127 van 107

Adc.

De door de commissie geuite zorg is terecht. Het advies richt zich op het uitwer-

kingstraject en vraagt vooralsnog geen verder onderzoek. In de plantoelichting

zal het advies als randvoorwaarde voor de plan uitwerking worden meegenomen,

met speciale aandacht voor de aanwezigheid van kwel-bepalende leemlagen.

Ad d. .

Er is nog geen uitgewerkt plan voor de inrichting van de Papenvoortse Loop. Het

advies van de commissie is gericht op de planuitwerking, dit advies zal worden

opgevolgd. De natuurdoeltypen voor het dal van de Papenvoortse Loop in het

compensatieplan zullen worden aangepast; een en ander zal expliciet worden

opgenomen in de plantoelichting.

Ade.:

De tweede ontsluiting Brandevoort is bestemd voor verkeer dat zijn herkomst of

bestemming heeft in Brandevoort 11. Dit in tegenstelling tot de Brandevoortsedreef

die bij aanleg niet alleen een ontsluitingsfunctie kreeg voor Brandevoort I, maar

tevens voor geheel westelijk Helmond. De Brandevoortsedreef had o.a. als doel

de verkeersveiligheid en de leefbaarheid van de Hoofdstraat te verbeteren.. De

tweede ontsluiting Brandevoort is noodzakelijk omdat bij realisering van Brande-

voort 11 de Brandevoortsedreef onvoldoende capaciteit heeft om goed te kunnen

functioneren. De aanleg van de tweede ontsluiting is derhalve niet gericht op

verbetering van de verkeersveiligheid, maar op verbetering van de bereikbaar-

heid van het plangebed.

Het spreekt voor zich dat met de aanleg van de tweede ontsluiting een kortere

route gecreëerd wordt richting Eindhoven (aansluiting op het regionale wegennet)

, waardoor het aantal voertuigkilometers afneemt en er derhalve toename is van

de verkeersveiligheid. De rijafstand naar de woongebieden zal

ongeveer 3500 meter korter zijn, hetgeen ongeveer 15750 voertuigkilometers per

dag betekent. Dit aantal is berekend als volgt: 3000 woningen x 3 vervoersbewe-

gingen per dag, per woning 5 vervoersbewegingen per dag, echter de helft daar-

van is wijkgerelateerd en de overige zijn wijkextern gericht; de helft van de wijkex-

terne relaties is gericht op Eindhoven.

2) Reactie Directie Ruimtelijke Ontwikkeling en Handhaving Provincie

Noord-Brabant.

a. De directie adviseert dringend om het bestaande onderzoek Geurhinder aan

te passen aan de nieuwe.en landelijk geaccepteerde systematiek (PRAme-

thodiek). (Cat 11)

c. Geadviseerd wordt om voor de zuidwestzijde van het plangebied -waar per-

manent intensieve vee-

d. houderijen invloed zullen blijven uitoefenen in de omgeving - aan te sluiten bij

de systematiek van de wet Stad en Milieu.; de directie adviseert de gemeente

een strategie te bepalen voor deze permanente situatie en te streven naar

een oplossing in stap 2. (Cat 11)

e. In de fasering van het bedrijventerrein dient zoveel mogelijk rekening gehou-

den te worden met het feit dat de bestaande varkenshouderij tot 2012 op die

plek gevestigd blijf

f. Natuurontwikkeling en waterberging zijn te combineren op voorwaarde dat de

kwaliteit van inrichting, de bescherming en de handhaving verzekerd zijn.

Het bestemmingsplan moet inzicht geven in concrete maatregelen ter be-

scherming van de kwaliteit. De directie adviseert inzicht te geven in het te

behalen inrichtingsniveau van natuurontwikkeling en in het plan vast te leg-

gen dat te realiseren natuur voor compensatie minimaal een positieve be-

stemming (bijv. natuur) krijgt.(Cat 11)

e. Er is in de berekening van de natuurcompensatie te weinig rekening gehou-

den met de beheersgebieden ten westen van Brandevoort 11. De provincie

.f Grontmij

150656-Toelichtin9.23 mei 2006

blad 128 van 143

,

,

adviseert de compensatieopgave in overeenstemming te brengen met de ge-

constateerde waarden en de consequenties daarvan binnen het plangebied

of in overleg met de gemeente Geldrop-Mierlo in de daar aanwezige groen-

opgave voorBrandevoort 11 uit te werken. (Cat 11)

f. De directie adviseert, met het oog op een duurzame inrichting en werking van

natuur en waterberging een handhavingsparagraaf op te nemen, gericht op

deze aspecten.

g. Figuur 1: natuurcompensatie en waterberging is niet als bijlage in de voor-

schriften aangetroffen.(Cat 11)

h. De relatie Brandevoort-Gulbergen dient sterker tot uiting te komen in de toe-

lichting van het bestemmingsplan in zowel kaart als tekst. Daarnaast is het

van belang dat de afspraak tussen Helmond en Geldrop-Mierlo betreffende

de geledingszone wordt opgenomen. Het verdient aanbeveling om de con-

crete afspraken tussen de gemeenten bij het vastgestelde bestemmingsplan

te voegen. (Cat 11)

i. De directie adviseert eventuele afspraken met Railinfrabeheer betreffende

railtunedempers vast te leggen en bij het moederplan te voegen. Daarnaast

is in het bestemmingsplan een oplossing voor de 4e bouwlaag in een aan-

passing van de voorschriften van het bestemmingsplan gewenst. (Cat 11)

j. In de analyse van het risico van de spoorinfrastructuur is gerekend met een

intensiteit van vervoer van LPG in de huidige situatie(4900 lpg-eenheden).

Op basis van de beleidsontwikkeling van de nota Mobiliteit en de prognoses

van Prorail voor 2010 en verder is minimaal uit te gaan van 2300 Ipg-

eenheden per jaar op het spoor door Brandevoort. Daarnaast wordt geadvi-

seerd om te kijken naar andere gevaarlijke stoffen en ook deze in een quick-

scan mee te nemen. Op basis van het uitgevoerde onderzoek en de minimale

uitgangspunten geeft de provincie in overweging de huidige berekening te

heroverwegen. (geen cat.}

k. De directie adviseert om de flankerende activiteiten met betrekking tot het

traject Eindhoven-Helmond (A270) in de toelichting op te nemen ter onder-

steuning van het plan. (Cat 11)

I. De ervaringen in Dordrecht met berekeningen van Externe Veiligheid langs

het spoor en de snelweg wijzen erop dat berekeningen papieren constructies

zijn die de werkelijkheid niet voldoende benaderen. Daarom wordt geadvi-

seerd om te bekijken of door stedenbouwkundige voorstellenin inrichting,

functieverdeling en uitvoering (bijvoorbeeld bereikbaarheid van hulpdiensten)

in de uitwerkingsplannen extra aandacht te geven aan deze aspecten. (Cat

11)

m. Geadviseerd wordt om ten aanzien van de saldobenaderingen inzake lucht-

kwaliteit I fijn stof in het bestemmingsplan nog een aantal nuancerin-

gen/verduidelijkingen aan te brengen en in te zetten op flankerend beleid

(Cat 11);

. De wijze van meten in CAR is op 5m van de weg (huidige aanpak), terwijl de

werkelijke afstand van de gevel van de woningen overwegend op het 10-

voudige van deze afstand ligt.

. Er is gerekend met het CAR li-model. Dit is de strengste rekenmethode en dit

leidt tot het worst-case scenario. Andere methoden zullen een genuanceer-

der en positiever beeld geven.

. Aandacht is te geven aan de positieve bijdrage van de downgrading van de

A270 voor het verkeersmanagementsysteem van heel Helmond op de lucht-

kwaliteit.

. In de plandetaillering is door slim ontwerpen nog verder positief resultaat te

halen.

. Expliciet is een koppeling te leggen tussen de ontwikkeling van Brandevoort

aan het totale luchtkwaliteisplan voor Helmond als onderdeel van de salde-

ringsmethode.

n. De directie adviseert nieuwe beleidsontwikkeling rond luchtkwaliteit nauwlet-

tend te volgen. Er zijn signalen dat de nieuwe regeling van VROM mogelijk

meer ruimte zal bieden, in die zin dat he.t:pegrip "in betekenende mate" dui-

f'

t5 Grontmij

150656-Toelichtihg 23 mei 2006

blad 129 van 143

.-- .

del ijker en omvattender wordt gedefinieerd, bijvoorbeeld ten aanzien van het

aantal dagen overschrijding op jaarbasis. (Cat 111)

o. Voor wat betreft cultuurhistorische waarden en archeologie dient in de voor-

schriften te worden opgenomen dat het betreffende plandeel pas kan worden

uitgewerkt als het archeologisch onderzoek in het betreffende plandeel heeft

plaatsgevonden. (Cat 11)

p. Binnen de bestemming Centrumgebied zijn zorgwoningen toegestaan; dit

begrip wordt niet nader gedefinieerd. (Cat 11)

q. Op hetbusinesspark dienen ingevolge provinciaal beleid bedrijven in milieu-

categorie 1 te worden geweerd. (Cat 11)

Conclusie Bijlage 1 Compensatie Brandevoort li:

In plaats van 19 ha. compensatie dient er sprake te zijn van 22,35 ha; dit geeft

een tekort van 3,35 ha.

Commentaar:

Ada.

Het onderzoek Geurhinder uit september 2005 is aangepast en geactualiseerd

middels het rapport

Helmond, Brandevoortll, Stad & Milieubenadering I Wonen in de nabijheid van

geurbronnen van januari 2006, MDREprojectnummer 428836. Het rapport wordt

als bijlage bij het plan gevoegd.

Ad b.

Voor wat betreft het wonen binnen stankcirkels als tijdelijke situatie wordt verwe-

zen naar het rapport Helmond, Brandevoort 11 , Stad- en Milieubenadering "Wo-

nen in de nabijheid van geurbronnen van agrarische bedrijven" van januari 2006.

Voor wat betreft de permanente aanwezigheid van intensieve veehouderijen

wordt gestreefd naar een geurbelastingbeneden het niveau overeenkomend met

de geurcontour voor categorie I te bereiken via de stad- en milieu benadering stap

1 en 2. Het kan evenwel op financieel-economische gronden noodzakelijk zijn om

een stap 3 oplossing te realiseren. Een zodanig besluit zal moeten worden ge-

nomen bij de vaststelling van het bestemmingsplan, dan wel bij een herziening

daarvan.

Ad c.

Over deze kwestie is een aanvullend advies uitgebracht door de Milieudienst

Regio Eindhoven, zijnde een aanvulling op de nota "Wonen in de nabijheid van

geurbronnen van agrarische bedrijven". In deze notitie wordt geconcludeerd dat

het vestigen van de hier beoogde bedrijfsfuncties - welke slechts beperkt geur-

gevoelig zijn - ook mogelijk is binnen de geurcontouren categorie iV en 111. Een

nadere fasering van het bedrijventerein wordt derhalve onnodig geoordeeld. Wel

is een goede communicatie met potentiële en mogelijk geurgevoelige bedrijfsves-

tigingen noodzakelijk.

Add

Inzicht geven in het inrichtingsniveau suggereert een planuitwerking in de vorm

van een inrichtingsplan. Het is niet wenselijk de inrichting zo uit te werken dat

definitief en nauwkeurig bepaald lijkt te zijn waar natuur komt. Alleen al de reali-

seringstermijn van het plan vraagt enige flexibiliteit voor de planuitwerking. Die is

nodig voor een goede afstemming tussen natuur, water, gebruiksgroen, bebou-

wing en boven- en ondergrondse infrastructuur. In Brandevoort I, waar voor het

groengebied bij de Veste in een vroeg stadium een 'definitief ontwerp was ge-

maakt, moesten uiteindelijk veel aanpassingen plaatsvinden, juist om de intentie

van het plan te realiseren. Gelukkig waren daar toen geen bestemmingsplanwij-

zigingen voor nodig.

De gecombineerde bestemmingen voor groen, natuur en water zijn al positieve

bestemmingen. In de plantoelichting is omschreven welke uitgangspunten voor

.s Grontmij

150656-Toelichting 23 mei 2006

blad 130 van 143

het ruimtegebruik daar onder liggen. Er wordt ook aangetoond dat er voldoende

ruimte is voor de diverse functies, waar nodig in verantwoorde combinaties. Op

basis van de geldende provinciale Beleidsregel Natuurcompensatie rekent de

provincie de gemeente af op de gemaakte afspraken. Er zijn derhalve voldoende

waarborgen voor realisering van de natuurcompensatie, zij het niet in de vorm

van een bestemming Natuur.

De bestemming groen/natuur/water wordt gewijzigd in een globale, nader uit te

werken bestemming.

In het kader van de uitwerking kunnen dan te zijner tijd logische begrenzingen

worden gekozen tussen de verschillende functies.

In het bestemmingsplan zal een nadere toelichting worden opgenomen inzake de

voorwaarden voor de combinatie van natuur,waterberging en gebruiksgroen.

Ad e.

Het beheersgebied ten westen van Brandevbort 11 is wel verdisconteerd in het

compensatieplan, met een toeslag van 1/3 (Natuurcompensatie Brandevoort

par.SA en par. 804). In het advies van de commissie MER staat uitdrukkelijk dat

de getalsmatige compensatie zoals voorgesteld geen aanleiding geeft tot opmer-

kingen.

Ad f.

Er zal een handhavingsparagraaf worden toegevoegd, waarin met name aan-

dacht zal worden gegeven aan aspecten van een duurzame inrichting en werking

van natuur en waterberging.

Ad g.

De figuur natuurcompensatie en waterberging is in een bepaalde oplage abusie-

velijk weggevallen.

~;

Ad h.

De toelichting zal hierop worden aangepast. De desbetreffende tekst van de

overeenkomst tussen Helmond en Mierio in het kader van de grenscorrectie van

1994 zal worden opgenomen. Het raadsbesluit zal als bijlage worden bijgevoegd.

Ad i.

In het akoestisch rapport moeten de effecten van de railtunedempers in de bere-

keningen worden verwerkt. Zowel De Marke als De Veste worden in zijn geheel

als stationsgebied beschouwd en komen dientengevolge in aanmerking voor een

ontheffing spoorweglawaai als becijferd in het akoestisch rapport.

Adj.

Volgens recente informatie van de provincie (AHassink) is deze opmerking voor

een deel achterhaald en kan een herberekening achterwege blijven.

Aangezien LPG het meest bepalend is, wordt een aanvullende quick scan voor

andere gevaarlijke stoffen eveneens overbodig geacht.

Ad k.

De flankerende activiteiten op de A270 Eindhoven-Helmond worden als volgt

nader toegelicht.

De A 270 zal vooralsnog een weg buiten de bebouwde kom zijn. Met de provincie

en de gemeente Nuenen zijn reeds schriftelijke afspraken gemaakt over de over-

dracht van de weg (dit betreft het gedeelte tussen de 2e aansluiting en de Bran-

devoortsedreef) alsmede over de maximumsnelheid; deze zal na de overdracht

80 km/u gaan bedragen. Na de ontwikkeling van Brandevoort 11 zal de weg een

status binnen de bebouwde kom krijgen en zal een maximum snelheid worden

ingesteld van 70 km/u. Deweg zal dan tevens heringericht worden als stadsauto-

baan en versmald worden overeenkomstig het huidige profiel van de Europaweg

tussen de Brandevoortsedreef en de Hortsedijk. In overleg met de SRE, Nuenen

en de provincie wordt momenteel gewerkt aan de nadere vormgeving van de

aansluiting in relatie tot o.a. BaSE. .,~,~ .

. .s Grontmij

150656~Toelichting 23 mei 2006

blad 131 van 143

Ad I. en Ad m.

De saldobenadering in het aangevulde rapport Onderzoek luchtkwaliteit bestem-

mingsplan Brandevoort \I Helmond leidt volgens de commissie MER per saldo tot

een betere luchtkwaliteit in het plangebied. Het valt moeilijk in te zien dat in dit

verband toch nog extra moet worden ingezet op stedenbouwkundige inrichting,

functieverdeling, uitvoering en flankerend beleid.

Inderdaad zal het positieve effect van Brandevoort moeten worden verwerkt in

het totale luchtkwaliteitsplan voor Helmond.

Ad n.

Van deze opmerking wordt kennis genomen.

Ado.

Aan de voorschriften van de uit te werken bestemmingen zal een dergelijke bepa-

ling worden toegevoegd.

Ad p.

Een definitie van het begrip "zorgwoning" zal worden opgenomen in artikel 1.

Adq.

Er zijn vormen van schone bedrijvigheid denkbaar welke qua belasting van het

milieu vallen onder categorie 1 van de lijst en die de gemeente liever op een be-

drijventerrein ziet dan ineen woonwijk. Als voorbeeld kunnen worden genoemd

uitgeverijen, een uitvaartcentrum, detailhandel in vuurwerk, telecommunicatiebe-

drijven, reparatiebedrijven tb.v. particulieren, maar ook niet in de lijst genoemde

activiteiten op met name het gebied van research en development, een van de

hier specifiek beoogde bedrijfssegmenten.

Reactie op Bijlage 1 Compensatie Brandevoort.

. Voor de zogenaamde in te passen groenelementen -waarvan het behoud

bestemmingsplan matig niet is veiliggesteld, maar waarvoor ook geen com-

pensatie is gerekend - de compensatie alsnog veiligstellen met een opper-

vlak van ca.2250 m2 (5225+4795+3560= 13580 m2 met compensatiefactor

2/3).

. Het tekort op de groen balans van 9000 m2 door de grotere lengte van de

Papenvoortse Loop (830 in plaats van 470 meter) in het compensatieplan

aanvullen.

. De ruimte langs de Papenvoortse Loop van 25m - die zeer kansrijk is voor

natuurontwikkeling en daarom in het compensatieplan volledig voor compen-

satie is aangewezen - betreft ecologische hoofdstructuur en moet daarom

buiten het compensatiegebied blijven. Dientengevolge dient voor 2 ha. ver-

vangende compensatieruimte worden gezocht en gevonden.

3. Reactie Provinciale Planologische Commissie Noord-Brabant.

a. De commissie adviseert om naast de oost-west-relatie Brandevoort-

Gulbergen ook de structurering van het Middengebied Eindhoven-Helmond

met de daarin aanwezige landschapsecologische zone veilig te stellen (Cat

11).

b. In het plan ontbreekt de watertoets (Cat 11). De resultaten van het overleg

met het waterschap dienen alsnog te worden gevoegd bij het vast te stellen

plan.

c. De commissie vraagt aandacht voor het inzichtelijk maken van mobiliteits- en

bereikbaarheidsaspecten op een (boven)regionaal ri'Nfo (Cat 111).

~ Grontmij

150656-Toelichting 23 mei 2006

blad 132 van 143

d. Inzake ministeriële regelgeving voor de luchtkwaliteit wijst de commissie erop

dat andere berekeningsmethoden in de maak zijn, die leiden tot een andere

vaststelling van contouren o.a. door middel van het instellen van vervoerpla-

fonds; deze hebben mogelijk een grotere risicocontour. De commissie advi-

seert om anticipatie op de in ontwikkeling zijnde regelgeving in overweging te

nemen (Cat 111).

e. De heer Rikken, PCGP-lid namens het SEOB, wenst een minderheidsstand-

punt in te nemen op het onderdeel van het uitsluiten van bedrijven in de mili-

eucategorie 1 op het bedrijventerrein, naar zijn oordeel dienen ook bedrijven

in deze categorie mogelijk te zijn.

Commentaar:

Ad a.

Het middengebied betreft voor een belangrijk deel grondgebied buiten de ge-

meente Helmond.

De ontwikkeling van de relatie Brandevoort - Gulbergen vindt plaats in nauw

overleg met de gemeente Nuenen en met de projectontwikkelaar van Gulbergen,

Essent.

Ad b.

Zie het commentaar op de reactie onder 10 van de waterschappen Aa en Maas

en Dommel alsmede

de vernieuwde waterparagraaf 8.4 in de plantoelichting.

c'

Adc.

Brandevoort 11 zal middels de 2e onrsluiting op de A 270 optimaal aangesloten

worden op het regionaal verbindende wegennet. Vooralsnog lopen deze verbin-

dingen nog via de gemeentelijke wegenstructuren van Eindhoven en Helmond,

maar na aanleg van de oosttangent zoals voorzien in BOSE zal rechtstreeks op

het hoofdwegen net worden aangetakt. Voor de bereikbaarheid zijn 2 studies van

belang, te weten BBZOB en BOSE.

De A 270 maakt deel uit van de wegenstructuur zoals vastgelegd in de studie

Beter Bereikbaar Zuid-Oost Brabant (BBZOB). In deze studie is afgesproken dat

de doorstroming op de A 270(maar ook op de Europaweg, de Kasteel Traverse

en de Deurneseweg) verbeterd zal worden door de toepassing van intelligente

netwerkregelcentrales. Ook Eindhoven zal op haar deel van de routegelijkwaardi-

ge systemen toepassen.

De BOSE-studie (Bereikbaarheid Oostelijk deel Stads regio Eindhoven) voorziet

eveneens in gebruik van de A 270. De regioraad van de SRE heeft medio 2005

ingestemd met de aanleg van een gedeeltelijk nieuwe weg die vanaf de A 67

oostelijk van Geldrop richting Nuenen loopt. Ter hoogte van Nuenen zal over een

korte afstand gebruik worden gemaakt van de A 270 waarna de weg in noordelij-

ke richting afbuigt en ten oosten van Nuenen loopt om uiteindelijk aan te sluiten

op de verlengde A 58 ten oosten van Eindhoven-Noord / Son en Breugel (de

zogenaamde oosttangent). In samenwerking met de SRE, de provincie en de

gemeente Nuenen wordt momenteel onderzocht hoe de aansluiting van BOSE en

de 2e ontsluiting van Brandevoort op de A 270 nader vormgegeven dienen te

w9!den

Ad d.

Zie reactie onder 2 ad. k en I.

Het aangevulde luchtkwaliteitsrapport voldoet volledig aan het Besluit luchtkwali-

teit en de bijbehorende Meetregeling luchtkwaliteit.

\,;,

~ Grontmij

150656-Toelichting 23 mei 2006

plad 133 van 143

Ade.

Zie reactie onder 2 ad p., van het minderheidsstandpunt wordt met instemming

kennisgenomen.

3) Reactie NS Commercie Regio Zuid.

De NS merkt op dat dat het ministerie van Verkeer en Waterstaat een bed ie-

ningsgarantie heeft afgegeven voor het station Brandevoort. Belangrijke con-

ditie daarvoor was de bevestiging van de gemeente dat de wijk in totaal meer

dan 6000 woningen zal bevatten. Uitgaande van 3000 woningen in Brande-

voort zal in de lage woningbouwvariant van Brandevoort 11 (2650 woningen)

het totaal van 6000 niet worden bereikt. Er moet volgens de NS derhalve wor-

den aangestuurd op de hoge woningbouwvariant (3375 woningen). Derhalve

wil de NS graag betrokken worden bij de uitwerking ex artikel 11 WRO van

met name het gebied grenzend aan het station.

Commentaar:

De NS baseert zich bij de ondergrens op de minimale aantallen woningen per

deelplan. Deze benadering is niet juist. Door de gemeente wordt gegaran-

deerd dat tenminste het aantal van 6000 woningen in heel Brandevoort zal

worden gehaald. Met de NS zullen nadere afspraken worden gemaakt over de

wijze van betrekken bij de verdere planuitwerking.

4) Reactie Prorail

a. Artikel 13 Spoorzone: De bouwhoogte dient gemeten te worden vanaf BS

(bovenkant spoorstaaf) en niet zoals is aangegeven in artikel 2 (wijze van me-

ten).

b. Algemeen: Ingeval te zijner tijd in de Voort een onderdoorgang onder het

spoor door moet komen liggen de geprojecteerde zijwegen te dicht op het

einde van de hellingen.

Commentaar:

Ad a.

Hiervan wordt kennisgenomen; een zodanige aanvulling wordt opgenomen onder

artikel 13/Spoor -zone.

Ad b.

Op de plantekening van Brandevoort 11 zijn de zijwegen geprojecteerd op respec-

tievelijk 160 m (noordelijk) en 200 m (zuidelijk) uit de as van het spoor. De Bran-

devoortsedreef heeft een tunnelbak met een lengte van respectievelijk 125 m

(noordzijde) en 117 m (zuidzijde). Ook de tunnelbak in de Rivierensingel heeft

vergelijkbare lengtes. Op grond van deze vergelijkbare situaties gaat de gemeen-

te er van uit dat de geprojecteerde zijwegen op voldoende afstand uit het hart van

het spoor gedimensioneerd zijn.

5) Reactie Essent

;-;

a. 8.13 Kabels en leidingen: Essent wijst erop dat VROM in samenwerking met

RIVM een publicatie heeft gegeven waarin de uitgangspunten met betrekking

tot de 0,4 microtesla-zone en de wijze waarop deze bepaald kan worden, zijn

aangegeven.

b. Voorschriften: artikel 8 Woondoeleinden onder 1 "een" voor bovengrondse

hoogspanningsleidingen doorhalen. Idem in artikel 11 Groendoeleinden, eco-

.f Grontmij

150656-Toelichting 23 mei 2006

blad 134 van 143

logische ontwikkeling en waterhuishouding. Artikel 14 Bovengrondse hoog-

spanningsleidingen: het verdient aanbeveling om in dit artikel te verwijzen

naar de aanlegvergunningsplicht voor werken zoals vermeld onder artikel 17

Aanlegvergunningen.

c. Plankaart:

. De suggestie wordt gedaan met het oog op het lopende onderzoek tot bunde-

ling van beide hoogspanningsleidingen om het op de kaart opgenomen

dwarsprofiel achterwege te laten.

. De aanwezige 150KV-hoogspanningsleiding is formeel-juridisch nog aanwe-

zig en zal nog enige tijd aanwezig en in bedrijf zijn. Essent verzoekt daarom

alsnog het te verplaatsen lijndeel op de plankaart als zodanig op de plankaart

aan te geven.

. Een conceptregeling "hoofdtransportleidingen in het bestemmingsplan" is als

bijlage toegevoegd.

Commentaar:

Ad a.

De situering van de 0,4 microtesla-zone bij de verschillende varianten van de in

Brandevoort te combineren hoogspanningsleidingen is bij de gemeente bekend.

Ad b.

De beoogde aanpassingen in de voorschriften zullen worden verwerkt.

Ad c.

Het lopende onderzoek met betrekking tot de bundeling van beide hoogspan-

ningsleidingen moet definitief zijn afgerond vóór de vaststelling van het bestem-

mingsplan. Het profiel van het nieuwe gebundelde tracé wordt essentieel geacht

voor het plan en zal derhalve op de kaart worden opgenomen.

De aanwezige 150 KV-hoogspanningsleiding zal eveneens op de plankaart wor-

den opgenomen.

De voorbeeld regeling van Essent is vergeleken met artikel 14 van de pIanvoor-

schriften. Geconstateerd is dat de inhoud van de regeling nauwelijks verschilt met

die van artikel 14 en het bijbehorende aanlegvergunningstelsel.

~)

6) Reactie NV Nederlandse Gasunie

a. In het plangebied liggen een drietal regionale aardgastransportleidingen van

de Gasunie. Hiervan zijn er twee op de plankaart aangegeven, echter niet

geheel overeenkomstig de gegevens van de Gasunie. Ook is er nog een

hoofdaardgasleiding die vooralsnog niet is aangegeven. Verzocht wordt om

de plankaart aan te passen overeenkomstig de meegezonden tekening.

b. Voor wat betreft de aan te houden toetsingsafstanden wordt gewezen op het

in voorbereiding

zijnde nieuwe externe veiligheidsbeleid van het ministerie van VROM. Er

wordt in overweging gegeven om voor de maximaal aan te houden toet-

singsafstanden contact op te nemen met het RIVM.

c. Verzocht wordt om artikel 17 "Aanlegvergunningen" uit te breiden met een lid

c met als inhoud een lijst van werkzaamheden die zonder vrijstelling niet zijn

toegestaan.

...'

.s Grontmij

150656-Toelichting 23 mei 2006

blad 135 van 143

Commentaar:

Ada.

De plankaart wordt aangepast overeenkomstig de gegevens van de Gasunie.

Zowel de huidige ligging van de 3e gastransportleiding die door het geprojecteer-

de deel van de Veste loopt, als de toekomstige ligging langs de Voort, worden op

de plankaart opgenomen.

Ad b.

De aan te houden veiligheidsafstanden zoals vermeld in het staatje op blz.97 van

de plantoelichting zijn conform het thans geldende veiligheidsbeleid; van het ge-

geven dat het ministerie bezig zou zijn met de voorbereiding van nieuw beleid

wordt kennisgenomen.

Ad c.

De desbetreffende bepaling zal worden toegevoegd.

7) Reactie Tennet

Tennet heeft bij brief van 19 oktober 2005 verzocht om de maximale hoogte in

artikel 14 lid 2 voor bovengrondse hoogspanningsleidingen aan te passen naar

een hoogte van 75m met een vrijstellingsmogelijkheid van 10 %. In 2e instantie is

door Tennet ingestemd met een maximale hoogte van 60m plus 10% vrijstelling.

Deze instemming is schriftelijk bevestigd.

8) Reactie Gemeente Nuenen

De gemeente Nuenen bevestigt in te stemmen met de in het voorontwerpbe-

stemmingsplan opgenomen 2e ontsluiting voor Brandevoort 11, alsmede met het

verlagen van de maximumsnelheid op de A 270 naar 80 km per uur. Waardering

wordt uitgesproken voor het gezamenlijk werken aan de ontwikkeling van het

gebied Brandevoort 11 - Landgoed Gulbergen.

Commentaar:

Van de instemming en waardering van de gemeente Nuenen wordt kennisgeno-

men.

9) Reactie Ministerie van Defensie dienst Gebouwen, Werken en Terreinen.

..

Het plangebied is gelegen in het radarverstoringsgebied van de vliegbasis VoikeI.

Dit houdt in dat om het ongestoord functioneren van radar-en communicatieappa-

ratuur te waarborgen er rond deze vliegbasis een cirkel met een straal van 15

nautische mijl (=27,8 km) geldt, gemeten vanaf de positie van de radar. Binnen

dit gebied dient voor ieder obstakel, hoger dan 65 meter boven NAP, te worden

berekend of er verstoring van de radar optreedt. De mate van verstoring van de

radar is afhankelijk van o.a. hoogte, breedte en opstelling van objecten.

Plannen tot het oprichten van hoge objecten dienen altijd individueel getoetst te

worden door het Ministerie van Defensie en voor deze de Dienst Gebouwen,

Werken en Terreinen, directie Zuid te Tilburg.

Aangezien artikel 14 van de voorschriften hoogspanningsmasten toestaat van 60

m en het maaiveld ter plaatse op ongeveer 20 m + NAP ligt, kan strijdigheid met

het bovengenoemde belang optreden.

Verzocht wordt om de schuingedrukte tekst in de tekst van het plan op te nemen.

Daaraan kan een vrijstelling worden gekoppeld die hogere objecten toestaat, mits

.: Grontmij

150656-Toelichting 23 mei 2006

blad 136 van 143 .

.- .

de werking van de radar niet in onaanvaardbare mate negatief wordt beïnvloed.

Voorafgaand aan het verlenen van de vrijstelling dient advies te zijn ingewonnen

bij de beheerder, het ministerie van Defensie i.c. de Dienst Gebouwen, Werken

en Terreinen directie Zuid te Tilburg.

Commentaar:

De hoogspanningsmasten zijn de hoogste objecten die het bestemmingsplan

kent, dus aan de vrijstellingsregeling voor nog hogere objecten bestaat geen

behoefte. Het nieuwe tracé van de gebundelde hoogspanningsleiding is met de

masttekeningen inmiddels voorgelegd aan de Dienst ta.v. mw. TCouwenberg. In

de plantoelichting zal in hoofdstuk 8 een passage worden toegevoegd met be-

trekking tot het oprichten van hoge objecten binnen het radarverstoringsgebied.

10) Reactie Waterschappen De Aa en De Dommel:

+,:';,~

a. Om te voldoen aan het uitgangspunt hydrologisch neutraal bouwen dient er

45000 m3 ruimte voor

waterberging te worden gerealiseerd in het plangebied. Uit de toelichting blijkt

nog onvoldoende dat deze ruimte wordt gereserveerd. Een sluitende waterbalans

waaruit blijkt dat aan het principe van hydrologisch neutraal bouwen wordt vol-

daan, ontbreekt nog. De waterschappen willen een nadere berekening waaruit

blijkt dat deze ruimte ook inderdaad in het hoofdsysteem kan worden gereali-

seerd.

b. Het watersysteem wordt nog verder uitgewerkt in een waterhuishoudingsplan. De

waterschappen willen in het plan opgenomen zien hoe de waterschappen bij de

totstandkoming van het waterhuishoudingsplan worden betrokken.

c. Hemelwater dat ter plaatse van het bedrijventerrein het risico loopt om verontrei-

nigd te raken, mag niet rechtstreeks via een gescheiden stelsel op het oppervlak-

tewater worden geloosd. Daarbij dient eerst voorzuivering plaats te vinden (met

behulp van een lamellenafscheider of bodempassage).

d. Op blz. 81 is sprake van een passage over "signalen dat dit beleid in de toekomst

kan wijzigen". Verzocht wordt om dit nader toe te lichten, dan wel deze passage

te verwijderen.

e. Het is onduidelijk wat wordt weergegeven in de tabel "geschatte afvoer in de

verschillende watergangen bij verschillende herhalingstijden"op pagina 81. Zijn

dit schattingen van de huidige situatie of voor de toekomst? De afvoer zoals op-

genomen in de tabel is aanzienlijk groter dan de landbouwkundige afvoernorm.

Indien de getallen in de tabeLde toekomstige afvoer weergeven kunnen de wa-

terschappen daarmee niet instemmen.

f. In de waterparagraaf komt op dit moment nog onvoldoende naar voren op welke

wijze het watersysteem wordt vormgegeven. Een en ander wordt wel uitgewerkt

in bijlage 5, verzocht wordt om de belangrijkste punten uit de bijlage over te ne-

men in de toelichting.

g. Het is niet duidelijk waar de kunstwerken (stuwen) zijn voorzien, die verantwoor-

delijk zijn voor de verdeling van het af te voeren regenwater. Door het opnemen

van de stuwen op een kaart kan dit inzichtelijk worden gemaakt

h. In de toelichting ontbreekt een passage over het beheer en onderhoud van de

waterhuishoudkundige voorzieningen. De huidige verdeling van de waterafvoer

blijft gehandhaafd met behulp van regelbare stuwen. Gemist wordt de tekst dat

de aanlegkosten voor de gemeente zijn en dat het onderhoud en het beheer later

door Waterschap Aa en Maas en/of De Dommel zal worden overgenomen.

i. Plankaart:

Alle hoofd- of leggerwatergangen dienen te worden weergegeven als een be-

stemmingsvlak en dienen de bestemming "Water" dan wel "Waterdoeleinden" te

krijgen.

De EVZ dient op de plankaart de bestemming "Natuur" te krijgen.

j.. Planvoorschriften: .

..~..'

.s Grontmij

150656-Toelichting 23 mei 2006

blad 137 van 143

De bestemmingen Water en Natuur in de planvoorschriften opnemen.

In het plan ontbreekt een verwijzing naar de keur; deze bepaalt onder andere dat

naast iedere leggerwaterloop een obstakelvrije zone van 5 meter vanaf de in-

steek van de waterloop gehandhaafd dient te worden. Binnen deze zone is het

verboden om bepaalde handelingen te verrichten, behoudens na ontheffing van

het waterschap.

Commentaar:

Ad a.

Uitgangspunt voor het plan is de berging van 45000 m3water om uiteindelijk hy-

drologisch neutraal te kunnen bouwen. De gemeente committeert zich hieraan. In

de waterparagraaf (zie ook bijlage 5) is aangegeven dat bij een veronderstelde

bergingsschijf van 40 cm dit leidt tot een ruimtebeslag van 11,2 ha. In de voor-

schriften is opgenomen dat tenminste 10,6 ha waterberging gevonden wordt in de

bestemming Gr (groendoeleinden, ecologische ontwikkeling en waterhuishou-

ding). De overige 0,6 ha. wordt gevonden binnen het groen van de woongebie-

den. Het is belangrijk hierbij aan te tekenen dat het aantal m3 per deelgebied

wordt geborgen en hoeveel er in het hoofd systeem geborgen wordt. Bij de verde-

re uitwerking zal het waterbergingsvraagstuk geoptimaliseerd worden.

Ad b.

De verdere planuitwerking per deelgebied zal ingebracht worden in het reguliere

overleg tussen de gemeente en het waterschap c.q. de waterschappen; dit betreft

zowel de uitwerkingsplannen ex artikel 11 WRO als de inrichtingsplannen.

Ad c.

Zoals nu voorzien zal het accent voor het bedrijventerrein vooral liggen op hoog-

waardige technologiebedrijven waarbij geen milieugevaarlijke stoffen in de omge-

ving vrijkomen. Het van de daken afstromende regenwater is daarmee naar ver-

wachting niet vuiler dan van een reguliere woonwijk. Het regenwater van wegen

en parkeerplaatsen kan mogelijk wel vuiler zijn door het intensievere gebruik. Om

deze reden en om elk risico uit te sluiten zal het regenwater vanuit het bedrijven-

terrein via een bodem passage afgevoerd worden naar het oppervlaktewater. De

groene scheggen worden daartoe als bodem passage ingericht. Wegen met een

hoge verkeersbelasting worden sowieso aangesloten op het vuilwaterriool. Voor

het al dan niet aansluiten van verhard oppervlak wordt gewerkt met de landelijke

richtlijnen m.b.t. het afkoppelen van regenwater.

Ad d.

De zin waaraan het waterschap refereert is ongelukkig gekozen. Deze zal verwij-

derd worden en de tekst zal aangepast worden conform paragraaf 4.2.2 in bijlage

5.

Ade.

In de tabel op pagina 81 wordt exact weergegeven wat de titel aangeeft, nl. de

geschatte afvoer in de verschillende watergangen bij verschillende herhalingstij-

den.

Ad f.

Bijlage 5 zal integraal in de plantoelichting worden opgenomen ter vervanging van

de huidige waterparagraaf.

Adg.

De precieze plaats van de verschillende kunstwerken (stuwen etc.) is nog niet

bekend. In bijlage 5 is aangegeven (par.4.1.1.) dat in de uitwerkingsfase onder-

zocht moet worden hoe de afvoer via de Schootense en Papenvoortse Loop pre-

cies moet worden gereguleerd. Daarbij is aangegeven dat de precieze locatie van

de kunstwerken ook aan de orde moet komen. (hoofdstuk 5 van bijlage 5).

, ""

,s Grontmij

150656-Toelichting 23 mei 2006

blad 138 van 143

...

Ad h.

In hoofdstuk 5 van bijlage 5 is aangegeven dat het aspect van beheer en onder-

houd van het (hoofd)watersysteem in de verdere planuitwerking aan de orde zal

komen. Het heeft weinig zin om nu al vast te leggen wie in de toekomst wat gaat

beheren. Dit zal ook afhankelijk zijn van de verschillende functies die de waterlo-

pen krijgen. De aanlegkosten van de waterlopen zullen onderdeel uitmaken van

de planexploitatie, met inachtneming van de uitgangspunten van het nationaal

bestuursakkoord water.

Ad i.

Er liggen in het plangebied op dit moment een aantalleggerlopen. Deze waterlo-

pen zullen als gevolg van de ontwikkeling van Brandevoort lIin meer of mindere

mate verlegd of aangepast gaan worden. Het heeft daarom weinig zin om op het

detailniveau van de legger de huidige situatie van de waterlopen op de plankaart

op te nemen. Uitgangspunt is dat zowel de toekomstige permanent watervoeren-

de watergangen als de bergingsgebieden in de bestemming groendoeleinden,

ecologische ontwikkeling en waterhuishouding komen te liggen. De precieze

ligging van deze elementen binnen deze bestemming kan nu nog niet worden

aangegeven, maar zal in de verdere uitwerking aan de orde komen.

Adj.

Zoals reeds aangegeven onder i kan vanwege het globale karakter van het be-

stemmingsplan in dit stadium nog geen uitspraak worden gedaan over de precie-

ze ligging van de verschillende onderdelen binnen de bestemming groendoelein-

den, ecologische ontwikkeling, en waterhuishouding. Een aparte bestemming

voor water en natuur is derhalve niet zinvol. De functies water en natuur zullen in

elkaar overlopen, omdat het gebied integraal ontworpen en aangelegd zal wor-

den. Het realiseren van een obstakelvrije zone langs de toekomstige waterstruc-

tuur is eveneens een aandachtspunt voor de verdere uitwerking. Dit zal tekstueel

opgenomen worden in de waterparagraaf.

11) Samenwerkingsverband Regio Eindhoven.

..

a. Het westelijk plangebied is deels geprojecteerd binnen het "landschappelijk

raamwerk" zoals opgenomen in het Regionaal Structuurplan. De betreffende

percelen zijn in het voorontwerp van het bestemmingsplan bestemd voor woon-

doeleinden, terwijl deze gronden in het masterplan Brandevoort nog waren aan-

gewezen voor een groene invulling. Het SRE is van mening dat er met de open

groene ruimte tussen Eindhoven en Helmond zuinig moet worden omgespron-

gen. Een duurzame groene inrichting heeft daarom een hoge prioriteit. Het SRE

verneemt graag de ruimtelijke onderbouwing voor de gekozen beleidswijziging

ten opzichte van het masterplan voor wat betreft de aantasting van het land-

schappelijk raamwerk.

b. In de monitoring bedrijventerreinen regio Eindhoven 2005 is recent geconstateerd

dat de regionale voorraad met betrekking tot het hoogwaardig gelabelde segment

binnen enkele jaren opraakt en dus aanvulling behoeft. Zowel vanuit behoefte-

raming , doelgroep (segmentering) als uit een oogpunt van geografische sprei-

ding is de ontwikkeling van businesspark Brandevoort gewenst, voor Helmond en

de regio. Het SRE adviseert na te gaan of binnen het segment hoogwaardig een

verdere segmentering of thematisering mogelijk is, afgestemd op de regionale

behoefte en markt. Tevens adviseert het SRE om na te gaan waar zorgvuldig en

intensief ruimtegebruik kan worden toegepast.

c. In het voorontwerp is niet aangegeven hoe de nieuwe ontsluiting op de A 270

wordt vormgegeven. In het besluit ten aanzien van het voorkeursalternatief BaSE

van 23 juni 2005 is onder andere een weg ten oosten van Nuenen opgenomen,

aansluitend op de A 270. Dit wegvak wordt ongelijkvloers op de A 270 aangeslo-:

ten met 2 rotondes bovenop de aansluiting. Gelet op de afstand tussen de beide

.. "'"

aS Grontmij

150656-Toelichting 23 mei 2006

blad 139 van 143

aansluitingen en de lengte van de invoeg stroken is een afstemmingsoverleg

tussen beide projecten noodzakelijk. Het SRE zal het initiatief tot dit overleg ne-

men. Voor wat betreft het terugbrengen van de maximumsnelheid op de A 270

naar 80 km/u merkt de SRE op dat de wegbeheerder, de provincie, hierover geen

uitsluitsel kan geven.

Commentaar:

Ad a.

De gemeente Helmond is met de SRE van mening dat de groene ruimte tussen

Eindhoven en Helmond waardevol is en een groene inrichting verdient. In die zin

is de planontwikkeling van Brandevoort 11 niet los te zien van die van Gulbergen.

Een integrale afweging op regionaal niveau is van het grootste belang. Dit komt

tot uiting in het masterplan Brandevoort fase 11. Op pagina 24 komt de relatie

tussen Brandevoort en landgoed Gulbergen duidelijk tot uiting De pIanontwikke-

lingen sluiten naadloos op elkaar aan. Het masterplan wijkt inderdaad af van het

oorspronkelijke masterplan voor wat betreft de allocatie van rood en groen; er is

meer groen binnen Brandevoort 11 opgenomen als gevolg van het feit dat sommi-

ge plandelen niet bebouwd konden worden door belemmeringen en de noodza-

kelijke binnenplanse waterberging. Om toch het programma te kunnen realiseren

is aan de westzijde van Kranenbroek een woningbouwprogramma geprojecteerd.

Wel blijven de meest kwetsbare delen - d.w.z. de bestaande bos- en natuurge-

bieden - van Kranenbroek intact, net als op Liverdonk. De groenzone ten zuid-

westen van Liverdonk is gelegen op grondgebied van de gemeente Geldrop-

Mierio. Daarom is dit gebied niet op de plankaart opgenomen. Desalniettemin zal

hier de groenzone wel gerealiseerd gaan worden onder regie van de gemeente

Geldrop-Mierlo, een en ander zoals schriftelijk is vastgelegd tussen Helmond en

de toenmalige gemeente Mierio; zie ook het commentaar onder 2 ad h.

Tenslotte wordt hierover opgemerkt 'dat alle waardevolle groengebieden die ver-

loren gaan als gevolg van Brandevoort 11 gecompenseerd zullen worden over-

eenkomstig de provinciale compensatieregeling.

Ad b.

Met betrekking tot het businesspark Brandevoort worden met diverse marktpar-

tijen gesprekken gevoerd om te komen tot een optimale segmentering en thema-

tisering van het terrein. Een en ander zal gestalte krijgen in een uitwerkingsplan.

Tot dat moment is het van belang om opties voor het terrein open te houden zo-

dat flexibel kan worden ingespeeld op de markt. De regionale beleidsregels inza-

ke intensief ruimtegebruik worden ook door Helmond onderschreven.

Ad c. .

Zie over de nieuwe ontsluiting en de flankerende activiteiten met betrekking tot

de A 270 het commentaar onder 2 ad k. Daarnaast wordt verwezen

naar de begeleidende brief van de provincie waarin een en ander schriftelijk is

vastgelegd. Deze brief is ook aan de gemeente Nuenen toegestuurd, waardoor

dit regime ook voor het grondgebied van Nuenen zal gaan gelden. Wel geeft dit

ons inziens aanleiding om de gedachte aantakking van het voorkeursalternatief

(ongelijkvloers met 2 rotondes boven

op de aansluiting te heroverwegen.

12) Reactie De gemeente Geldrop-Mierlo

a. De gemeente Geldrop-Mierlo wenst betrokken te worden bij de planvorming

met betrekking tot de afronding van de wijk Brandevoort 11 omdat een groot

deel van de gedachte groene planranden geprojecteerd zijn op het grondge-

bied van Geldrop-Mierlo.

b. De voorgestelde onderbreking van de Broekstraat ter hoogte van de hoog-

spanningsleiding is ongewenst vanuit het oogpunt van de gemeente Geldrop-

Mierio omdat het gebied Broekstraat hierdoor erg geïsoleerd komt te liggen.

.s Grontmij

150656-Toelichting 23 mei 2006

. blad 140 van 143

Ad a. De gemeente Helmond wil graag samen met de gemeente Geldrop-

Mierlo komen tot een gezamenlijke planvormingstraject voor de realisatie

van groene planranden voor Brandevoort 11. Inmiddels is hier ambtelijk

overleg over geëntameerd. Op verzoek van de gemeente Geldrop-Mierlo is

een voorlopige inrichtingsschets gemaakt (zie pagina XX van deze toelich-

ting). Nadere uitwerking van het inrichtingsplan wordt door de gemeente

Helmond gezien als een gezamenlijke opgave.

Ad b. De ontsluiting van de buurtschap Broekstraat is inmiddels onder~

werp van ambtelijk overleg. De gemeente Helmond erkent dat het gebied

Broekstrilat geïsoleerd komt te liggen door de voorgenomen maatregelen.

Overigens geldt de onderbreking niet voor langzaam verkeer. Dit neemt

niet weg dat de gemeente Helmond bereid is om exclusief voor bewoners

van het gebied Broekstraat met bestemming Brandevoort toegang middels

een pasjessysteem te introduceren. Zodoende kan dit bestemmingsverkeer

toegang krijgen tot de wijk. Daarnaast wijst de gemeente Helmond er op

dat de gemeente Geldrop-Mierlo zelfstandig de Broekstraat ter hoogte van

de Luchense wetering afgesloten heeft. Zij zou kunnen overwegen deze

afsluiting op te heffen waardoor het gebied Broeksttraat automatisch beter

ontsloten wordt.

13) Reactie Rijkswaterstaat

a. Rijkswaterstaat is van mening dat de mobiliteits- en bereikbaarheids-

problematiek duidelijk in beeld gebracht moet worden. Met name ver-

keersstromen die richting de A67 worden geleid dienen duidelijk in

beeld gebracht te worden.

Ad a. De bereikbaarheid van de regio Zuidoost Brabant wordt in toene-

mende mate gekenmerkt door structurele en incidentele files, m.n. tijdens

de ochtend en avondspits. In 2003 hebben de gezamenlijke wegbeheerder

in Zuid-Oost Brabant (21 gemeenten, R WS en de Provincie) besloten

. gezamenlijk met het SRE de regio beter bereikbaar te houden tot en met

2010 middels gebiedsgericht benutten. Binnen BBZOB is een netwerkvi-

sie opgesteld, zijn huidige en toekomstige verkeersproblemen en op te los-

sen knelpunten beschreven en zijn oplossingsrichtingen bedacht. Deze

stappen hebben geleid tot een maatregelenpakket van 130 maatregelen,

welke zijn vastgesteld in juli 2005. Momenteel worden regelscenario's

uitgewerkt en worden de maatregelen omgezet in concrete projecten. In

deze exercities is het verkeersaanbod dat gegenereerd wordt door Brande-

voort II steeds verdisconteerd. Derhalve kan gesteld worden dat mobili-

teits- en bereikbaarheidseffecten wel degelijk reeds in beeld gebracht zijn.

Een van de pilotprojecten van BBZOB is Beter Bereikbaar Helmond. Deze

studie kent een nauwe relatie met de studie Hoofdwegenstructuur van de

gemeente Helmond. Binnen de studie Beter Bereikbaar Helmond worden

de maatregelen uit de Studie Hoofdwegenstructuur en uit het BBZOB-

project in samenhang bekeken en onderzocht of er nog aanvullende regel-

scenario's benodigd zijn.

.s Gr~ntmij

150656-Toelichting 23 mei 2006

blad 141 van 143

14) Reactie Regionale Brandweer, proactie en preparatie

a. Het advies van de Regionale Brandweer betreft geen advies confonn

artikel 13 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen. Daartoe dient

het ontwerp bestemmingsplan naar de regionale brandweer voor advies

gestuurd te worden.

b. In het veiligheidsonderzoek zou meer aandacht besteed moeten worden

aan de risico's van het aardgastransport en de effectkant van de diverse

risico bronnen. Volgens de circulaire "Zonering langs hoge druk aard-

gastransportleidingen" uit 1984 geldt een toetsingsafstand van 115 me-

ter. Als hiervan wordt afgewek~n moet een goede (planologische) on-

derbouwing hieraan ten grondslag liggen. Het is daarnaast de verwach-

. ting dat met de in voorbereiding zijnde herziening grotere veiligheids-

afstanden gaan gelden. Hierop zou geanticipeerd moeten worden.

c. De grens van het 1 %-letaliteitsgebied (groepsrisico) ligt op 281 meter.

Om te waarborgen dat kwetsbare groepen niet op korte afstand van het

spoor worden gesitueerd wordt geadviseerd om dit ook in de voor-

schriften vast te leggen. Dit kan door op te nemen dat binnen 20 meter

van het spoor, bij de bestemmingen centrumgebied en woondoeleinden

lI, functies uitgesloten worden die een gebruik door venninderd zelf-

redzame groepen mogelijk maken.

d. Een geluidschenn leidt slechts in beperkte mate tot een reductie van

het groepsrisico, maar heeft vooral effect op het plaats gebonden risico.

Omdat een geluidschenn de adequate inzet door hulpdiensten sterk kan

beperken wordt voorgesteld om bij de vonngeving rekening te houden

met de "Richtlijn voor de uitvoering van geluidschennen" (uitgave Re-

gionale brandweer Zuidoost-brabant). en een goede bereikbaarheid van

het geluidschenn te waarborgen.

e. In het onderzoek worden met betrekking tot het groepsrisico rondom

de spoorlijn een aantal zaken wat overgewaardeerd zoals de lagere

snelheid van de treinen, de invloed van het openstellen van de Betuwe-

lijn en de B5-initiatieven. Het uitwerken van concrete, veiligheidsver-

hogende maatregelen blijft noodzakelijk

Commentaar:

Ad.a Ook het ontwerp bestemmingsplan wordt confonn het Besluit ex-

terne veiligheid inrichtingen voor advies gestuurd naar de regionale

brandweer.

Ad b In de tekst is opgenomen dat in de zone tussen de minimale be-

bouwingsafstand en de toetsingsafstand van 115 meter ter bevordering

van de veiligheid extra veiligheidsverhogende maatregelen worden ge-

nomen.

Ad c Het advies is overgenomen. Daarnaast is in de toelichting opge-

nomen dat binnen de 1 %-letaliteitsgrens speciale aandacht wordt be-

steed aan fysieke kenmerken en dat voor bijzondere bestemmingen in

deze zone nadere eisen worden gesteld.

.s Grontmij

150656-Toelichting 23 mei.2006

blad 142 van 143

.. .

Ad d. Het advies is in de tekst verwerkt.

Ad e De tekst is aangevuld en het nemen van veiligheidsverhogende

maatregelen bij de planuitwerking is benadrukt.

10.2

Uniforme openbare voorbereidingsprocedure

Op 1 juli 2005 is de Uniforme openbare voorbereidingsprocedure (u.o.v.)

uit de Algemene Wet Bestuursrecht (A WB) in werking getreden. De U.o.V.

komt te staan in de nieuwe afdeling 3.4 van de A WB en vervangt de twee

bestaande openbare voorbereidingsprocedures.

Met de inwerkingtreding van de U.o.V. is artikel6a uit de Wet op de Ruim-

telijke Ordening (WRO) komen te vervallen. Inspraak wordt vanaf nu ver-

leend door toepassing van afdeling 3.4 van de A WB voor zover in de ge-

meentelijke inspraakverordening niet anders is bepaald.

Omdat dit artikel 6a van de WRO is vervallen, zijn gemeenten dus niet

langer verplicht een inspraakprocedure te volgen voor ruimtelijke plannen,

zoals een bestemmingsplan. In de gemeentelijke inspraakverordening kan

dit nog wel worden opgenomen, maar zoals gezegd is het geen verplichting

meer op grond van de WRO.

~,

'1

!

Door de gemeenteraad van Helmond is op 4 oktober 2005 een nieuwe in-

spraakverordening vastgesteld. Daarmee is het vervallen van de inspraak-

verplichting zoals-voorzien in de Algemene Wet Bestuursrecht daadwerke-

lijk geëffectueerd.

De termijn van ter inzage legging van het ontwerp-bestemmingsplan wordt

6 weken, in plaats van 4. Daarnaast kunnen op grond van de u.o.v. ziens-

wijzen ook mondeling worden ingediend, terwijl voorheen een zienswijze

alleen schriftelijk mocht zijn.

.f Grontmij

150656-Toelichting 23 mei 2006

blad 143 van 143

Uw Reactie
Uw Reactie